Dirigent en componist Eberhard Schoener (1938) staat bekend als een van de meest innovatieve Duitse muzikanten van zijn generatie. Hij mengt klassiek met rock, elektronica met volksmuziek, opera met jazz, schreef de eerste internetopera 'Virtopera' – kortom, als er iemand moeilijk in een hokje is te stoppen, dan is hij het wel.
Hoewel Schoener misschien wel het meest bekend is als componist van muziek voor Duitse series als 'Das Erbe der Guldenburgs', 'Der Alte', 'Derrick' en 'Siska', timmert hij al sinds de jaren zestig aan de weg met tal van projecten, zonder zich aan genre-grenzen te storen. Hij was de eerste met een Moog-synthesizer in Duitsland ("Da kamen die Rocker zu mir, um sich das Ding erklären zu lassen'') en ik ken hem vooral dankzij zijn baanbrekende albums uit de jaren zeventig.
Toen Enigma-opperhoofd Michael Cretu nog op de middelbare school zat, gebruikte Schoener al gregoriaanse koorstukken in combinatie met pop. Lp's als 'Meditation' (1973)'Windows' (1974) en 'Bali Agung' (1976) zijn te beschouwen als wereldmuziek avant la lettre en nog steeds net zo grensverleggend als toen. Reden voor dit stukje is echter de lp 'Trance-Formation' uit 1977, een enigszins vergeten mijlpaal in de geschiedenis van de elektronische muziek. Schoener riep voor dit album de hulp van het Tölzer Knabenchor, een Aziatisch monnikenkoor, een compleet orkest en diverse gastmusici (onder wie Police-gitarist Andy Summers) - allen gebundeld onder de noemer 'the secret society'.
Het resultaat is bijzonder intrigerend; openingsnummer ''Falling in Trance'' vermengt bijvoorbeeld Latijnse klanken met een pulserend ritme, terwijl het ruim 12 minuten durende titelnummer niet zou misstaan op een avant-gardistische verzamelaar: elektronische klanken zwellen aan, het jongenskoor wordt door de sampler gehaald, een manisch kerkorgel rommelt in de verte, de elektrische gitaar van Summers scheurt en knarst en terwijl zangeres Mary Gregory in de beste Diamanda Galás-traditie woordeloze kreten uitstoot zet Schoener zijn Moog aan... 'Trance-Formation' is dertig jaar na dato nog net zo bijzonder als toen. Luister zelf (89 MB, 320 kbps – een formidabele vinyl-rip).
Wie niet weet wat hij of zij vanavond (26 juni) moet doen: kom naar Nouveau Noir, een nieuwe alternatieve dansavond die name gericht is op dansbare undergroundmuziek. Niet de hele avond met je biertje aan de kant van de zaal hangen of depri ‘dubbeltjes rapen’, maar lekker met de voeten van de vloer. DJ Araglin zorgt ervoor dat je je geen moment verveelt! Wave, synthpop, dark alternative, gothic rock, shoegaze, batcave, new romantic - alles uit heden en verleden passeert de revue.
Als slagroom op de taart staan er elke editie één of twee bands op het podium. Tijdens de eerste editie kun je genieten van optredens van de Nederlandse wave-bands Fertile Reality en Zwarte Poëzie. Fertile Reality timmert al sinds 1994 aan de weg met een eigenzinnige mix van wave, postpunk en gothic-rock. In maart verscheen hun vierde album 'No Moon At All', die zonder uitzondering positief werd ontvangen. De vijfkoppige band stond onder meer in het voorprogramma van The Mission en The Cold en staat garant voor een sfeervolle en uitstekende liveshow.
De jonge Utrechtse formatie Zwarte Poëzie laat zich inspireren door donkere sound van onder meer The Cure, Joy Division en Placebo. Bijzonder zijn de intrigerende Nederlandstalige songteksten van zanger en oprichter Edwin van der Velde. In het najaar van 2008 zag het mini-album 'Grijs Verleden' het licht, waarmee Zwarte Poëzie zich in één klap op de Nederlandse undergroundkaart zette. De eerste editie van Nouveau Noir vindt plaats in oefenstudio dB's aan de Cartesiusweg in Utrecht, de entree bedraagt slechts 7 euro. Zie voor de affiche en meer informatie deze pagina.
I've Been A Victim Of A Selfish
Kind Of Love
It's Time That I Realize
That There Are Some With No
Home, Not A Nickel To Loan
Could It Be Really Me,
Pretending That They're Not Alone?
Uit: 'Man In The Mirror'. RIP Michael Jackson (1958-2009)
In mijn geheugen zijn de drie grootste liefdadigheidsacties van de jaren tachtig samengeklonterd tot één geheel. Niet echt verwonderlijk natuurlijk, want Band Aid, USA For Africa en Live Aid vonden plaats binnen een bestek van enkele maanden: Band Aid in december 1984 ('Do they know it's Christmas'), USA For Africa in maart 1985 ('We Are The World') en het spectaculaire, 16 uur durende Live Aid-concert in juli 1985. En daar komt nog eens bij dat de Band Aid- en USA For Africa-clips nogal op elkaar leken; in beide gevallen was een groot aantal supersterren opgetrommeld om acte de présence te geven.
Wederom speelt mijn geheugen me parten, want voor mijn geestesoog zingen Michael Jackson en Boy George gezellig samen in één studio, maar dat was natuurlijk niet zo (zie hier en hier). Band Aid was een Engels initiatief, terwijl USA For Africa (de naam zegt het al) door Amerikaanse artiesten op poten was gezet. Het grappige is dat 'Do they know it's Christmas' (geschreven door Bob Geldof en voormalig Ultravox-frontman Midge Ure) is uitgegroeid tot een klassieker (of beter gezegd: een kerstklassieker), terwijl je 'We Are The World' eigenlijk nooit meer hoort. En ik denk dat dat komt omdat het nummer (een pennenvrucht van Michael Jackson en Lionel Richie) destijds zo ontzettend vaak voorbij kwam zetten dat het grondig is stukgedraaid. En om nu te zeggen dat het muzikale eeuwigheidswaarde heeft, nou nee. Ter illustratie: op 5 april 1985 was de single tegelijkertijd te horen op 5000 Amerikaanse radiozenders en alleen in de Verenigde Staten gingen er van 'We Are The World' ruim 7,5 miljoen stuks over de toonbank.
Iets minder bekend is het gelijknamige album, met bijzondere tracks en covers van onder andere Prince ('4 the Tears In Your Eyes', deze versie met The Revolution is alleen te vinden op de USA For Africa-compilatie), Bruce Springsteen (een cover van Jimmy Cliffs 'Trapped'), Tina Turner en Huey Lewis & The News. Het merendeel van de tracks heeft de tands des tijds niet heelhuids weten te doorstaan en deze lp is dan ook vooral leuk uit nostalgische overwegingen of als je alles van een bepaalde artiest compleet wilt hebben – én natuurlijk voor de ruim zeven minuten durende versie van 'We Are The World'. Luister zelf: USA For Africa – 'We Are The World' (192 kbps, 62 MB).
Als ik zou willen, zou ik van mijn weblog een best wel behoorlijk saaie aanlegenheid kunnen maken door elke dag een stukje te tikken over de activiteiten van stichting Brein, websites die offline worden gehaald, rechtszaken die worden aangespannen en onderzoekers die over elkaar heen buitelen met elkaar tegensprekende onderzoeken.
Tot voor kort hield ik dit allemaal enthousiast bij, maar zo langzamerhand bekruipt me steeds minder de lust om er een entry aan te wijden – het is schrijven tegen de bierkaai. Hoe hard je ook in je virtuele politie-auto over het internet scheurt, de geest is uit de fles. Maar zoals mijn vader afgelopen zondag al terecht opmerkte, de afgelopen tijd is het wel weer aan het rommelen in downloadland. Zo werd vorige week de 32-jarige Amerikaanse moeder Jammie ThomasRasset veroordeeld tot een boete van 1,92 miljoen dollar (1,37 miljoen euro) omdat ze in 2003 24 mp3'tjes deelde via ruilnetwerk Kazaa. Dat komt neer op 80.000 dollar per track. Waanzin, vooral ook omdat de aanklagers niet hard konden maken dat deze mp3'tjes werden gedownload via haar pc.
En nu buigt ook de Tweede Kamer zich over het downloaden. Of, om het wat exacter te verwoorden: een commissie van de Tweede Kamer pleit voor vervolging van downloaders van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Downloaden is nu nog legaal in Nederland. Ter compensatie wil de Kamercommissie de thuiskopieheffing (de heffing op lege cd's en dvd's) opheffen. Nu maakt dit ook niet zoveel meer uit; de regeling was wegens financiële wanorde bij Stichting Thuiskopie toch al sinds begin 2008 bevroren. Het is niet zo dat er direct jacht wordt gemaakt op downloaders: dit gebeurt pas als er voldoende legale alternatieven beschikbaar zijn, aldus de commissie.
En dat kan dus wel even duren, want het legale aanbod is nog altijd huilen met de pet op - of is het zo dat per mp3'tje bekeken wordt of je het ook legaal en tegen betaling had kunnen binnenhalen? Geldt dat ook voor vinyl-rips? En hoe zit het eigenlijk met je privacy en de medewerking van providers? Wie het spoor enigszins bijster is, klik dan door naar dit overzichtelijke artikel op Webwereld.
Lydia Tuinenburg was de eerste Nederlandse vrouwelijke rock & roll-zangeres. Ze kwam uit Apeldoorn, werd begeleid door de Melody Strings, met daarin de later als solist bekend geworden Ben Steneker op gitaar, en werd in de markt gezet als de Nederlandse Connie Francis. Dat was geen gering compliment, want er waren in die tijd weinig zangeressen die aan Francis, of aan haar evenknie Brenda Lee, konden tippen.
Tuinenburg debuteerde in 1959 met Hank Locklins 'Send Me The Pillow You Dream On', dat evengoed voor rock & roll kan doorgaan als voor country & western, al was die tweede categorie in Nederland destijds vrijwel onbekend. Binnen de Nederlandse context lag het nummer eerder in het verlengde van de Hawaï-muziek, vooral dankzij de sfeer die werd opgeroepen door het gitaarspel van Steneker. 'Send Me The Pillow' was de grootste rock & roll-hit vóór 1960, het plaatje bereikte de vierde plaats van de hitparade, waar het negen maanden bleef hangen. Het origineel van Locklin reikte eveneens tot de vierde plaats, maar zakte iets sneller weg.
Lydia's succes was groot en dat bracht met zich mee dat de bakvis turned teenager voor veel meisjes ging fungeren als rolmodel. Dat kon van gevestigde zangeressen zoals Annie de Reuver of Jany Bron niet worden gezegd, die stonden in hun dansorkesten niet met een petticoat achter de microfoon. Toen in 1960 in Hilversum de eerste platenspeciaalzaak werd geopend, 'King Peter', was Lydia de grote trekpleister. De platenspeciaalzaak was een nieuw fenomeen. Tot dan toe kocht je platen in winkels die radio's, grammofoons, wasmachines en centrifuges verkochten. King Peter was een winkel waar alleen maar platen werden verkocht, singles, ep's en lp's. De winkel viel zeer in de smaak bij jongens die geen geld hadden, maar wel een grote regenjas. Op woensdag- en zaterdagmiddagen ondernamen ze strooptochten om de beschutting van hun speciale jas zoveel mogelijk platen te stelen, waarbij ze het vooral hadden gemunt op de jazzplaten van het label Blue Note, die ze voor een habbekrats doorverkochten aan vrienden en klasgenoten.
Lees meer »
Iedere ook maar enigszins commercieel ingestelde artiest droomt van een hit, en dan het liefst een wereldhit – zo'n lekkere kneiter die door iedereen wordt meegezongen, het album in zijn kielzog meesleept en genoeg royalties oplevert om je geen zorgen te hoeven maken over je oude dag. Maar ja, als je eenmaal een knaller op je naam hebt geschreven, is het handig om nog één of meerdere hits te scoren – anders word je tot in de lengte der dagen geassocieerd met dat ene nummer, dat je bovendien altijd en tot vervelens toe ten gehore moet brengen omdat dat nu eenmaal van je verwacht wordt. En dat lijkt me eerlijk gezegd ook geen pretje.
Neem nu John Miles. In 1976 werd de toen 27-jarige Miles in één klap een ster dankzij de epische rockballad 'Music' (dat waarschijnlijk geen nadere introductie behoeft). Zijn debuutalbum 'Rebel' (1976) deed het eveneens prima en niets leek een glansrijke carriere in de weg te staan: hij werd door Elton John meegenomen op diens Amerikaanse tournee, en ook Miles' tweede lp 'Stranger in the City' (1977) verkocht uitstekend. Maar toen begon het wat stroever te lopen en langzaam maar zeker verdween hij uit de schijnwerpers. Midden jaren tachtig was hij voornamelijk actief als sessiemuzikant (voor onder andere The Alan Parsons Project) en werd hij ingeschakeld voor tournees van grootheden als Tina Turner, Joe Cocker, The Rolling Stones en Fleetwood Mac. In 1985 was Miles speciale gast tijdens de eerste editie van Night of the Proms in Antwerpen, en dankzij zijn overdonderende optreden is hij als zanger en leider van de Electric Band uitgegroeid tot een vast onderdeel van dit 'klassiek ontmoet pop'-spektakel.
Maar in ieder geval: het begon allemaal met 'Rebel', dat werd geproduceerd door Alan Parsons. Het album bevat een aanstekelijke mix van progressieve rock en radiovriendelijke pop. Het niveau van 'Music' wordt helaas niet gehaald (hoewel de mini rock-opera 'Pull The Damn Thing Down' in de buurt komt), maar de negen tracks (inclusief een reprise van 'Music') zitten degelijk en gevarieerd in elkaar en roepen een aangename, lichtelijk gedateerde jaren zeventig-sfeer op. Luister zelf (256 kbps, 83 MB).
Ik weet niet of Ignace Pleyel (1757-1831) een net zo opgeruimde persoonlijkheid had als zijn leermeester Joseph Haydn, zijn muziek doet qua vrolijkheid in ieder geval niet voor hem onder. Pleyel werd geboren in Ruppersthal, een klein dorpje in de buurt van Wenen. Hij studeerde compositie bij Haydn, met hij goed bevriend raakte, en werd vervolgens kapelmeester in Straatsburg. Pleyel hield niet van stilzitten: hij schreef onder meer 41 symfonieën, 70 strijkkwartetten, diverse strijkkwintetten, opera's en een requiem.
Hoewel zijn muziek soms wel erg veel leek op die van Haydn, groeide Pleyel uit tot een van de populairste Europese componisten aan het eind van de 18e eeuw. In 1791 werd Pleyel uitgenodigd om in Londen de zogenoemde 'Professional Concerts' te dirigeren. Haydn was op dat moment ook druk aan het touren in Londen (en vierde triomfen met zijn 'Symphony No. 94 in G major', beter bekend als de 'Surprise Symphony') en zo werd de leerling de grote concurrent van zijn leermeester. In 1795 verhuisde Pleyel naar Parijs, waar hij zich stortte op een eigen muziekuitgeverij, 'Maison Pleyel', en rolden er onder meer een complete editie van de strijkkwartetten van Haydn en talloze succesvolle studieboeken van de persen af. In 1807 opende Pleyel een pianofabriek, het nog steeds bestaande 'Pleyel et Cie' (dat door Pleyels zoon Camille internationale faam verwierf). Zijn piano's vonden gretig aftrek bij de Europese hoven en werden zelfs naar Noord- en Zuid-Amerika en het verre Oosten verscheept.
Ignace Pleyel was tijdens zijn leven erg succesvol, maar na zijn dood in 1831 verslapte de aandacht. Niet geheel terecht, want vooral zijn vroege werken geven blijk van innovatieve ideeën en krachtige melodielijnen, die doen denken aan Haydns 'Sturm und Drang'-periode. Luister naar 'Symfonie in C majeur', 'Symfonie in F minor' en 'Symfonie in C minor' (320 kbps, 133 MB) en duik daarna de platenzaak in om meer van hem op de kop te tikken - onder meer in de Naxos-serie (klassiek voor een zacht prijsje) is hij goed vertegenwoordigd.
Zo, eindelijk weer eens tijd voor een stukkie. Dit weekend bevond ik me voornamelijk achter de draaitafels tijdens het eerste Amateur Kunst Festival in Utrecht, dat niet geheel toevallig werd georganiseerd door vriendin Eva (en ze heeft het meer dan uitstekend gedaan!). Drie dagen lang achter elkaar de huis-dj uithangen en interessant rondsjouwen met grote speakers en meters kabel. Ahum.
Het lijkt wel alsof ik heel geleidelijk een alternatieve carrière aan het opbouwen ben: de afgelopen tijd draaide ik toch wel om de week tijdens een of ander (relatief kleinschalig) feestje. Erg leuk om te doen. Overigens stelde dit niet al te veel voor. Het is niet zo dat ik als een ware Tiësto urenlang live sets naadloos en dampend in elkaar liet overvloeien, met een scheef oog de groupies in de gaten houdend. Nee, ik was aan het knutselen met twee cd-spelers en een mengpaneel.
Mijn opdracht luidde in de meeste gevallen 'gezellige muziek waar je zo lekker op kunt dansen' en dat houdt dus automatisch in dat ik standaard mijn twee 'Corné Klijn's Disco Classics' dubbelaars in de cd-koffer had liggen. Je kunt namelijk nog zo je best doen, Earth, Wind & Fire werkt altijd. Ik las ooit in het gratis muziekblaadje Live XS een interview met een dj, die behoorlijk zat af te geven op collega's die precies draaien wat het publiek wil horen. Stel je voor! Het is juist de bedoeling om de mensen op te voeden en met nieuwe muziek in aanraking te laten komen.
Voor beide standpunten valt wel wat te zeggen, maar ik ben bang dat ik toch in eerste instantie ga voor de volle dansvloer en niet vies ben van verzoekjes. Als het eenmaal loopt, gooi ik er altijd wel wat Bert Kaempfert en Perez Prado doorheen – puur voor mijn eigen plezier, want de hele avond gezellige kneiters, beukende trance en Top 40-hits hou ik ook niet vol. Maar goed, de komende dagen wordt het weer wat rustiger (pas op 26 juni tijdens de eerste editie van Nouveau Noir ga ik weer aan de bak, en draai ik fijne wave, batcave en synthpop – komt allen!), en kan ik eindelijk Araglin.nl voorzien van verse stukjes. Iemand trouwens nog suggesties voor de cd's die ik moet gaan aanschaffen met mijn gestaag uitdijende voorraad entertainmentbonnen?
Ottorino Respighi (1879-1936) is de belangrijkste Italiaanse componist van symfonische muziek in de twintigste eeuw. In 1900 reisde hij naar Rusland en sleepte de positie van eerste violist in het opera-orkest van Sint-Petersburg in de wacht, en kreeg hij les van Nikolai Rimski-Korsakov. Twee jaar later vertrok hij naar Berlijn om daar de colleges van Max Bruch te volgen, om vervolgens weer naar zijn geboorteland terug te keren.
Hij had geen beter moment kunnen kiezen. Vlak na de Eerste Wereldoorlog gonsde het in Italië van de culturele bedrijvigheid: een nieuwe generatie componisten riep op om te breken met de ingeslapen operatradities en terug te keren naar de virtuositeit van oude meesters als Vivaldi, Frescobaldi en Corelli. Respighi liet zich door deze ideeen inspireren en keek daarnaast met een schuin oog naar tijdgenoten als Strauss, Debussy en Stravinsky, die zich eveneens weinig aantrokken van heersende conventies.
Tot zijn bekendste werken horen de symfonieën 'Fontane di Roma' (1917) en 'Pini di Roma' (1924). In 'Fontane di Roma' (De fonteinen van Rome) probeert Respighi de vier beroemdste fonteinen in muziek te vangen: de Fontein van de Valle Giulia bij het ochtendgloren, de Triton Fontein in de morgen, de Trevi Fontein midden op de dag en de Fontein van de Villa Médici bij zonsondergang. In 'Pini di Roma' doet Respighi iets soortgelijks, maar staan nu de Romeinse pijnbomen centraal: in de tuinen van Villa Boghese (waar de kinderen spelen), bij een sombere en duistere catacombe, op het Janiculum (waar een nachtegaal in het maanlicht zingt) en naast de Via Appia, ooit de weg waarop Romeinse soldaten marcheerden.
Het klinkt allemaal zeer majestueus en episch, soms behoorlijk dreigend en bij vlagen wat ontoegankelijk – alsof je naar de soundtrack luistert van een weelderig en surrealistisch kostuumdrama. Luister zelf: 'Fontane di Roma' en 'Pini di Roma', aangevuld met 'Feste Romana' uit 1928, uitgevoerd door het Philadelhpia Orchestra, onder leiding van Riccardo Mutti (320 kbps, 106 MB).
In een grijs verleden, toen er nog Elfstedentochten plaatsvonden en de wielen vierkant waren, verslond ik de adventure-boeken van Ian Livingstone. Dit waren geen gewone fantasyromans, maar een soort computerspellen in boekvorm. Deze boeken hadden welluidende titels als 'De proef der kampioenen', 'De burch Chaos' en 'Het Onheilswoud' en het grappige was dat je zelf het verloop van het verhaal kon bepalen.
Het verhaal was namelijk verdeeld in een groot aantal korte hoofdstukken, die steevast werden afgesloten met diverse opties: open je de deur en ga je de kerker binnen? Ga dan naar hoofdstuk 86. Drink je liever eerst een biertje in de taveerne? Ga dan naar hoofdstuk 54. Enzovoort. Urenlang bladerplezier. En als je je misschien afvraagt wat deze nostalgische overpeinzing met muziek te maken heeft, ik werd teruggeslingerd naar mijn jeugd toen ik zojuist de cd 'Inside The Dragon's Lair' van Melvyn Chong beluisterde. De ondertitel luidt 'A Fantasy: Sound Effects Without Music' en dat dekt de lading heel behoorlijk.
Chong neemt je mee op reis naar een mythische sprookjeswereld, puur aan de hand van geluidseffecten. Het is overigens niet de bedoeling dat je zelf maar een beetje aan het fantaseren slaat. De tracktitels geven precies aan in welke richting je moet denken. De cd opent met het nummer 'You are a knight riding in from the forest and into the castle's courtyard', gevolgd door 'Opening a large wooden door you walk into the palace cloisters where a barrel-maker and craftsmen attend to their work. A wagon of goods is unloaded' - en dat is ook precies wat je hoort.
Ik vraag me af voor wie dit album eigenlijk is bedoeld: als ondersteuning tijdens een spelletje? Als een (vrij simpel) ridderverhaaltje voor het slapengaan? Een oefening in visualisatie? Sample-materiaal? Ik heb geen idee. Grappig is het wel. 'Inside The Dragon's Lair' verscheen een paar jaar geleden op het Oreade-label, toen dit Nederlandse new age-label zich sporadisch nog wel eens aan een experimentje waagde, en het is bij dit ene album gebleven. Luister zelf: Melvyn Chongs 'Inside The Dragon's Lair' (320 kbps, 77 MB).
Het is niet zo dat ik elke drie maanden in mijn slaapzak voor de deur van de boekwinkel lag om als eerste het nieuwe nummer van WahWah in huis te halen, maar ik heb alle nummers van het muziektijdschrift in boekvorm wel netjes in de kast staan. Het laatste nummer (een themanummer over blues onder leiding van gasthoofdredacteur Johan Derksen) verscheen afgelopen najaar en zo langzamerhand werd het tijd voor een nieuwe editie – die uitbleef.
Een bezoekje aan de WahWah-site leverde weinig op; de pagina is al ruim een half jaar niet bijgewerkt en ook op de site van uitgeverij Nieuw Amsterdam is weinig nieuws te vinden ('WahWah verschijnt vier keer per jaar'). Zou men de stekker er hebben uitgetrokken? Na enig zoekwerk stuitte ik op een nieuwsbrief van tijdschriftendistributeur Aldipress, waarin ik las dat WahWah voortaan nog maar één keer per jaar zal verschijnen.
Ik klikte door naar dit artikel in de Volkskrant om vervolgens mijn vermoeden bevestigd te zien: tegenvallende verkoopcijfers. ''Popmuziek blijkt een lastig thema'', aldus Jasper Henderson, redacteur van uitgeverij Nieuw Amsterdam. ''Wie van Ajax houdt, houdt van al het voetbal. Vandaar dat Hard Gras een succes blijft. Maar wie van hiphop of rap houdt, háát meestal oude rock of country, hoe goed daar ook over geschreven wordt.''
Dat kan wel zo zijn, maar ik heb veeleer het gevoel dat de WahWah-redactie het schip is ingegaan vanwege de nogal veilige keuze van de verhalen en thema's - echt spannend wordt het nooit. Leuk hoor, zo'n themanummer over Jeff Buckley, maar als je, zoals ik, niet zoveel hebt met deze singer-songwriter, ben je er snel doorheen. Geef mij maar de versnipperde, van alles wat-aanpak. De redactie (Thomas Verbogt, Jan Kuitenbrouwer en Peter Buwalda) is volgens mij ook opgestapt, want het WahWah-nummer dat dit najaar het licht moet zien, wordt samengesteld door gasthoofdredactrice Janine Jansen. Inderdaad, de violiste. En dat houdt dus ongetwijfeld een themanummer in over klassieke muziek. Mmmm... het lijkt me stug dat dit onder de WahWah-vlag gebeurt. Komt er dan alsnog een 'regulier' dik nummer, of betekent dit defintief einde verhaal?
Ik ben geen overtuigd voetballiefhebber. Dat wil zeggen, meestal zap ik toevallig in een wedstrijd om dan vervolgens een helft te blijven plakken. Voor- en nabeschouwingen zijn aan mij niet besteed. Als ik Johan Derksen voorbij zie komen, ben ik geneigd om klakkeloos door te zappen, maar niet voordat ik even snel heb gecheckt of het niet toevallig over muziek gaat.
Derksen is namelijk een groot muziekliefhebber, met een zwak voor stoere Amerikaanse rock en blues. Niet zo heel bekend is dat hij in de jaren zeventig actief was als muziekrecensent en zelfs enkele jaren bij het inmiddels vergeten VIP-label heeft gewerkt, waar hij onder meer verantwoordelijk was voor de distributie van het legendarische soul en blues-label Stax. Zijn grote liefde is echter de uit het Drentse Grolloo afkomstige bluesband Cuby & The Blizzards - Derksen was zelfs nog enige tijd hun manager.
Ik heb diverse muziekboeken in de kast staan waarin (min of meer) Bekende Nederlanders vertellen over hun muzikale helden, onder wie de besnorde hoofdredacteur van Voetbal International. Opmerkelijk genoeg was ik dan ook behoorlijk goed op de hoogte van de geschiedenis van Cuby & The Blizzards, zonder ook maar één Cuby-noot gehoord te hebben.
Afgelopen zaterdag strompelde ik mijn vaste platenzaak Da Capo in Utrecht binnen (nog steeds last van mijn rug), om na een paar minuten een zeer vriendelijke geprijsde cd'tje uit de bakken op te diepen. Grappige titel, zo dacht ik, maar wat een foeilelijke hoes! Ik liep naar de toonbank en vroeg aan eigenaar Michel of het wat was. ''Ah!'' riep hij uit, ''Appleknockers Flophouse, dat is lang geleden. O ja hoor, dat is zeker wat, fijn gitaarwerk van Eelco Gelling. Wacht, ik zet 'm wel even op.'' En enkele seconden later knalde het titelnummer (een grote hit in de winter van 1969) door de winkel.
Ik wist niet zo goed wat ik moest verwachten, maar al na een paar minuten begreep ik waarom Cuby & The Blizzards een bijkans mythische status geniet. De gruizige en jazzy bluesrock van Cuby beschikt over een zuigkracht waaraan niet te ontkomen valt - een zuigkracht die zelfs veertig jaar na dato nog effect sorteert. Luister zelf: 'Appleknockers Flophouse' uit 1969 (320 kbps, 81 MB, inclusief vier bonustracks). O ja, een uitgebreide bio vind je in de Nederlandse Popencyclopedie.
|
|