Afgelopen zaterdag waren we in Houten voor een concert van Luie Hond, de leukste Nederlandstalige band van dit moment. De Luie Honden traden op in jongerencentum Chipolata en toen we daar aankwamen viel ons niet alleen op dat de aanwezige (alternatieve) jongeren zo beschaafd en vriendelijk waren, maar vooral dat het zo ontzettend rustig was. Voorprogramma Toothbrush in the Laundy, een lokale Houtense band, trad op voor zo'n acht man. Ze deden net alsof het was uitverkocht en vooral het enthousiasme van de twee zangers werkte aanstekelijk. En hoewel het muzikaal nogal rammelde (de band speelde pas een half jaar samen en dit was gelijk de laatste keer), maakten de motorische gestoorde danspasjes alles goed.
Toen rond half elf Luie Hond het podium opstapte, werd het iets drukker en bevonden er zich een slordige 25 man in het zaaltje. Vriendin Eva vond het zielig voor de bandleden en besloot om extra hard te gaan juichen en mee te zingen. Gelukkig had Luie Hond geen aansporing nodig en werd het twee uur feest. Na afloop maakten we nog even een praatje met de Luie Honden in hun kleedkamer en scoorden we en passant enkele shirtjes. Bassist Johan Viswat vond de lage opkomst geen probleem. ''Het hoort erbij'', was zijn nuchtere commentaar. Toetsenist Arjan Kiel bleek overigens een groot Klaus Wunderlich-fan te zijn en af en toe een Wunderlich-riedeltje door de muziek te gooien.
En nu ik het toch over Klaus Wunderlich heb: ik had me voorgenomen om me tijdens Koninginnedag in te houden en niet constant in bakken met lp's te schuimen en dat ging eigenlijk best aardig. Totdat we rond negen uur naar huis fietsten en ik talloze dozen met verlaten lp's aan de kant van de weg zag staan. Vriendin Eva begon al met haar ogen te rollen (''nee, niet nog meer rommel!''), maar ik was al aan het inladen. Het is bizar om te zien wat mensen allemaal achterlaten. Lp's van Klaus Wunderlich, Herb Alpert, Cor Steyn, James Last, 80's-soundtracks, de nodige Hammond-verzamelaars, Henry Mancini en noem het maar op. Ik heb de platen maar mee naar huis genomen – de vuilniswagens hijgden al in mijn nek en iemand moet er zich toch over ontfermen?
Begin mei 1994 bracht de Zweedse groep In The Labyrinth in eigen beheer de cassette ‘Mysteriernas Trädgård’ uit (oftewel ‘De tuin der geheimen’). Grote ambities koesterde de groep niet; de tape werd verspreid in een handjevol esoterische boek- en muziekwinkels in Zweden. De reacties waren echter zo enthousiast dat In The Labyrinth enkele maanden later besloot een cd op te nemen, met de cassette als uitgangspunt. Het schrijven van songs verliep aanvankelijk uitermate voorspoedig, maar na verloop van tijd kregen de In The Labyrinth-leden ruzie over geld, de taakverdeling en de te volgen muzikale koers. Toen de rook eenmaal was opgetrokken, bleek alleen Peter Lindahl nog zin te hebben om het album af te maken.
Hij poetste de al bestaande tracks wat op, voegde negen nieuwe nummers toe en uiteindelijk verscheen 'The Garden of Mysteries' in de zomer van 1996 bij het Zweedse label Ad Perpetuam Memoriam (APM). De cd werd lovend ontvangen en het is niet moeilijk voor te stellen waarom: de muziek van Lindahl begeeft zich buiten de gebaande paden en valt nog het beste te omschrijven als progressieve (voornamelijk instrumentale) wereldfolk met een snufje new age. Invloeden uit het Midden-Oosten, Zuid-Europa, Azië en Scandinavië, en exotische instrumenten als de Turkse saz, de Indiase tanpura en de viola da gamba (en vooruit: de mellotron) nemen je mee op een fascinerende reis – nu eens meditatief en bezwerend, dan weer opzwepend en psychedelisch. Ronduit prachtig!
Het album is al jaren niet meer verkrijgbaar en zal ook nooit meer op cd verschijnen – de ruzie tussen Lindahl en zijn vroegere bandleden is nog altijd niet bijgelegd. Lindahl zelf heeft er geen problemen mee als je 'The Garden of Mysteries' downloadt, zolang je de opvolgers 'Walking on Clouds' (1999) en 'Dryad' (2002) maar wel gewoon keurig aanschaft. Een slimme zet, want wie het album beluistert (91 MB, 320 kbps, inclusief de door Lindahl geschilderde covers) gaat als vanzelf op zoek naar meer – als je tenminste nog met beide voeten op de aarde staat en niet bedwelmd rondzweeft in een parallel universum... (Met dank aan Prog Not Frog.)
Ik heb mezelf voorgenomen om geen films te bekijken waar ik goede herinneringen aan heb. In de meeste gevallen valt het namelijk nogal tegen om door de sluier van gedateerdheid te prikken en blijf je in het slechtste geval achter met een nostalgiekater. Zojuist stuitte ik – al rondschuimend in de schimmige achterbuurten van het internet – op de soundtrack van 'Wavelength', een sciencefictionfilm uit 1983 van regisseur Mike Gray. Ik zag de film iets van twintig jaar geleden en vond 'm ronduit prachtig.
'Wavelength' gaat over (heel kort door de bocht) een jong stelletje dat toevallig ontdekt dat de Amerikaanse overheid in een geheime militaire basis buitenaardse wezens gevangen houdt. Ze dringen het complex binnen, bevrijden de aliens en gaan op zoek naar het moederschip. Dit klinkt weliswaar nogal cheesy, maar in mijn gedachten is 'Wavelength' een intelligente SF-film, met veel surrealistische, vervreemdende beelden van de Mexicaanse woestijn, zielig kijkende aliens en – vooral – intrigerende elektronische muziek.
Veel later ontdekte ik dat de soundtrack was verzorgd door Tangerine Dream. De baanbrekende elektro-pioniers waren begin jaren tachtig op zoek naar een nieuwe sound; de bezwerende klanktapijten van weleer maakten langzaam plaats voor korte, min of meer toegankelijke nummers. En tegelijkertijd ontdekten Chris Franke, Edgar Froese en Johannes Schmoelling dat er makkelijk geld viel te verdienen met het maken van soundtracks, vooral omdat ze nog talloze uren ongebruikt materiaal op de plank hadden liggen.
En hoewel hun score voor 'Wavelength' bestaat uit opgewarmde kliekjes (aangevuld met wat nieuwe ingrediënten), is het eindresultaat er alleen maar lekkerder van geworden – net zoals zuurkool de tweede dag altijd beter smaakt dan de eerste. Dat wil nu ook weer niet zeggen dat (het moeilijk te vinden) 'Wavelength' een meesterwerk is geworden; de 38 minuten bestaan grotendeels uit fragmenten, aangehouden analoge synthklanken van een minuut of wat die vooral een heleboel sfeer creëren. Luister zelf (160 kbps, 47 MB, een voortreffelijke vinyl-rip – met dank aan de originele uploader). 'Wavelength' heb ik overigens nog niet in de dvd-bakken weten te bespeuren – en wellicht is dat maar beter ook.
De afgelopen anderhalve week was het feest bij de Nederlandse Spoorwegen – vooral op het traject Utrecht–Haarlem was het bal en verliep de dienstregeling bijzonder flut. Al die wisselstoringen, onverklaarbare vertragingen, treinen die op mysterieuze wijze uitvielen en zwetende medereizigers hebben slechts één voordeel: ik kom eindelijk weer eens aan lezen toe. Zo ben ik momenteel bezig in de nieuwe Stephen King ('Lisey's verhaal') en daarna begin ik aan de interviewbundel 'Off the record' van Vlaming Serge Simonart.
En vorige week las ik 'Grijsgedraaid - Liedjes en lijstjes uit de popgeschiedenis' van Leo Blokhuis, dat eind vorig jaar is verschenen. De door Matthijs van Nieuwkerk benoemde 'popprofessor' verhaalt in 15 hoofdstukken over de herkomst van 15 liedjes, waaronder 'Blackbird', 'Hey Joe', 'Love hurts', 'Route 66', '(This may be) The last time', 'Sloop John B' en 'Lilac wine'. Blokhuis gaat op zoek naar de herkomst en oerversies van deze klassiekers en springt daarbij achteloos door tientallen jaren muziekgeschiedenis.
Leo Blokhuis schrijft alsof hij een ketting smeedt; de feiten volgen elkaar associatief en logisch op, maar na verloop van tijd wordt de opsomming wel wat saai. De persoonlijke insteek waarmee de hoofdstukken beginnen had wat mij betreft wel wat vaker mogen opduiken. Naast de verhalen over de 15 songs duiken er om de zoveel pagina's lijstjes op (kenmerk van de échte muziekliefhebber), met bijvoorbeeld de beste break-up songs, de grootste draken, 'stiekem erg mooi' en de beste covers. Het meest opvallende aan 'Grijsgedraaid' is de prachtige vormgeving; Blokhuis zelf (van huis uit grafisch ontwerper) heeft nagenoeg elke bladzijde voorzien van intrigerende kladblaadjes, agenda-aantekeningen, verkreukelde concertkaartjes, songteksten, knipsels, hoezen en wat dies meer zij.
Als extra bevat het boek een cd met 13 van de 15 besproken liedjes (jammer alleen dat 'Blackbird' van Paul McCartney er niet op staat, maar dat zal wel een rechtenkwestie zijn). 'Grijsgedraaid' bevat tal van intrigerende feitjes en genoeg achtergrondinformatie om voorlopig even rustig op te kauwen, maar dan moet je het boek wel in kleine doses tot je nemen. ('Grijsgedraaid', uitgeverij Anthos, 2006. ISBN 9789041411129. Bij Bol.com kun je vijf pagina's bekijken als je een beetje naar beneden scrollt.)
De Grote of Sint Jacobskerk behoort samen met het Binnenhof tot de oudste gebouwen van Den Haag. Zijn geschiedenis gaat terug tot maar liefst 1335 en de kerk speelt een belangrijke rol in de beiaardcultuur van Nederland. Al in de middeleeuwen hingen in Sint Jacobskerk enkele grote klokken (de zogeheten 'luidklokken') en een paar kleintjes die elk uur een vrolijk melodietje speelden.
Na een brand in december 1539 werd met financiële hulp van keizer Karel V onder meer een nieuwe luidklok neergehangen van meer dan 6.000 kilo, die nog steeds in de toren hangt. Het aantal klokken voor de tijdsaanduiding groeide langzaam uit tot een omvangrijk carillon. In 1686 werd een nieuwe set, bestaande uit 37 klokken, gegoten, waar in 1956 nog eens 14 aan werden toegevoegd. De beiaard wordt al eeuwenlang (zo blijkt uit een archiefstuk uit 1566) bespeeld op de maandag en vrijdag als er markt is. En sinds 1956 galmen de klokken ook op de woensdagmiddag (van 12.00 tot 13.00) over Den Haag. Ieder kwartier doet het bovendien het automatisch carillon zijn werk. Stadsbeiaardier van dienst is momenteel Heleen van der Weel, die sinds 1975 de carillons in de toren van de Grote Kerk bespeelt en daarnaast ook regelmatig in Scheveningen en het Vredespaleis te vinden is.
Je vraagt je misschien af waar ik vredesnaam naar toe wil. Nou, in oktober 2001 vond in Den Haag de 'Golden Earring Jubilee' plaats. De oudste rockband van Nederland werd in het zonnetje gezet en geëerd met diverse tentoonstellingen, lezingen en rondleidingen. Het leek Heleen van der Wel dan ook een leuk idee om tijdens deze week af en toe achter de carillons te kruipen en enkele grote Golden Earring-hits onder handen te nemen. En zo kon het dus gebeuren dat je als nietsvermoedende Earring-fan opeens 'Going to the run' of 'Another 45 miles' over Den Haag hoorde klingelen.
Nu was ik er zelf niet bij, maar het cd'tje met de uitvoeringen van Van der Weel heb ik voor een zacht prijsje op de kop weten te tikken. Het klinkt bijzonder grappig, hoewel denk ik alleen verstokte fans direct zullen horen om welk nummer het gaat. Luister zelf (320 kbps, 47 MB, het album duurt een half uurtje en bevat onder meer 'Intro Radar Love', 'Going to the run', 'Daddy buy me a girl' en 'Just a little bit of peace in my heart').
Onlangs verscheen 'Silver Tree', het tweede solo-album van Dead Can Dance-zangeres Lisa Gerrard. Omdat dit album een steuntje in de rug te geven, is de Australische momenteel bezig met een korte tournee door Europa, waarbij ze afgelopen vrijdag (20 april) het World Forum Theater in Den Haag aandeed. Nu had ik kaartjes gewonnen bij een FileUnder-prijsvraag (nog hartstikke bedankt jongens!) en vriendin Eva en ondergetekende waren dan ook van de partij. Je zou verwachten dat je je als geluidsman had voorbereid op de komst van een zangeres die bekend staat om haar geweldige uithalen waar zelfs een drachtige zeekoe nog van onder de indruk zou raken. Maar nee, niet alleen stond het geluid ontzettend hard, bij Lisa's hoge uithalen schetterde haar stem in het rond, waarbij het leek alsof de geluidsinstallatie het elk moment kon begeven. Sterker nog: het deed zelfs pijn aan de oren. Ik kon de geluidsman niet ontwaren, anders was ik zeker even naar hem toegelopen.
Enkele maanden geleden bezochten we een concert van L'Ham de Foc in het Amsterdamse Tropentheater, en ook daar liet het geluid te wensen over; je hoorde voortdurend een zacht gebrom uit de rechterspeaker komen. Na enkele nummers ben ik naar de man achter de knopjes en schuifjes toegestapt, die moedeloos begon te zuchten en vertelde dat het te maken had met de combinatie licht/geluid/oud gebouw en dat er niets aan de te doen was. Gelukkig maakte het energieke optreden van L'Ham de Foc veel goed.
Helaas kon je dat niet zeggen van Lisa Gerrard; het hele optreden stond ze in dezelfde houding, maakte geen contact met het publiek (zelfs de aankondiging van de pauze liet ze aan iemand anders over) en deed geen enkele moeite om het ook maar enigszins sprankelend te maken. Ze had twee mannetjes meegenomen die achter de synthesizers zaten en vooral bezig waren met het lang ingedrukt houden van Enya-presets en het afspelen van voorgeprogrammeerde deuntjes. Nu weet ik ook wel dat Lisa Gerrard geen podiumbeest is, maar dit is dan weer het andere uiterste. Maar goed, misschien is het album 'Silver Tree' wél goed – ik zal de cd eerdaags eens opsnorren.
Als kleine punkertjes uit het polderdorp Krimpen aan den IJssel hadden we het niet altijd gemakkelijk. Onze frustraties konden we het beste kanaliseren door zoveel en hard mogelijk punkmuziek te draaien. We hadden in Krimpen onze eigen lokale punkband, Saskatchewan (later IDG). Niet echt goed, maar tenminste iets waarmee we ons konden identificeren. In het weekend zaten we in Roepie Groepie. Een jongerencentrum waar de Ambonezen, de hardrockers, de lokale motorbende, de rest van crimineel Krimpen en een paar punkertjes hun toevlucht zochten om gesubsidieerd drugs te kunnen gebruiken.
De trots van Krimpen aan den IJssel én van Roepie Groepie was The Frog. Een funkband die enkele kleine successen heeft gekend, maar nooit echt wist door te breken. In Roepie werd regelmatig The Frog gedraaid en was de groep kind aan huis, maar wij, punkertjes, moesten er niets van weten. Dat op de hoes van de lp ‘Be Kind To Animals, Kiss A Frog’ (1982) de toegangspoort naar Krimpen, de algebrabrug, stond afgebeeld, vonden we grappig, maar vooral onbegrijpelijk. Hoe kon je nu trots zijn op zoiets lelijks? Een enkele keer werd me zelfs ver buiten Krimpen gevraagd of ik misschien The Frog kende. Nee, nee en nog eens nee. Afgelopen donderdag, twintig jaar later, vroeg een collega mij om mee te gaan naar een concert van Rick DeVito. "Jij komt toch uit Krimpen, dan ken je de zanger van The Frog toch wel?" En ach, ik ben ook wat ouder geworden, kijk muzikaal wat breder en had geen andere plannen. Waarom ook niet.
Lees meer »
Dansen als een manier om jezelf te transformeren. Niet zomaar een beetje vrolijk heen en weer huppelen op de maat van de muziek, maar dansen als een natuurlijke, sjamanistische bewegingsmeditatie, bedoeld om de 'vijf ritmes' van je lichaam aan te spreken. Het klinkt inderdaad nogal vaag en waarschijnlijk kan Gabrielle Roth het zelf veel beter uitleggen. Deze Amerikaanse 'urban shaman' houdt zich al dertig jaar bezig met deze bijzondere therapievorm. Roth gaat uit van de gedachte dat belangrijke gebeurtenissen in een mensenleven elkaar op een natuurlijke en ritmische wijze opvolgen; iets dat zij 'The Wave' of 'The 5 Rhythms' noemt. Oftewel: vloeiend, staccato, chaos, lyrisch en stilte. Het dansen op een van deze ritmes zou helpen om allerhande emoties los te maken, te katalyseren en te overwinnen – met als uiteindelijk doel een staat van extase.
Om dit in de praktijk te brengen, richtte ze samen met haar man Robert Ansell het label Raven Recording op en geeft ze leiding aan haar eigen dans/theater/muziekgezelschap de Mirrors. Roth speelt zelf niet mee, maar bedenkt de concepten en schakelt de benodigde muzikanten in. De eerste twee Mirrors-albums waren gevuld met redelijk traditionele tribal-rock. Met 'Totem' (1985) sloeg de Amerikaanse een nieuwe weg in; het album bevatte sobere tracks met veel percussie – precies zoals de muziek die Roth in haar workshops gebruikte. In de loop der jaren bracht Gabrielle Roth talloze cd's uit (de teller staat inmiddels op 25), schreef ze boeken en reisde ze de wereld over om workshops te geven.
Een van haar meest geslaagde albums is naar mijn mening 'Initiation' (1984). Hoewel het dus eigenlijk de bedoeling is om allerlei oefeningen en danspassen uit te voeren tijdens het luisteren, gebruik ik haar mix van new age, funky jazzrock, opzwepend Afrikaans getrommel en hypnotiserend gechant gewoon als lekkere achtergrondmuziek. 'Initiation' klinkt nog altijd bijzonder fris en is ook geschikt voor wie niet van dansen houdt... Luister zelf (320 kbps, 92 MB).
Tijdens de afgelopen Mega Platen & CD Beurs struinde ik gedachteloos wat rond in de vele bakken met oude lp's toen mijn aandacht werd getrokken door het album 'Spectral Display' (uit 1982) van ene Michel Mulders. De hoes zag er nogal futuristisch uit en op de achterkant was een foto te vinden van een in een kekke new romantic-outfit gestoken Mulders, inclusief een geinig rood leren stropdasje. De binnenhoes maakte melding van een indrukwekkende reeks gebruikte synths (waaronder de Oberheim OB-X Moog III, de Arp Odyssey en de Prophet 10 en 5) en vanzelfsprekend nam ik de lp voor een bijzonder zacht prijsje mee naar huis. Komend weekend eens rippen, dacht ik bij mezelf. Araglin-lezer Peter Dekker hielp me echter voortijdig uit de brand door me te voorzien van een uitstekende vinyl-rip.
Michel Mulders (door Popinstituut.nl omschreven als een 'synthesizerfreak') leverde met 'Spectral Display' een bijzonder album af, dat het verdient om weer eens onder de aandacht te worden gebracht. De tien nummers laveren tussen ingetogen synthwave in het straatje van Yazoo en Japan, pure elektronische popmuziek à la Rick van der Linden in diens GX1-periode en Vangelis, en Art of Noise/Yello-achtige collages.
Deze opsomming wekt misschien de indruk dat 'Spectral Display' een niet bijster origineel allegaartje is, maar het tegendeel is het geval. Mulders geeft een geheel eigen, unieke draai aan zijn muziek, mede dankzij de hulp van zanger en tekstschrijver Henri Overduin en zangeres Renate Kraak. De eigenzinnige ballad 'It Takes a Muscle to Fall in Love' werd in het najaar van 1982 een bescheiden hitje, maar ik geloof niet dat Mulders ooit is doorgebroken bij het grote publiek; opvolger 'Too Much Like Me' (1983) heeft daar in ieder geval niet voor gezorgd.
Mulders runt overigens momenteel een muziekstudio in Nederhorst den Berg, waar hij zich bezighoudt met het verzorgen van muziek voor uiteenlopende commercials en multimedia-projecten. 'Spectral Display' is helaas nooit op cd verschenen en het wordt hoog tijd dat daar verandering in komt; luister zelf (57 MB, 192 kbps, inclusief hoezen - het gaat om een prima vinyl-rip). (Met dank aan Peter Dekker!)
Patsy Kensit (1968) is nu vooral bekend als de ex-vrouw van (in chronologische volgorde) Dan Donovan, Simple Minds-zanger Jim Kerr en Oasis-frontman Liam Gallagher, maar eind jaren tachtig was ze een succesvol zangeres in de band Eighth Wonder – een periode waar ze nu liever niet meer aan herinnerd wordt. Eighth Wonder werd in 1983 opgericht door Patsy's broer Jamie, hoewel hij het in eerste instantie niet zo zag zitten om samen met zijn kleine zusje in een band te spelen.
De grote doorbraak vond plaats in november 1984 toen filmbons Steve Woolley een optreden bijwoonde en in Patsy de perfecte kandidaat zag voor een hoofdrol in de filmmusical 'Absolute Beginners'. De film ging begin 1986 in Engeland in première, ongeveer gelijktijdig met de release van de eerste Eighth Wonder-single 'Stay With Me', die het vooral goed deed in Engeland, Italië en Japan. Tussen alle bedrijven door sleutelde de groep aan hun debuutalbum, geholpen door tal van bekende namen, onder wie producer Mike Chapman (bekend van zijn werk met Blondie), Dave Stewart, songwriters Billy Steinberg en Tom Kelly (verantwoordelijk voor 'Like a Virgin' en 'True colours') en Bernie Taupin (de vaste tekstschrijver van Elton John). Patsy Kensit schnabbelde zich intussen helemaal suf; ze speelde in diverse Italiaanse en Engelse films, nam een duet op met Eros Ramazzoti ('La Luce Buona Della Stelle') en ontpopte zich tot een populaire Engelse presentatrice.
Het Eighth Wonder-debuut 'Fearless' zag dan ook pas eind 1988 het licht. Het album werd een gigantisch succes (vooral in de al eerder genoemde drie landen), maar Patsy zag voor zichzelf toch veeleer een carrière als actrice weggelegd. Na een uitgebreide tournee door Europa en Japan stapte ze begin jaren negentig uit Eighth Wonder, om sindsdien met de regelmaat van de klok de Engelse roddelpers te halen. 'Fearless' klinkt bijna twintig jaar na dato behoorlijk gedateerd, op een gezellig nostalgisch kneuterig-onschuldige manier. Vreemd eigenlijk, gezien de indrukwekkende lijst van medewerkers. Alleen het door de Pet Shop Boys geschreven 'I'm not scared' is nog altijd bijzonder fijn. Luister zelf (55 MB, 192 kbps).
''O, ja'', bedacht ik me toen ik de Utrechtse Jaarbeurs binnenstapte, waar op dat moment de Mega Platen & CD Beurs in volle gang was, ''er was een reden waarom ik slechts heel af en toe dergelijke beurzen bezoek.'' Het aanbod is namelijk dermate overweldigend dat de moed me eigenlijk al na een half uurtje in de schoenen zonk. Natuurlijk, het is dolle pret om door dozen met allerhande lp's en cd's te snuffelen – maar niet als het gaat om bijna vijfhonderd kraampjes, met stapels en stapels lp's. Het is gewoonweg te veel. En aangezien ik niet naar iets bijzonders op zoek was (ik ben veeleer een muziekliefhebber dan een verzamelaar), bleef het bij een beetje vrijblijvend in de bakken roeren om er af en toe een cd'tje uit te vissen.
De buit is bescheiden: een handvol lp's (waaronder 'Spectral Display' uit 1982 van ene Michel Mulders – geen idee of wat het is, de gebruikte synths beloven in ieder geval veel goeds), een stapeltje cd's van (wijlen) het Hotsound-label uit handen van labelbaas Erik van Vliet, en wat wazige albums die ik nog moet beluisteren. Opvallend vond ik de immense hoeveelheid metal en de grote prijsverschillen tussen de verschillende kraampjes. Terwijl je bij het ene standje een krautrock-klassieker voor een paar euro in huis haalde, moest je daar even verderop twintig euro of meer voor neertellen. Wat de gek ervoor geeft, zullen we maar denken.
Vreemd genoeg trof ik nauwelijks new age, moderne elektronica, avant-garde of wereldmuziek aan; je zou toch verwachten dat bijvoorbeeld een label als Groove of een distributeur als Oreade acte de présence zou geven. Nu was het aanbod vooral meer van hetzelfde, maar misschien heb ik niet genoeg rondgewroet om een afgewogen oordeel te kunnen geven... Voor wie lekker op een terrasje zat (ook geen slecht idee), zaterdag 17 en zondag 18 november vindt de volgende editie plaats van de Mega Platen & CD Beurs. Meer info hier.
Het lijkt wel alsof in de jaren zeventig iedere Duitser een glimmende synthesizer cadeau kreeg bij vier pakken koffie en een fles shampoo. Gezien het verbazingwekkend hoge aantal obscure releases moeten talloze Duitsers nachten lang trippend op zolder hebben gezeten, draaiend aan knopjes en af en toe een ferme hijs nemend van een gigantische joint. Een goed voorbeeld is het duo TOuCH, dat in 1980 in eigen beheer de lp 'Traumwerk 1' uitbracht. De groep bestond uit Tom Hackl en Charly Geisler (vandaar de naam: TOmUndCHarly) en daarmee houdt zo'n beetje de achtergrondinformatie op – ik veroorloof me dus enige dichterlijke vrijheid.
Tom Hackl was een groot liefhebber van elektronische muziek en had in de loop der jaren een indrukwekkende synthesizercollectie aangelegd op zijn zolder. Samen met zijn goede vriend Charly Geisler bracht hij uren door achter meters hoge elektronica, sleutelend aan hun eerste enige album 'Traumwerk 1'. Kant A bevatte de twee lange tracks 'Gethsemane 1' en 'Gethsemane 2', die handelden over het gelijknamige hof op de Olijfberg waar Jezus in de nacht voor zijn kruisiging een aantal uren doorbracht met zijn discipelen. Op een bedje van brommende anologe synths en rinkelende percussie worden de laatste uren van Jezus tot leven gewekt – met helaas nogal matige zang van Geisler, die klinkt als een slechte imitator van Eloy-frontman Frank Bornemann. Gelukkig zingt hij slechts op deze twee nummers. Kant B is gevuld met spacy, lichtelijk jazzy en experimentele nummers ('Waterdream' en 'Spacelab'), die wel wat weg hebben van Agitation Free, maar vooral heerlijk je speakers uitdobberen.
TOuCH was vooral een hobby-project, en ik geloof niet dat Hackl en Geisler echt een muzikale carrière ambieerden; hun debuut verscheen in een kleine oplage en is later nooit op cd verschenen. Tom Hackl emigreerde zo rond 1983 naar Australië, waarmee definitief een einde kwam aan de samenwerking. Geisler drumt anno 2007 voor zijn lol in de (matige) rockgroep Krachmaninoff. 'Traumwerk 1' is een aanrader voor liefhebbers van analoge synths en vreemde, bezwerende krautrock in het straatje van Brainticket en het al eerder genoemde Agitation Free. Het klinkt in ieder geval behoorlijk goed, zeker als je bedenkt dat het in feite om een uit de hand gelopen knutselproject gaat – luister naar een uitmuntende vinyl-rip (320 kbps, 91 MB, inclusief hoezen – met dank aan Gwyn voor de rip).
Sardinië ligt pal ten zuiden van het eiland Corsica, ten westen van de Laars van Italië, en ten noorden van Tunesië. Lekker centraal in de Middellandse Zee dus. De eilandbewoners hebben de afgelopen eeuwen zo'n beetje ongestoord hun gang kunnen gaan (ondanks de talloze veroveringen en vreemde heersers) en zijn bijzonder trots op hun taal en cultuur. Opmerkelijk op Sardinië zijn de zogeheten 'nuraghen', uitkijkposten die uit de pre-Romaanse tijd dateren. De naam nuraghen verwijst naar de prehistorische, inheemse bewoners van Sardinië over wie nogal weinig bekend is.
Hoewel de officiële taal tegenwoordig het Italiaans is, wordt het Sardisch nog steeds gesproken en vooral gebruikt in liederen. De manier van zingen is uniek: polyfonische keelzang ('tenori polyfonie'), vaak gecombineerd met bijzondere instrumenten als de launeddas (een instrument met drie klarinetten die tegelijk worden bebespeeld) en de sulittu (een soort fluit). De diepe keelgeluiden met de zich herhalende patronen van samenzang klinken nogal eigenaardig en doen denken aan zowel Afrikaanse als Indiaanse muziek of aan een gefrustreerde brulkikker. Deze typerende manier van zingen is zowel te horen tijdens kerkdiensten als uitbundige jaarfeesten. In de liederen wordt de liefde aangeroepen, de dood, het lijden van de mensen, de schoonheid van vrouwen, vreugde om een goede oogst, de geboorte van een kind – oftewel: een lied voor elke gelegenheid.
De Sardijnse keelzang wordt nergens anders in Europa beoefend; alleen in Mongolië lopen mensen rond die hetzelfde gebrom voortbrengen. Een van de bekendste groepen die deze traditie levend houdt, is Tenore e Cuncordu de Orosei, dat in 1978 werd opgericht en sindsdien met een onvermoeibare ijver de wereld overtrekt om op uiteenlopende wereldmuziekfestivals acte de présence te geven. Beluister het negen nummers tellende 'Voches de Sardinna' (192 kbps, 61 MB) om eens kennis te maken met deze eigenzinnige manier en fascinerende manier van zingen.
Hier stond eerst een fragment uit het geweldige 'Zeepaardje met een hoed op' van Bas Albers en Gerard Janssen, oftewel de Easy Aloha's. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2006. Niet meer verkrijgbaar - dus raadpleeg bijvoorbeeld Boekwinkeltjes.nl of Bol.com.
Als je het hebt over de geschiedenis van de elektronische muziek kom je al snel uit bij de Moog, de ondioline, de Trautonium en de theremin. Een instrument dat altijd in het verdomhoekje zit maar net zo belangrijk is geweest, is de ANS. De Russische ingenieur Evgeny Murzin sleutelde maar liefst twintig jaar aan deze vreemde oer-synthesizer (van 1937 tot 1957 - in zijn vrije tijd, dat dan weer wel). De ANS maakt gebruik van glazen platen waar 'tekeningen' op staan die worden omgezet in muziek. Hoe dit proces precies werkt, wordt uitgebreid uitgelegd op deze Wikipedia-pagina – de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik tijdens het lezen enigszins de draad verloor.
Murzin vernoemde de ANS naar de Russische componist Alexander Nikolayevich Scriabin (1872-1915), een notoire mafketel die gefascineerd was door Oosterse filosofieën en met enige goede wil valt te omschrijven als de eerste multimedia-kunstenaar. Murzin bouwde slechts één exemplaar van de ANS – niet zo heel verwonderlijk, het ding is ettelijke meters hoog en breed en weegt honderden kilo's. Tal van belangrijke Russische componisten schreven muziek voor de ANS, onder wie Alfred Schnittke en Edward Artemiev. Laatstgenoemde gebruikte de synthesizer om vreemde geluiden te produceren voor de films van Andrei Tarkovsky. Vandaag de dag is het instrument te vinden in het Theremin Center in Moskou, waar hij trouw wordt onderhouden door Stanislav Kreichi, die geïnteresseerden de werking van het instrument uitlegt.
De meeste musici die aan de slag gingen met de ANS konden de verleiding niet weerstaan om surrealistische, buitenaardse nummers te creëren, die nu vooral associaties oproepen met oude sciencefictionfilms uit de jaren vijftig en vroege krautrock (Tangerine Dreams 'Electronic Meditation' uit 1970 bijvoorbeeld). Het Russische Electroshock-label bracht enkele jaren geleden een lastig te vinden verzamelaar uit, 'Archive Tapes Synthesizer ANS 1964-71', met twaalf intrigerende tracks van onder andere Stanislav Kreichi, Alfred Schnittke, Edison Denisov, Sofia Gubaidulina en Edward Artemiev. Geen gemakkelijke kost, wel uitermate intrigerend en een must voor liefhebbers van (experimentele) elektronische muziek. Luisteren doe je hier: deel 1 en deel 2 (256 kbps en respectievelijk 68 en 64 MB groot).
Alsof er een roestig luik naar een stoffige zolder wordt opengeklapt. Je klimt naar boven en verbaast jezelf over al die vergeten herinneringen, die je ietwat verongelijkt aanstaren omdat je ze zolang alleen hebt gelaten. Zoiets overkwam me net tijdens het beluisteren van het album 'Timebomb' (1989) van Selena. Vooral 'Shotgun' en titelnummer slingerden me rigoureus terug naar het verleden, toen ik enthousiast naar allerlei obscure lokale piratenzenders luisterde, de cassetterecorder in de aanslag...
Selena was een discozangeres uit Nijmegen, die eind jaren tachtig korte tijd vooral in het buitenland (vooral in Finland, Zweden, Portugal en Griekenland) erg populair was, mede dankzij haar sexy imago en dito videoclips. Haar debuutalbum 'Timebomb' (geschreven en geproduceerd door Marco Roosink en Nico Verrips, die later furore zouden maken als Mad'House) was voornamelijk gevuld met uptempo dance op het kruispunt tussen house en italo. Een beetje in het straatje van Sabrina en Sinita, die in dezelfde periode de hitlijsten bestegen (grappig feitje: de werkelijke naam van Selena was Sabrina, maar om verwarring te voorkomen werd er een andere naam in het leven geroepen).
Na een jaar of twee had Selena er genoeg van om steevast de wulpse stoeipoes uit te moeten hangen en gooide ze het over een andere boeg. Ze werkte kortstondig samen met Fox the Fox en schakelde vervolgens Evert Abbing, Walter Samuel en Jan Tekstra in (bekend van hun werk voor Loïs Lane), die voor haar de ballad 'Time After Time' schreven. De single sloeg niet aan en dat lot was ook 'Hit Me with Your Loving' beschoren. Het enthousiasme van platenmaatschappij EMI was intussen danig bekoeld en Selena's tweede album (dat gepland stond voor oktober 1990) zou nooit verschijnen. Selena vond het mooi geweest; begin jaren negentig ontmoette ze haar echtgenoot, werd moeder van drie kinderen en trok zich terug uit de muziekindustrie.
'Timebomb' is nog steeds een erg vrolijk album (met een occasionele sfeervolle ballad), hoewel het nu ook weer geen miskend meesterwerk is. Luister zelf (224 kbps, 59 MB – met dank aan Saltyka's Music Site).
Zomer 1967. Peter Koelewijn zat op een terrasje in Amsterdam van de zon te genieten en dronk een biertje. Op een gegeven moment kwam er een jongen aangeslenterd die tegenover hem ging zitten. "Jij bent Peter Koelewijn, is 't niet?", viel hij met de deur in huis. "En jij denkt natuurlijk dat je aardig kan zingen. Nou, ík zing véél beter. Neem een biertje van me".
Peter Koelewijn keek de jongen geamuseerd aan, dronk nog een pilsje en nodigde de Amsterdammer (oftewel Ronnie Schutte, die in 1965 de redelijk succesvolle single 'Ze zeggen da'k een provo ben...' had uitgebracht) vervolgens uit om bij hem in de studio de daad bij het woord te voegen.
Het resultaat ('Boem Boem is Ho!') werd later dat jaar uitgebracht onder de noemer 'Ronnie & De Ronnies'. Het singletje sloeg niet aan, maar Koelewijn zag wel wat in de lijzige, zeurderige stem van Ronnie. Na het zien van een film over een alcoholist die tijdens een delirium allerlei insecten te voorschijn ziet komen die over zijn bed krioelen, schreef Peter Koelewijn het nummer 'Beestjes', dat hij perfect bij de stem van Ronny vond passen. Deze keer lukte het wel; de single bereikte de dertiende plaats in de Top 40 en kwam binnen op de tweede plek in de Humo Hitparade.
Na een handvol singles zag in 1970 de lp 'Wilde Ronnie' het licht. Het album bevatte 12 grotendeels humoristische tracks als 'Beestjes', 'Help, help', 'Ikke', 'Zo lui' en 'De keeper' (met als refrein: 'Wie van het team heeft de keeper gezien, ligt hij nog te slapen in z'n kleedcabine?' - sterke tekst!). Een van de opmerkelijkste nummers was 'Achelse kluis', waarin Ronnie zingt over de streek rond het gelijknamige klooster, net over de grens in België, waar de cafés in de jaren zestig tot 's morgens vroeg open bleven. In het weekend trokken tal van Eindhovenaren 's nachts naar Achel om zich daar klem te zuipen – dat Peter Koelewijn uit Eindhoven kwam, is natuurlijk geen verrassing. Nagenoeg alle nummers op 'Wilde Ronnie' waren geschreven door Koelenwijn en ingespeeld door diens Rockets. Het zou bij deze ene lp blijven. Wat Ronnie later is gaan doen – ik heb geen idee.
Luister naar 'Wilde Ronnie' in dit zipje (192 kbps, 48 MB – het gaat om een uitmuntende vinyl-rip).
Terwijl de hitlijsten midden jaren tachtig grotendeels werden bevolkt door onschuldige liedjes over liefde en leuke meisjes, pakte Latin Quarter het anders aan. De Engelse groep had namelijk een boodschap en gebruikte hun muziek om deze over te brengen. Latin Quarter werd in 1983 opgericht door Mike Jones, Steve Skaith en Richard Wright, die elkaar hadden ontmoet tijdens bijeenkomsten van de linkse politieke organisatie Big Fire. Aanvankelijk maakten ze vooral muziek voor de lol, maar naarmate het aantal bandleden toenam, groeiden ook hun muzikale ambities. Begin 1985 verscheen hun debuutalbum 'Modern Times', dat was gevuld met een over het algemeen luchtige mix van reggae, folk en een mespuntje new wave.
Centraal stonden echter de songteksten, die handelden over onder meer de kloof tussen arm en rijk ('Sea-Port September'), de veramerikanisering van de wereld ('America for Beginners), racisme (het prachtige 'Radio Africa'), apartheid ('No Rope As Long As Time') en de opkomst van de egoïstische yuppie ('The New Millionaires'). En eigenlijk, hoe somber het ook klinkt, als je de teksten ruim twintig jaar later herleest, is er feitelijk bitter weinig veranderd.
Maar goed. 'Radio Africa' werd een grote hit, maar Latin Quarter groeide niet uit tot een supergroep; vooral in Engeland waren de grote radiozenders nogal huiverig voor hun politieke statements en sociaal-bewogen songs. 'Modern Times' werd waar mogelijk genegeerd en singles van het album waren voornamelijk 's avonds te horen. Met opvolgers 'Mick and Caroline' (1987) en 'Swimming Against the Stream' (1988) was niets mis, maar het uitblijven van succes brak Latin Quarter op en in 1990 hief de groep zichzelf op – om drie jaar later weer bij elkaar te komen.
Hoewel 'Modern Times' misschien lichtelijk gedateerd overkomt, is het nog steeds een aanrader die tot nadenken stemt. Luister zelf (320 kbps, 86 MB – inclusief de hit 'Radio Africa').
Dirigent en componist Eberhard Schoener (1938) staat bekend als een van de meest innovatieve Duitse muzikanten van zijn generatie. Hij mengt klassiek met rock, elektronica met volksmuziek, opera met jazz, schreef de eerste internetopera 'Virtopera' – kortom, als er iemand moeilijk in een hokje is te stoppen, dan is hij het wel. Hoewel Schoener misschien wel het meest bekend is als componist van muziek voor Duitse series als 'Das Erbe der Guldenburgs', 'Der Alte', 'Derrick' en 'Siska', timmert hij al sinds de jaren zestig aan de weg met tal van projecten, zonder zich aan genre-grenzen te storen. Hij was de eerste met een Moog-synthesizer in Duitsland ("Da kamen die Rocker zu mir, um sich das Ding erklären zu lassen'') en ik ken hem vooral dankzij zijn baanbrekende albums uit de jaren zeventig. Toen Enigma-opperhoofd Michael Cretu nog op de middelbare school zat, gebruikte Schoener al gregoriaanse koorstukken in combinatie met pop. Lp's als 'Meditation' (1973)'Windows' (1974) en 'Bali Agung' (1976) zijn te beschouwen als wereldmuziek avant la lettre en nog steeds net zo grensverleggend als toen.
Reden voor dit stukje is echter de lp 'Trance-Formation' uit 1977, een enigszins vergeten mijlpaal in de geschiedenis van de elektronische muziek. Schoener riep voor dit album de hulp van het Tölzer Knabenchor, een Aziatisch monnikenkoor, een compleet orkest en diverse gastmusici (onder wie Police-gitarist Andy Summers) - allen gebundeld onder de noemer 'the secret society'. Het resultaat is bijzonder intrigerend; openingsnummer ''Falling in Trance'' vermengt bijvoorbeeld Latijnse klanken met een pulserend ritme, terwijl het ruim 12 minuten durende titelnummer niet zou misstaan op een avant-gardistische verzamelaar: elektronische klanken zwellen aan, het jongenskoor wordt door de sampler gehaald, een manisch kerkorgel rommelt in de verte, de elektrische gitaar van Summers scheurt en knarst en terwijl zangeres Mary Gregory in de beste Diamanda Galás-traditie woordeloze kreten uitstoot zet Schoener zijn Moog aan...
'Trance-Formation' is dertig jaar na dato nog net zo bijzonder als toen. Luister zelf (89 MB, 320 kbps – een formidabele vinyl-rip).
Er wordt wel eens gezegd dat alle muziekjournalisten gefrustreerde musici zijn. En volgens mij klopt deze uitspraak wel. Laatst zag ik een aflevering van 'De wereld draait door' waarin Joost Zwagerman vertelde dat het zijn jongensdroom was om een beroemd gitarist te worden. Toen dit plan niet helemaal uit de verf kwam, stortte hij zich op plan B: schrijver worden. Nu ben ik de laatste om mezelf 'muziekjournalist' te noemen, en misschien is dat ook de reden dat ik geen last heb van deze frustratie; ik bespeel geen instrument, kan niet bijzonder goed zingen en voel geen enkele behoefte om op een podium te gaan staan en de rockheld uit te hangen.
Het grappige is dat men vaak verwacht dat ik 'iets' met muziek doe, aangezien ik nogal ehhh.. 'obsessief' bezig ben om allerlei lp's en cd's naar huis te slepen. Zo gaf Lars (beter bekend als L-rs) me enkele maanden geleden Ableton, een professioneel programma om zelf muziek te maken. ''Echt iets voor jou'', voegde hij eraan toe. Ik installeerde de applicatie, sloeg de vuistdikke handleiding openen en raakte vervolgens zwaar geïntimideerd door de ontelbare knopjes en beschikbare VST-plugins. Na een paar uurtjes knutselen vond ik wel weer welletjes; het zou weken duren voordat ik alles onder knie zou hebben en ik kon mijn tijd wel beter besteden.
Afgelopen week ging ik op bezoek bij Lars en we belandden in zijn studio. Hij liet me enkele tracks horen en we sloegen aan het sleutelen. Nu weet ik niet hoe alle knopjes werken, maar wél wat ik wil horen (''en nu een WHOOOESJ gevolgd door een PIIIEEEEUUUWW en belletjes!'') en het resultaat na een klein uurtje knippen en plakken is eigenlijk best aardig geworden, hoewel Lars zich wel moest bedwingen om niet zijn 303 aan te zwengelen en er een vette acid-beat onder te plakken. In ieder geval: luister naar 'Ontmoeting op Solar 5' – en vergeet niet: dit is mijn eerste poging...
De kogel is door de kerk. Als eerste grote platenmaatschappij start EMI volgende maand met het aanbieden van online muziek zonder kopieerbeveiliging. De tracks zijn (vooralsnog alleen in Apple's iTunes) in twee versies verkrijgbaar: de standaardversie met DRM, en een duurdere onbeveiligde versie in een hogere kwaliteit van 256 kbps. Onbeveiligde nummers kosten 1,29 euro per stuk (dertig cent meer dan nu het geval is). Reeds gekochte muziek is te upgraden naar een 'vrije' versie door het prijsverschil bij te betalen – een beetje vreemd als je het mij vraagt, maar goed.
Volgens EMI-topman Eric Nicoli blijkt uit onderzoek dat 84 procent van de klanten bereid is om extra te betalen voor muziek in een hogere kwaliteit die op iedere mp3-speler af te spelen is. Nicoli denkt dat piraterij het beste te bestrijden is door klanten een goed, legaal alternatief te bieden. Apple's iTunes-muziekwinkel lag eerder al onder vuur; onder meer de Nederlandse Consumentenbond beschuldigde Apple van oneerlijke concurrentie omdat de beveiligde iTunes-bestanden alleen op een iPod zijn af te spelen.
De Consumentenbond is matig enthousiast over de nieuwe ontwikkelingen, maar teleurgesteld dat de DRM-vrije muziek duurder is dan het reguliere aanbod: "Als DRM toch niet helpt, waarom dan niet de slotjes op alle muziek eraf halen en alleen méér geld vragen voor liedjes van een hogere kwaliteit?"
Overigens werd vandaag (3 april) bekend dat de Europese Commissie gaat onderzoeken of Apple en enkele platenmaatschappijen zich schuldig maken aan ongeoorloofde prijsafspraken. Gebruikers mogen namelijk alleen muziek kopen in hun nationale iTunes-vestiging. Britten betalen omgerekend 1,16 euro per liedje, terwijl de rest van Europa 99 cent kwijt is. Ongeoorloofde beperking van de keuzevrijheid van consumenten, aldus de Commissie. Apple en diverse grote labels (waaronder EMI, Warner en Universal) hangt een boete boven het hoofd die kan oplopen tot tien procent van hun wereldwijde jaaromzet. Wordt vervolgd. (Bron: Nu.nl)
Min of meer onbewust houd ik een lijstje bij van dingen waar ik ooit eens een stukje over zou moeten tikken. En steevast als ik iets van dat lijstje wil wegstrepen komt er een album voorbijsuizen dat op mijn schouder springt en nadrukkelijk aan mijn oor begint te trekken. En zojuist was dat 'Moog Rock' (1968) van Les Baxter. Eigenlijk wilde ik wat schrijven over nederbeat en groepen als Ro-d-ys en The Motions, maar dit bijna vergeten album van exotica-pionier Baxter verdient het veel harder om onder het stof vandaan te worden gehaald.
Les Baxter (1922-1996) werkte in de jaren veertig en vijftig als arrangeur bij Capitol Records, waar hij talloze hits (waaronder 'Mona Lisa' van Nat King Cole) van een keurig strijkje voorzag. Op zijn eigen albums ging hij een stuk eigenzinniger te werk en sleepte hij onvermoeibaar allerhande exotische instrumenten naar de studio en stond hij aan de wieg van wat nu 'exotica' wordt genoemd: een exotische easy listening-variant met invloeden uit zonnige streken als Afrika, Zuid-Amerika en Polynesië.
In 1948 verscheen zijn eerste album 'Music out of the Moon', dat opviel door het gebruik van een theremin. Vier jaar later zag zijn briljante 'Le Sacre du Sauvage' het licht (met de klassieker 'Quiet Village') en in 1956 schreef en produceerde hij het meesterlijke 'Voice of the Xtabay', het debuutalbum van Yma Sumac. Les Baxter heeft honderden albums uitgebracht (in een latere fase van zijn carrière veelal soundtracks) en een van de vele juweeltjes is 'Moog Rock' uit 1968, waarop Baxter een aantal klassieke composities onder handen neemt.
Dit klinkt misschien niet al te spannend, maar wie James Last-taferelen verwacht komt bedrogen uit: Les Baxter gaat driftig en enthousiast tekeer op zijn Moog en voorziet bijvoorbeeld 'Nocturne' van Borodin en het tweede pianoconcert van Rachmaninoff van een swingend jasje, waarbij op de achtergrond allerlei rare geluidjes opduiken. De tien tracks hebben de tand des tijds best goed doorstaan; slechts heel af en toe klinkt het wat cheesy... Meer informatie over Les Baxter vind je bij Space Age Pop en downloaden doe je hier (28 MB, 128 kbps helaas – het gaat om een uitmuntende vinyl-rip, dat dan weer wel).
Anton Szandor LaVey (oftewel Howard Stanton Levy, 1930-1997) is de geschiedenisboeken ingegaan als de omstreden oprichter van de Church of Satan, de Satanskerk. Hoewel het satanisme niets nieuws was, werd het door LaVey eind jaren zestig onder de aandacht gebracht van een nieuw en voornamelijk jong publiek. LaVey presenteerde zich als een welbespraakte hedonist met een kleurrijk verleden en een mysterieus imago. Het voert te ver om de wazige denkbeelden van LaVey of diens warrige Satanic Bible uit de doeken te doen, want veel interessanter is het om stil te staan bij zijn carrière als musicus.
LaVey gaf op jonge leeftijd al blijk van groot muzikaal talent en kon als vijfjarige leeftijd al uitstekend uit de voeten op viool, drums, hobo, trombone, piano en orgel. Op 16-jarige leeftijd speelde hij professioneel hobo in het San Francisco Ballet Orchestra en later werd LaVey zelfs benoemd tot de officiële organist van San Francisco. Hij werkte daarnaast als leeuwentemmer, goochelaar en organist in het circus en wist dus perfect hoe hij het publiek moest inpalmen. Een carrière als componist lag echter niet in het verschiet; LaVey kon dan weliswaar een heleboel instrumenten bespelen, maar geen leuke deuntjes schrijven. In plaats daarvan koos hij voor een carrière als ehh.. Hogepriester.
In 1995 (twee jaar voor zijn dood) verscheen zijn album 'Satan Takes A Holiday', dat is gevuld met achttien orgeldeuntjes. Het gaat voornamelijk om bewerkingen van variété-nummers die in het begin van de 20ste eeuw redelijk populair waren (LaVey had een hekel aan 'moderne muziek') en voornamelijk handelen over zelfmoord, eenzaamheid en andere vrolijke onderwerpen. LaVey heeft niet alleen alles zelf ingespeeld, hij zingt ook af en toe. Hogepriesteres Blanche Barton en Nick Bougas (regisseur van de film 'Speak of the Devil' over het leven van LaVey) dragen eveneens een steentje bij.
Lees meer »
|
|