(roepnaam: Wim), secretaris internationaal beroepssecretariaat van handels- en kantoorbedienden 1934-1958, is geboren in Rotterdam op 7 september 1899 en overleden te Amsterdam op 3 november 1975. Hij was de zoon van Hendrik Spiekman, sociaaldemocratisch voorman van de Rotterdamse arbeidersbeweging, en Teelke Hommes. Op 27 mei 1926 trouwde hij met Trijntje van Sitteren, collectrice, met wie hij een dochter en een zoon kreeg. Dit huwelijk werd niet ontbonden, maar vanaf 1948 woonde Spiekman bij Berber van de Water, kantoorbediende, in Ermelo. Op 7 december 1950 trok Van de Water met haar twee zonen bij Spiekman in Amsterdam in.
Tijdens de onderduik in de periode 1940-1945 noemde Spiekman zich Van de Water.
Als zoon van zijn bekende vader, een van de oprichters van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en stimulator van de Rotterdamse partij en vakbeweging, zou Spiekman zijn hele leven ‘de jonge Spiekman’ heten. Zijn moeder kwam net als zijn vader uit het Groningse en was de pleegdochter van Jan Poppes Hommes, een bekende vrijdenker, anarchist en hotelier in Finsterwolde en bevriend met Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Spiekman ging in Rotterdam naar de driejarige Hoogere Burgerschool. Omdat hij het eerste jaar meer tijd besteedde aan voetballen, flirten en zwemmen, deed hij er vier jaar over. In september 1916 ging hij naar de vierde klas van de Openbare Handelsschool en deed in juni 1918 eindexamen. Zijn vader overleed eind 1917. Na de handelsschool werkte Spiekman enkele maanden op het advertentiekantoor van partijgenoot Karel van Staal en begon in september 1918 met zijn studie aan de Nederlandsche Handels Hoogeschool. Hier volgde hij colleges economische geschiedenis bij N.W. Posthumus en G.W. Kernkamp. In 1921 brak hij zijn studie om financiële redenen af, werkte op verschillende kantoren en vertrok naar Amsterdam, waar hij op den duur beter kon aarden dan in Rotterdam. Hij vond een baan als assistent op de redactie Buitenland van Het Volk bij Franc van der Goes, die echter weinig moeite deed hem in te werken in zijn nieuwe werkkring. Hij voelde zich steeds minder tot de journalistiek aangetrokken en werd aangenomen als assistent van Roel Stenhuis, die behalve voorzitter van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen ook algemeen secretaris was van de Internationale Federatie van Fabrieksarbeidersbonden. Spiekman was bij dit internationale beroepssecretariaat belast met de technische voorbereidingen van de bestuursvergaderingen in Amsterdam, nam als tolk aan de vergaderingen deel en maakte de verslagen van de bijeenkomsten. Hij kon goed met buitenlandse bestuurders opschieten, maar toen de grote Engelse bond het beroepssecretariaat verliet, zag Stenhuis zich gedwongen hem vanwege de teruggelopen inkomsten in de loop van 1923 te ontslaan. Begin 1923 had Spiekman zich verloofd met Trijntje van Sitteren, maar zij zouden pas in 1926 trouwen.
Spiekman werkte een tijd als verzekeringsinspecteur maar werd in december 1923 door Gerrit J.A. Smit jr., algemeen secretaris van het Internationaal Verbond van Handels- en Kantoorbedienden en Technici, naar de Franse naam afgekort als FIET, aangetrokken als assistent. Tot 1929 deed Spiekman alle secretariaatswerkzaamheden alleen, in dat jaar kwam de Duitse Anna Oetzmann erbij. In 1934 werd Spiekman, ondanks weerstand van zijn eigen vakbond, de Algemeene Nederlandsche Bond van Handels- en Kantoorbedienden, benoemd tot algemeen secretaris als opvolger van de overleden Smit. Oorzaak van de tegenstand was Spiekmans lidmaatschap van de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP). Omdat hij de SDAP ontrouw was geworden, werd hij verdacht gemaakt als tegenstander van ‘vrije’ vakverenigingen. Dit was ongetwijfeld een verwijzing naar de strijd voor internationale eenheid in de vakbeweging van Edo Fimmen, de leider van de Internationale Transportarbeiders Federatie (ITF), en diens streven naar brede linkse samenwerking, ook met politieke tegenstanders. Spiekman begeleidde voor de OSP een sociaaleconomisch studieclubje en bracht daar de linkse socialist en latere schrijver Sal Santen begrip voor het marxisme bij. Spiekman was in internationale bediendenkringen geen onbekende, omdat hij vanaf 1924 alle vakgroepsconferenties en alle congressen van het internationaal beroepssecretariaat had bijgewoond, nadat hij die ook had voorbereid. De als alternatief voor Spiekman genoemde Cor Jacobsen werd het niet. Vanaf 1934 nam Spiekman namens de FIET ieder jaar deel aan de Internationale Arbeidsconferentie van de Internationale Arbeids Organisatie in Genève. Daar stonden het terugdringen van de werkloosheid en de veertigurige werkweek op de agenda. Behalve intelligent was Spiekman vrolijk. Hij hield van ‘Witzen’ (zijn Herinneringen staan er vol van) en was trots op de bijnaam ‘der Tanzsekretär’, die hij op een van de congressen kreeg. Tenslotte was hij zakelijk en moedig. Tussen 1933 en 1938 maakte hij vele reizen naar Duitsland, Oostenrijk en later Hongarije en Tsjechoslowakije om morele, praktische en financiële steun aan collega-bestuurders te bieden en hen zo nodig over de grens te helpen om aan de nationaalsocialisten te ontkomen.
Spiekmans antifascistische werk is minder bekend dan dat van Fimmen voor de eveneens in Amsterdam gevestigde ITF, met wie Spiekman samenwerkte. Hij was hierover zo zwijgzaam dat hij in de eerste versie van zijn Herinneringen alleen vermeldde dat hij op reis was gegaan, maar het doel van die reizen niet noemde. Anders dan Fimmen, die een internationaal netwerk van transportarbeiders in de door nationaalsocialisten beheerste landen tot stand wist te brengen, streefde Spiekman niet naar een illegale organisatie van handels- en kantoorbedienden, waarschijnlijk omdat het deze vakbondsmannen in deze landen aan de middelen en vereiste mentaliteit ontbrak, maar hij hield zijn contacten zo lang als mogelijk was in stand. Ook voerde hij soms opdrachten voor Fimmen uit. Samen met de ITF en het internationale beroepssecretariaat van fabrieksarbeidersbonden gaf de FIET enkele illegale vlugschriften voor Duitse en Oostenrijkse arbeiders en bedienden uit. Ontvangen berichten en eigen waarneming verwerkte Spiekman in de Deutschland Berichte, die onregelmatig in het Duits, Engels en Frans verschenen en onder de aangesloten bonden werden verspreid. De emigrantensituatie probeerde hij onder de aandacht te brengen van de nationale bonden in de betreffende landen. Vanwege een verscherpte activiteit van de Gestapo, die hem en J. Roelofs, de secretaris van het internationale beroepssecretariaat van lithografen, wilde laten arresteren wanneer zij de grens zouden passeren, reisde hij na 1938 niet meer naar Duitsland, ook om te voorkomen dat hij zijn vrienden in gevaar zou kunnen brengen. Oetzmann ondernam eveneens reizen naar Duitsland. Zij werd na de bezetting van Nederland door de Duitsers gearresteerd, maar overleefde kamp Ravensbrück. Deze internationale vakbondsfunctionarissen zagen heel goed dat ook Nederland werd bedreigd. De ITF verhuisde in 1939 naar Engeland. Spiekman liet zijn organisatie draaien met zo weinig mogelijk mensen en was er trots op dat de Duitse bezetters in 1940 niet meer dan ruim één gulden aan banksaldo in beslag konden nemen. De rest had hij naar Engeland overgebracht. Het archief wist hij op het laatste moment weg te sluizen en te vernietigen. Direct na de bezetting begreep hij dat de bezetters hem zochten. Hij dook onder, eerst in Ermelo en korte tijd in Nunspeet, zo perfect dat in 1942 in Frankrijk het bericht circuleerde dat hij was overleden. Hij verbleef bij Berber van de Water, die op het kantoor van de Algemeene had gewerkt en in juli 1940 naar Ermelo was verhuisd. Spiekman, die in Ermelo bekend stond als Van de Water, verkocht er staatsloten en gaf bijles in moderne talen. Dit was een welkome aanvulling op de financiële steun die hij uit NVV-kring en van zijn moeder kreeg. Hij wist in contact te blijven met andere voormalige bestuurders.
Bij de bevrijding van Ermelo in april 1945 gaf Spiekman brieven voor Engelse vakbondsbestuurders mee aan een Canadese soldaat die naar Engeland met verlof ging. Al in mei kreeg Spiekman antwoorden. Hij keerde terug naar Amsterdam en zette zich direct aan de wederopbouw van het internationale beroepssecretariaat en wist in augustus toestemming te krijgen om in Londen de vergadering van de Algemene Raad van het Internationaal Vak Verbond bij te wonen. Hij knoopte de banden met oude bonden weer aan. Het uitnodigen van Duitse leden op het eerste naoorlogse congres in het Zweedse Malmö in 1946 wekte wrevel, hoewel deze mensen toegewijde illegale medewerkers in nazi-Duitsland waren geweest. Spiekman zette er door dat voorrang gegeven werd aan het bijeenroepen van vakgroepsconferenties liever dan van het beroepssecretariaat. Met een lening van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen kon hij iemand op het secretariaat in Amsterdam aanstellen. Nadat Co van den Born, die hij van het secretariaat van de Algemeene kende, hem een tijdlang enkele dagen per week met de administratie geholpen had maar bij de Vrouwenbond van de Partij van de Arbeid ging werken, nam hij in 1947 Vrouwkje Bonettemaker in dienst. Buitenlandse reizen waren moeilijk destijds, omdat het Ministerie van Financiën toestemming en de benodigde deviezen moest leveren. Spiekman zette zich in voor voldoende autonomie van de beroepssecretariaten binnen het Wereld Vak Verbond, waar de opkomende Koude Oorlog speelde, en de afsplitsing daarvan in 1949, het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen. Op het congres van de FIET in 1952 verzette Jacobsen, die de Nederlandse bond van handels- en kantoorbedienden vertegenwoordigde, zich tegen het voorstel van Spiekman om een adjunct algemeen secretaris aan te stellen, maar Jacobsen kon de overige bestuurders niet overtuigen. Spiekman werd op de congressen van 1952 en 1955 herkozen als algemeen secretaris, maar in 1958 stelde hij zich niet herkiesbaar, onder meer vanwege een moeilijke verhouding met de nieuwbenoemde Oostenrijkse voorzitter Fritz Hillegeist, die vond dat Spiekman aan hem verantwoording schuldig was. Dergelijke moeilijkheden had hij met alle vorige voorzitters niet ondervonden. Wel bleef hij in contact met zijn organisatie, waarvan hij de congressen trouw bezocht.
In 1960 vond Spiekman een nieuwe werkkring op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, waar met geld van de Ford Foundation archieven werden geordend. Daar ordende hij vele van de aanwezige vakbondsarchieven, onder meer dat van de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond. Zijn kennis van de vakbewegingswereld kwam daarbij van pas. Ook schreef hij er zijn Herinneringen, waarin hij zijn internationale carrière beschreef met veel biografische gegevens over de buitenlanders met wie hij lang samenwerkte. Toen hij op het Instituut werd gepensioneerd, werkte hij mee aan het registerproject dat bedoeld was om boeken over de arbeidersbeweging die nog geen register hadden toegankelijker te maken voor de onderzoekers. Met ware hartstocht wijdde hij zich aan dit werk. Hij werd lid van de Nederlandse Vereniging voor Sociale Geschiedenis. Hij woonde de vergaderingen niet bij maar las het tijdschrift vol interesse, zoals ook het geval was bij alle boeken die hij van een register voorzag. Eind 1975 overleed Spiekman onverwacht. Zijn aandeel in de internationale vakbeweging en zijn verdiensten voor de sociale geschiedenis zijn het herdenken waard. De FIET roemde Spiekmans betekenis voor het voortbestaan van de organisatie rond de Tweede Wereldoorlog: ‘That FIET survived was thanks essentially to him’.
De International Federation of Commercial, Clerical and Technical Employees Archives, aanwezig in IISG Amsterdam, bevat door Spiekman bijeengebracht materiaal en zijn correspondentie, zie https://search.socialhistory.org/Record/ARCH00407.
The international non-manual workers’ movement (Amsterdam 1938); The international non-manual workers’ movement (Amsterdam 1950, ook versies in het Duits, Engels en Spaans); Herinneringen. 1931-1945, Amsterdam z.j. (typoscript aanwezig in IISG); Enkele belevenissen van W.G. Spiekman, algemeen secretaris (juli 1934 - juli 1958) van het Internationaal Verbond van Handels- en Kantoorbedienden en Technici, voornamelijk in de jaren 1931-1945, Amsterdam 1968 (typoscript aanwezig in IISG).
J. Price, The international labour movement (London 1945); K.R. van Staal, Van muzikant tot reclameman (Haarlem 1948); H. Esters en H. Pelger, Gewerkschaften im Widerstand (Hannover 1967); FIET, Report on Activities 1973-1976 (Geneva 1976, Obituary) 10; Chr.A. de Ruyter-de Zeeuw, Hendrik Spiekman (Rotterdam 1971); J.M. Welcker, ‘Willem Geert Spiekman (6 september 1899 – 3 november 1975)’ in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, mei 1976, 190-193; B. Reinalda, Bedienden georganiseerd. Ontstaan en ontwikkeling van de vakbeweging van handels- en kantoorbedienden in Nederland van het eerste begin tot in de Tweede Wereldoorlog (Nijmegen 1981); B. Reinalda, Onze strijd (Nijmegen 1981); B. Reinalda, De dienstenbonden. Klein maar strijdbaar (Baarn 1985); S. Santen, Kinderdief (Amsterdam 1988) 47-50; S. Koch-Baumgarten en P. Rütters (red.), Zwischen Integration und Autonomie. Der Konflikt zwischen den Internationalen Berufssekretariaten und dem Weltgewerkschaftsbund um den Neuaufbau einer internationalen Gewerkschaftsbewegung 1945 bis 1949. Eine Quellenedition (Keulen 1991); W. Buschak, ‘Arbeit im kleinsten Zirkel’. Gewerkschaften im Widerstand gegen den Nationalsozialismus (Hamburg 1993); R. Grantham, 1904 – FIET – 1994: FIET History (z.pl. 1993, gestencild); FIET 90. 1904-1994 (Genève 1994); B. Reinalda (red.), The International Transportworkers Federation 1914-1945. The Edo Fimmen Era (Amsterdam 1997); A. Carew et al. (red.), The International Confederation of Free Trade Unions (Bern 2000); W. Buschak, Edo Fimmen. Der schöne Traum von Europa und die Globalisierung (Essen 2002); G. Van Goethem, De Internationale van Amsterdam. De wereld van het Internationaal Vakverbond (IVV) 1913-1945 (Antwerpen 2003).
W.G. Spiekman, IISG