Arts

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
Arts
Virginia Apgar aan het werk
Virginia Apgar aan het werk
ISCO-08 221
Niveau Academisch

Een arts, dokter of geneesheer (Latijn: medicus) is een persoon die gerechtigd is de geneeskunde te beoefenen.

Arts in Nederland[bewerken]

In Nederland mag sinds de vervanging van de Wet Uitoefening Geneeskunst (1865) door de Wet BIG iedereen geneeskunde bedrijven. Er zijn wel zogenoemde voorbehouden handelingen, die alleen door medisch geschoold personeel mogen worden gedaan, zoals opereren en injecteren.

In Nederland is "arts" een beschermde titel, die pas kan worden verkregen na het voltooien van een academische studie en het succesvol afleggen van het artsexamen. Om de titel te mogen voeren moet een arts zijn ingeschreven in het BIG-register.

Om het beroep te mogen uitoefenen is registratie in het BIG-register geen voorwaarde, wel om de titel te mogen voeren. Immers, het bedrijven van geneeskunst is vrijgegeven behoudens 13 voorbehouden handelingen (art. 36 wet BIG).

Verschillende hoofdstromen na de basisopleiding tot arts zijn in Nederland:

De sociaalgeneeskundigen deelt men in Nederland verder in drie groepen in:

Hierbij wordt gedeeltelijk de Angelsaksische indeling van Community Medicine en Occupational Medicine gevolgd. Deze groep artsen wordt vaak gevonden bij de (semi)overheid in het kader van public health, maar ook als medisch adviseur bij verzekeringen en in allerlei management- en beleidsfuncties.

Arts in België[bewerken]

Titel[bewerken]

De titel 'arts', vroeger 'doctor in de geneeskunde', is voorbehouden voor iemand die de geneeskunde mag uitoefenen. In België is deze voorbehouden aan houders van het diploma: 'Master in de Geneeskunde' (voorheen 'doctor in de genees-, heel- en verloskunde'), die daarbij zijn erkend bij de Orde van geneesheren. De functieaanduiding 'geneesheer' wordt door velen als seksistisch ervaren en is mede hierom in 2012 verwijderd uit Belgische wetboeken als enige toelaatbare functieaanduiding. In België en Nederland is de voorkeursvorm inmiddels 'arts'.

Men kan twee soorten artsen onderscheiden:

  • huisartsen
  • geneesheer-specialist (doorgaans afgekort tot 'specialist')

Opleiding[bewerken]

De opleiding tot Master in de geneeskunde loopt via "Bachelor in geneeskunde". Om aan deze opleiding te mogen beginnen in Vlaanderen moet men slagen voor een toelatingsexamen, dat twee keer per jaar wordt gehouden.

In België zijn er vier hoofdstromen na de basisopleiding tot arts:

  • opleiding huisartsgeneeskunde
  • sociale geneeskunde, waarbinnen onder meer de afstudeerrichtingen jeugdgezondheid (de vroegere "schoolarts"), arbeidsgeneeskunde en gerechtelijke geneeskunde.
  • klinische specialisatie (opleiding tot geneesheer-specialist)
  • wetenschappelijk onderzoeker

Dokter, arts, doctor[bewerken]

De woorden 'arts' en 'dokter' worden in verschillende contexten gebruikt. Een arts behandelt niet per se beroepshalve patiënten, een dokter doet dit wel per definitie. Een arts-onderzoeker kan dus aangeven geen dokter te zijn. In de spreektaal wordt meestal 'dokter' gezegd waar ook 'arts' als beroepsaanduiding juist is. Bijvoorbeeld: "Mijn broer is arts." "Je moet ermee naar de dokter gaan." "Ik heb afgesproken met dokter Jansen." In samenstellingen wordt meestal 'arts' gebruikt: huisarts, kno-arts, oogarts. Huisdokter is echter ook gebruikelijk (in België meer dan in Nederland).

Een arts, tandarts of dierenarts wordt aangesproken met 'dokter', 'meneer' of 'mevrouw'.

Het meervoud van 'dokter' is 'dokters' of 'doktoren'.

De benaming 'dokter' dient niet te worden verward met de academische titel 'doctor', de titel die wordt verleend aan degene die een wetenschappelijke promotie succesvol heeft afgerond. (De academische titel doctorandus wordt in Nederland niet meer verleend en is vervangen door 'master'.) Gebruikt men het meervoud 'doktoren', dan is er alleen in de spelling een verschil merkbaar. Een dokter hoeft geen doctor te zijn om als arts te mogen werken en een doctor kan ook een ander vakgebied hebben.
Daarentegen worden in de Angelsaksische landen artsen wel als (medical) 'doctor' aangesproken (er is hier dus geen verschil in spelling). Artsen uit de VS hebben namelijk de academische titel Doctor of Medicine (M.D., ook wel MD); artsen uit het Verenigd Koninkrijk slechts de graad Bachelor of Medicine and Surgery (MBBS), maar zij voeren protocollair toch de titel 'doctor'. In Nederland en België vindt het voeren van de Amerikaanse en internationaal herkenbare titel 'M.D.' de laatste jaren steeds meer ingang bij artsen, in het bijzonder bij degenen die een loopbaan hebben in de medische wetenschap en/of werken bij universitair medische centra. Deze artsen werken namelijk veelal samen met artsen in het buitenland en gebruik van deze internationale titulatuur leidt dan tot betere herkenning in het buitenland. Het gebruik ervan is in Nederland echter niet wettelijk erkend.

Opleiding[bewerken]

De artsenopleiding duurt zowel in België als in Nederland zes jaar. De eerste jaren zijn met name in België theoretisch georiënteerd. De laatste 2 à 3 jaren brengt de student het geleerde in praktijk in verschillende ziekenhuizen. Gedurende deze periode loopt de student stage in verschillende specialismen; Nederlandse studenten worden dan 'coassistent' genoemd. De student mag dan, altijd onder toezicht van een medisch specialist, diagnoses stellen en behandelingen toepassen. Na het vervullen van deze stages kan men het artsexamen afleggen en is men basisarts. Men kan dan werken als arts, al dan niet in opleiding tot specialist (AIOS/ANIOS). De meeste basisartsen studeren verder voor medisch specialist, zoals huisarts, internist of chirurg.

Hoewel in België in de praktijk meer van "stagiair" gesproken wordt dan van "coassistent", is ook deze laatste term niet geheel ongebruikelijk. Het is stagiairs in België eveneens toegelaten om onder begeleiding van een medisch specialist medische handelingen uit te voeren (zowel diagnostiek als behandeling, en dit zowel in internistische als in heelkundige specialismen; in dit laatste geval is de toegelaten bijdrage echter sterk beperkt en afhankelijk van de begeleidende specialist en of er reeds een eerste assistent (ASO) aanwezig is). In België legt men in het vijfde jaar het Geïntegreerd Klinisch Eindexamen af en vervolledigt men de opleiding tot basisarts in het zesde jaar met aanvullende stages en nog een aantal opleidingsonderdelen aan de universiteit. De basisarts kan, vergelijkbaar met de situatie in Nederland, werken als basisarts (meestal verbonden aan de universiteit met een onderzoeksopdracht), of zich verder specialiseren tot specialist (ASO, arts-specialist in opleiding), huisarts (HAIO, huisarts in opleiding), of andere specialismen (waaronder de expertisegeneeskunde, maatschappelijke geneeskunde, jeugdgeneeskunde).

De (tand)artsenstudie is een van de weinige universitaire opleidingen in Vlaanderen waarvoor een bijkomend toelatingsexamen verplicht is, naast de algemene toelatingsvoorwaarde: in het bezit zijn van het diploma secundair onderwijs (of gelijkwaardig).

Vlaamse en Nederlandse universiteiten met artsenopleiding:

Zie ook[bewerken]

Icoontje WikiWoordenboek Zoek arts op in het WikiWoordenboek.