In de Verenigde Staten wordt redelijk gebruik bepaald door een rechter, die beoordeelt hoe elk van de vier factoren van redelijk gebruik van toepassing is op een specifiek geval.
1. Het doel en de aard van het gebruik, inclusief of dergelijk gebruik voor commerciële doeleinden is of voor educatieve of non-profitdoeleinden
Rechtbanken richten zich meestal op het feit of het gebruik 'transformerend' is. Dat wil zeggen, of het gebruik een nieuwe uitdrukking of betekenis aan het origineel verleent, of dat het origineel louter is gekopieerd. Commercieel gebruik wordt minder snel als redelijk gebruik beschouwd, ook al is het mogelijk om inkomsten te genereren met een video en je toch te beroepen op het beginsel van redelijk gebruik.
2. De aard van het auteursrechtelijk beschermde werk
Het gebruik van materiaal uit hoofdzakelijk feitelijke werken wordt waarschijnlijker beschouwd als redelijk dan het gebruik van puur fictieve werken.
3. de hoeveelheid en het aandeel van het gebruikte gedeelte in relatie tot het auteursrechtelijk beschermde werk als geheel
Het lenen van kleine hoeveelheden materiaal uit een origineel werk wordt waarschijnlijker beschouwd als redelijk gebruik dan het lenen van grote hoeveelheden. In bepaalde situaties kan zelfs het lenen van een kleine hoeveelheid materiaal ervoor zorgen dat iets niet wordt beschouwd als redelijk gebruik als het gebruikte materiaal de 'kern' van het werk vormt.
4. Het effect van het gebruik op de potentiële markt voor, of waarde van, het auteursrechtelijk beschermde werk
Gebruik dat een negatieve invloed heeft op de mogelijkheid van de eigenaar van het auteursrecht om te profiteren van zijn of haar originele werk, wordt veel minder vaak beschouwd als redelijk gebruik. Rechtbanken hebben soms een uitzondering gemaakt onder deze factor in gevallen met betrekking tot parodieën.