Het Mechatronisch Orkest

[Hier stond eerst een artikel uit NRC Handelsblad, 30 augustus 2010, geschreven door Lex Veldhoen.]

Admin Maandag 30 Augustus 2010 at 11:55 pm | | Standaard | Geen reacties

La isla bonita

Het begint met roffelende conga's, een direct invallende beat, synth-akkoorden en Madonna die zwoel mompelt: 'Como podria ser verdad'. Ze komt direct ter zake en zingt: ''Last night I dreamt of San Pedro / Just like I'd never gone, I knew the song / A young girl with eyes like the desert / It all seems like yesterday, not far away''.

En hops, het refrein, ondersteund met ge-ahhhh: ''Tropical the island breeze / All of nature wild and free / This is where I long to be / La isla bonita / And when the samba played / The sun would set so high / Ring through my ears and sting my eyes / Your Spanish lullaby.''

Een Spaans gitaartje benadrukt nog maar een keertje het lome vakantiegevoel, waarna Madonna vervolgt: ''I fell in love with San Pedro / Warm wind carried on the sea, he called to me / Te dijo te amo / I prayed that the days would last / They went so fast''. En na nog een keer het refrein en gezellige zomerse gitaarakkoorden, is het tijd voor wat geneuzel over hoe warm en lekker het wel niet is en 'Where a girl loves a boy, and a boy loves a girl'. En na een synthsolootje, een paar keer het refrein en een hele hoop 'Ta-la-ta-ta-taa', 'La-la-la-la-la-la-laaa', 'Pa-pa-la-pa-pa pa-pa-pa-pahaaa' en 'Ahaa, aha-ahaaa' draait er na bijna vier minuten iemand aan het fade-out-knopje.

'La isla bonita' (want daar gaat het om) is te vinden op Madonna's derde album 'True Blue' (1986). Het is geschreven door Bruce Gaitsch, die in Michael Jackson de perfecte kandidaat zag om het nummer te zingen. Jackson was op dat moment druk bezig met de opnames van 'Bad' en vond 'La isla bonita' helemaal niets. Het nummer belandde vervolgens bij producer Patrick Leonard, die er samen met Madonna aan begon te sleutelen. Samen schreven ze een nieuwe tekst en voegden wat meer Spaanse elementen toe. Toen het zomerse niemendalletje in het voorjaar van 1987 op single werd uitgebracht (en prompt een gigantische wereldhit werd), vroegen talloze mensen zich logischerwijs af: San Pedro, waar ligt dat eigenlijk?

Volgens Madonna zelf bestaat dit eiland helemaal niet en koos ze voor deze naam omdat het zo lekker zomers klonk. En het is dan ook puur toeval dat La Palma (een van de Canarische eilanden) ook wel bekend staat als ‘la isla bonita’. En dat je op Tenerife, het eiland een paar kilometer verderop, het kleine dorpje San Pedro aantreft? Ook toeval. En zo dreigt een aanvankelijk leuk stukje te verzanden in een anticlimax. Maar! In 1982 was Madonna op vakantie op het eiland Ambergris Caye, voor de kust van Belize (zo'n beetje tussen Mexico en Cuba in). En drie keer raden wat de naam van het grootste stadje is… San Pedro.  Het heeft er alle schijn van dat Madonna deze naam heeft onthouden en is blijven associëren met een tropisch vakantieoord - een naam die dus in haar onderbewuste voor het grijpen lag.

Goed, toch een anticlimax: Bruce Gaitsch vertelde later dat Madonna in 1986 veel tijd doorbracht in het plaatsje San Pedro, vlakbij Los Angeles. En om het nog prozaïscher te maken waren Madonna en haar toenmalige echtgenoot Sean Penn in die tijd goed bevriend met een dichter met de bijnaam… San Pedro. Madonna zelf vindt de exacte herkomst niet zo interessant; zij ziet 'La isla bonita' vooral als een 'eerbetoon aan Latijns-Amerika en zijn inwoners'.

Het is overigens grappig om te zien hoe Madonna een ogenschijnlijk lichtvoetig nummer voor de clip opeens voorziet van een religieus prikkelende context: de video symboliseert zowel de link met als de innerlijke strijd tussen het katholicisme en de latino-cultuur, verbeeld door respectievelijk de simpele witte outfit en de flamboyante rode jurk (om nog maar te zwijgen over de talrijke rondslingerende katholieke parafernalia in contrast met de onbezorgd buiten dansende menigte).

(O, omdat platenmaatschappij Warner alle 'La isla bonita'-clipjes van YouTube heeft gedonderd en je de 'officiële video' niet mag embedden, dan maar een lousy variant.)

arnold Donderdag 26 Augustus 2010 at 12:15 am | | Standaard | Eén reactie

Lutz Rahn (reprise)

Zo op het eerste gezicht ziet 'Solo Trip' (uit 1978) van toetsenist Lutz Rahn er veelbelovend uit. Op de hoes is zijn studio te zien, met aan de rechterkant een imposante Moog die de hele muur in beslag neemt, terwijl een schemerlamp en een wit gehaakt kleedje voor wat gezelligheid zorgen.

Wat het geheel echter een eigenaardige draai geeft, is het feit dat Rahn (ik neem tenminste aan dat hij het is) zich voor de gelegenheid heeft uitgedost als clown, inclusief rode fopneus. Alsof hij wil zeggen dat dit geen lp is met standaard elektronische muziek en hij altijd wel in is voor een geintje.

Rahn was de organist van de Duitse progressieve rockgroep Novalis en 'Solo Trip' is zijn eerste en enige solo-album. De lp bevat acht relatief korte nummers (naar elektronische muziek-begrippen tenminste) die schommelen tussen energieke pop en dromerige midtempo songs, met aanzwellende Mellotron-golven en borrelende bliepjes en bloepjes. Het heeft bij vlagen wel wat weg van een vroege Jean-Michael Jarre en het solowerk van Rick van der Linden.

'Solo Trip' is niet bijster origineel, maar ach, de boog kan niet altijd gespannen zijn. Bijgestaan door drummer Helge Tillman levert Rahn een plezierig synthesizeralbum af, dat ook degenen zal aanspreken die niet zo'n behoefte hebben aan hallucinerende ruimtereizen en vreemde geluidseffecten. Uitschieters zijn de voortvarende en energieke titeltrack, het golvende 'Galaxy Taxi' (met een fijne Mellotron-fluit) en het ontspannen, Air-achtige 'Drakula's Kuss' (met een Fender Rhodes-piano en wederom lekker veel Mellotron). De overige nummers weten een stuk minder te overtuigen en komen enigszins over als afgekeurde tracks van de Franse groep Space...

Het ruim dertig jaar oude 'Solo Trip' (nooit op cd verschenen) duurt een half uurtje – precies lang genoeg. Download een meer dan uitstekende vinyl-rip (320 kbps, 76 MB, via WeTransfer).

Overigens: het titelnummer klinkt me verdacht bekend in de oren - volgens mij is het ooit gebruikt als tune voor het een of ander of misschien heeft Rahn wat al te letterlijk zitten knippen en plakken. Ik heb er een tijdje over na zitten denken, maar er kwam niets bovendrijven. Mocht het je tijdens het luisteren te binnen schieten, reageer gerust!

arnold Vrijdag 20 Augustus 2010 at 12:03 am | | Standaard | Geen reacties

SD 2010: Bacio di Tosca

[Afgelopen weekend vormde de Utrechtse binnenstad het decor van Summer Darkness 2010, het jaarlijkse gothicfestival in de Domstad. Voor 3VOOR12/Utrecht deed ik verslag en de komende dagen zal ik een en ander online zetten op Araglin.nl. Voor meer verslagen en fraaie foto’s verwijs ik je graag naar het speciale Summer Darkness 2010-dossier.]

Kijk, zo dacht ik, al bladerend door het programmaboekje van Summer Darkness, op deze manier sla ik twee vliegen in één klap! Ik was namelijk nog nooit in Museum Speelklok geweest én ik had het neo-classicalproject Bacio di Tosca van Dörthe Flemming niet eerder live gezien. De Duitse mezzosopraan koos voor een sober optreden – misschien iets té sober…

Museum Speelklok (voorheen bekend als Museum van Speelklok tot Pierement) is een bijzondere locatie voor een concert. Omgeven door uit de kluiten gewassen draaiorgels en tal van kleurrijke en buitenissige instrumenten waan je je in de koortsdroom van een muzikale Geppetto. In een klein zaaltje was een podium neergezet, precies onder een indrukwekkend kerkorgel - de plek waar Bacio di Tosca zondagavond 15 augustus zou optreden.

Mezzosopraan Dörthe Flemming staat bekend om haar met vele emmers passie overgoten muziek, vol Weltschmerz, zwarte romantiek, intriges en drama. De naam van haar project (‘kus van Tosca’) verwijst naar de beroemde moordscène in Giacomo Puccini’s hevige romantische opera ‘Tosca’ (1887). Flemming maakt zogenoemde ‘neo-classical’ (op klassieke leest geschoeide muziek, ook bekend als ‘heavenly voices’ of ‘ethereal’), af en toe vermengd met lichte elektronische beats. Voor haar teksten laat ze zich inspireren door Duitse romantici als Eduard Mörike, Heinrich Heine en Georg Trakl.

Het podium zag er angstvallig leeg uit, en dat was met opzet: de fraai uitgedoste Dörthe Flemming zong namelijk mee met een DAT-tape. En terwijl de muziek dreigend uit de speakers golfde, pakte ze de microfoon en begon vol overgave en met intense uithalen aan haar optreden. In het daaropvolgende uur passeerden diverse nummers van haar debuut ‘Der Tod und das Mädchen’ (2007) en opvolger ‘Und wenn das Herz auch bricht!’ (2008) de revue. De nadruk lag vooral op het begin dit jaar verschenen ‘Hälfte des Lebens’.

Hoewel de locatie prachtig is en Flemming zelf er delicaat uitzag, was het jammer dat er voor de rest weinig gedaan was om een sfeer te creëren. Het had al gescheeld als er wat op het podium was neergezet, als er sfeervolle videobeelden werden geprojecteerd of wat dan ook. Maar aan de andere kant: het getuigt wel van lef om zo alleen op het podium te gaan staan en puur te overtuigen met je stem.

In het programmaboekje werden vergelijkingen getrokken met Qntal en Dead Can Dance, maar dat is een beetje te veel eer. Bacio di Tosca valt te beschouwen als een mix tussen Sarah Brightman, Blutengel, Sara Noxx en Ophelia’s Dream. De dramatiek lag er soms wel heel dik bovenop en halverwege dwaalden mijn gedachten af. Hoe zou het hebben geklonken als Dörthe Flemming een strijkkwartet had meegenomen in plaats van een tape in haar handtasje? Als de muziek wat minder synthetisch zou zijn geweest? Als - ik schrok op uit mijn dagdromen toen Flemming tijdens het voorlaatste nummer ‘Verborgenheit’ de zaal in liep, alsof ze merkte dat hier iemand aan het indommelen was…

Kortom, toen ze na ruim een uur van het podium stapte om even later op te duiken achter haar merchandisingstandje, had ze ondergetekende niet helemaal overtuigd. Maar toen bleek weer hoe persoonlijk muziek eigenlijk is: ik sprak diverse bezoekers die tot tranen toe waren geroerd en juist vol lof waren over haar sobere aanpak. En dat ze meezong met een tape? Ach, het gaat er toch om dat je wordt geraakt door de muziek? Daar viel weinig tegenin te brengen. Dörthe Flemming beroerde de harten van veel luisteraars, behalve die van mij – en laat ik nu net die ene zeikerd zijn die een stukje tikt…

Gezien: Bacio di Tosca, zondag 15 augustus 2010 @ Museum Speelklok

arnold Woensdag 18 Augustus 2010 at 12:32 am | | concerten | Geen reacties
Gebruikte Tags: ,

SD 2010: Allerseelen

[Afgelopen weekend vormde de Utrechtse binnenstad het decor van Summer Darkness 2010, het jaarlijkse gothicfestival in de Domstad. Voor 3VOOR12/Utrecht deed ik verslag en de komende dagen zal ik een en ander online zetten op Araglin.nl. Voor meer verslagen en fraaie foto’s verwijs ik je graag naar het speciale Summer Darkness 2010-dossier.]

Allerseelen is het project van de Oostenrijker Gerhard Hallstatt, die zijn muziek zelf omschrijft als ‘electronic folklore’. Interessant. Maar hoe klinkt dat in de praktijk? Het publiek in Tivoli de Helling kon dat zondagmiddag (15 augustus) met eigen oren ervaren. En om alvast een tipje van de conclusie op te lichten: het was hypnotiserend, maar wel enigszins eentonig.

Allerseelen is sinds eind jaren tachtig actief in het industrial- en ‘apocalyptic folk’-genre. De door Oostenrijker Gerhard ‘Kadmon’ Hallstatt opgerichte formatie heeft inmiddels een behoorlijk lijvig oeuvre opgebouwd én een fikse schare fans.

De muziek van Allerseelen laat zich lastig onder één noemer scharen. Hallstatt laat zich net zo makkelijk inspireren door beukende industrial en lieflijke neofolkliedjes als metal. Voor zijn songteksten put hij inspiratie uit allerhande occulte teksten, waarbij hij een bijzondere fascinatie aan de dag legt voor het Derde Rijk en de theorieën van onder anderen Friedrich Nietzsche, Ernst Jünger, Carl Jung en Julius Evola.
 
Dit klinkt misschien allemaal heel omineus en vervaarlijk, maar zo op het podium in Tivoli kwam Gerhard best aimabel over. Hij werd live bijgestaan door percussionist Axel Menz van Hekate en de Duitse bassist Marcel P. (Svarrogh, Sagittarius, Miel Noir, Die Weisse Rose).

Allerseelen opende met ‘Mit fester Hand’, gevolgd door onder andere ‘Feuersalamander’, ‘Löwin’, ‘Edelweiss’, ‘Kamerad’, ‘Sturmlied’ en ‘Flamme’. Hypnotiserend voortdreunende, duistere mantra’s, met een af en toe opduikende vioolsample, flarden van volksdeuntjes en zelfs wat jazzy accenten.

Hoewel Hallstatt bronstig en praatzingend over het podium stapte, bassist Marcel de meest stoere rockposes aannam en Menz enthousiast op zijn trommel roffelde (en een enkele keer op de gong naast hem) en aan de knopjes draaide, leken alle nummers (inclusief de weinig dynamische zang) erg veel op elkaar en werd het na een minuutje of twintig behoorlijk eentonig.

Misschien was het nog te vroeg voor uw razende Summer Darkness-reporter of wellicht lukte het me niet om me over te geven aan de bedwelmende cadans van Allerseelen, maar de vonk wilde niet overspringen. De fans vooraan hadden het prima naar hun zin, maar aan de zijkanten verlieten steeds meer mensen de zaal. Het enige echt onverwachte was het einde: klaarblijkelijk werd er vanuit de coulissen geroepen dat de band moest ophouden, waarop Hallstatt zich direct enigszins verlegen tot het publiek wendde: “We have to stop now. Good afternoon.” Om vervolgens samen met de overige bandleden stilletjes van het podium te stappen.

Gezien: Allerseelen, zaterdag 14 augustus 2010 @ Tivoli de Helling

arnold Woensdag 18 Augustus 2010 at 12:18 am | | concerten | Geen reacties
Gebruikte Tags: , ,

SD 2010: Zwarte Poëzie

[Afgelopen weekend vormde de Utrechtse binnenstad het decor van Summer Darkness 2010, het jaarlijkse gothicfestival in de Domstad. Voor 3VOOR12/Utrecht deed ik verslag en de komende dagen zal ik een en ander online zetten op Araglin.nl. Voor meer verslagen en fraaie foto’s verwijs ik je graag naar het speciale Summer Darkness 2010-dossier.]

Het voert te ver om Zwarte Poëzie te bestempelen als het best bewaarde geheim van Utrecht, maar feit is dat het sympathieke Utrechtse wave-trio wel wat meer aandacht en bekendheid kan gebruiken. Een optreden op het Domplein is misschien enigszins ondankbaar (het merendeel van de bezoekers wil gewoon een biertje drinken en bakkie friet soldaat maken), maar frontman Edwin van der Velde wist het aanwezige publiek enthousiast te maken - of dat nu wel of niet in bezit was van een ‘zwarte ziel’…

De combinatie wave met Nederlandstalige songteksten (of, iets anders geformuleerd: duistere rock in het Nederlands) ligt zo voor de hand dat het een raadsel is waarom slechts een handvol bands zich heeft gewaagd aan 'nederwave'. De reden? Het is moeilijker dan het lijkt. Zwarte Poëzie weet echter precies de juiste snaar te raken en bewandelt de fijne grens tussen zwartgallige humor en bloedserieus liefdesverdriet.

Het was voor het aanwezige publiek dan ook wel even wennen; zo vaak komt het immers niet voor je duistere rock krijgt voorgeschoteld in je ‘moerstaal’. De concerten op het Domplein zijn voor iedereen toegankelijk – en dus niet alleen voor Summer Darkness-bezoekers. Maar dat is kenmerkend voor de sfeer op het Domplein tijdens het festival: ‘gewoon’ publiek mengt zich met de Summer Darkness-bezoekers en geniet misschien wel evenveel van de bont uitgedoste mensen, de markt en de geprogrammeerde bands, of dat nu folk-achtige groepjes zijn of wavebands als Zwarte Poëzie. Het was dan ook erg grappig om te zien dat naarmate het concert vorderde, steeds meer mensen gegrepen werden; ook diegenen met een niet-zwarte ziel.

Zwarte Poëzie opende met het broeierige ‘Misschien Morgen Wel’ (te vinden op de EP Grijs Verleden’ uit 2007). Vervolgens was het tijd voor de typische Zwarte Poëzie-sound: de kenmerkende stem van frontman en gitarist Edwin van der Velde, de stuwende drums van Hannes Bögels, en de zoemende baslijntjes van de op het oude nest teruggekeerde bassist Sanne Korf.

In rap tempo passeerden nummers van het eind vorig jaar verschenen debuut Liefde de revue: het zwartgallig doorrockende 'Codicil', het stuwende ‘Zilver’, het melancholische 'Leegte', het onvervalst depressieve 'Alleen in de aarde', ‘Liefde’ (met het opbeurende refrein: “Ik zie je hangen, aan het plafond / Met een touw om je polsen in de richting van de zon”) en ‘Amelisweerd’.

Bij de ‘oudgedienden’ ‘Grijs Verleden’ en het lekker lang uitgesmeerde ‘Zwarte ramen’ kwam het publiek – aangespoord door Van der Velde – eindelijk in beweging en ontstond er een heuse pit voor het podium. En pas toen leek het optreden wat losser te worden – tot dan toe waren de man in de rolstoel vooraan en een handvol hardcorefans eigenlijk de enigen die met volle overgave genoten van Zwarte Poëzie.

Overigens, wie na het bijwonen van het optreden denkt, goh, dat wil ik nog eens in alle rust terugluisteren: debuut 'Liefde' kun je gratis downloaden op de Zwarte Poëzie-site. Desgewenst is het album (voorzien van een fraai hoesje en de bonustrack 'Ik denk niet dat wat was ooit zal zijn of zal worden') voor slechts een tientje aan te schaffen tijdens optredens.

Gezien: Zwarte Poëzie, zaterdag 14 augustus 2010 @ Domplein

arnold Dinsdag 17 Augustus 2010 at 2:33 pm | | concerten | Geen reacties

SD 2010: Faith and the Muse

[Afgelopen weekend vormde de Utrechtse binnenstad het decor van Summer Darkness 2010, het jaarlijkse gothicfestival in de Domstad. Voor 3VOOR12/Utrecht deed ik verslag en de komende dagen zal ik een en ander online zetten op Araglin.nl. Voor meer verslagen en fraaie foto’s verwijs ik je graag naar het speciale Summer Darkness 2010-dossier.]

Vaak hebben bands bij aanvang van een concert een paar minuten nodig om te acclimatiseren, het geluid goed af te stellen en andere dingen te doen die je als muzikant nu eenmaal moet doen. Zo niet Faith and the Muse. De Amerikaanse formatie rond Monica Richards en William Faith zette al direct vanaf de eerste seconde een uiterst professionele, goed doortimmerde show neer, waarin simpelweg alles klopte.

Eind vorig jaar verscheen :ankoku butoh:, het vijfde album van Faith and the Muse. En daar hoort natuurlijk een tournee bij: de afgelopen vijf maanden was de Amerikaanse formatie rond Monica Richards en William Faith live te bewonderen in Amerika en Europa en het optreden tijdens Summer Darkness vormde het spetterende sluitstuk van deze tournee.

Dat de groepsleden bijzonder goed op elkaar zijn ingespeeld, werd direct duidelijk: na enkele minuten Japans tromgeroffel waar Slagerij Van Kampen jaloers op zou zijn geweest (om precies te zijn de nummers ‘Harai’ en ‘Bushido’), verscheen zangeres Monica Richard heupwiegend als een moderne Cleopatra ten tonele. Met ‘She Waits By The Well’ slaagde ze er moeiteloos in het publiek in het goedgevulde Tivoli Oudegracht direct te betoveren. En toen de band vervolgens de opzwepende nieuwe single ‘Battle Hymn’ inzette - een intrigerende mengeling tussen oldschool darkwave en Japans taiko-gedrum (kumi-daiko, om precies te zijn), kon zelfs de meest gereserveerde en chagrijnige toeschouwer niet meer stil blijven staan.

Na vier liedjes van het nieuwe album was het tijd voor wat ouder werk: ‘Cantus’ (afkomstig van Annwyn, Beneath the Waves uit 1996), ‘Into My Own’ (te vinden op Richards’ solo-abum InfraWarrior uit 2006) en ‘Trauma Coil’ (van het debuut Elyria, 1994).

Tijdens het luisteren kon je je vergapen aan het bonte gezelschap dat door het leven gaat als Faith and the Muse: bosgodin Monica Richards, de imposante en in zwart pak gestoken behanenkamde William Faith, en tal net zo opmerkelijk uitgedoste muzikanten, onder wie violist Paul Mercer (die zo weggelopen leek te zijn uit een weelderig kostuumdrama) en de eveneens met stoere hanenkammen getooide Marzia Rangel (bas en cello) en Steven James (gitaar).

Na een bezwerend, bijkans sjamanistisch eerste half uur, werd het tijd om de gitaren om te hangen en ging het tempo en het volume omhoog toen William Faith de microfoon greep en de longen uit zijn lijf begon te schreeuwen. Na een handvol stevige gothrocknummers (‘Blessed’, ‘Sredni Vashtar’ en ‘Sovereign’, van zowel The Burning Season (2003) als ‘:ankoku butoh:’), nam Faith and the Muse afscheid van het enthousiaste publiek in Tivoli.

Je kunt er lang en breed over lullen, maar het optreden van Faith and the Muse was krachtig, uiterst professioneel en heel erg goed. Strak, overdonderend en met een charisma waar je u tegen zegt. De nadruk lag (logischerwijs) op het nieuwste album, maar de overige tracks waren precies goed gekozen, en bestreken het complete oeuvre van het inmiddels al zestien jaar bestaande Faith and the Muse.

Gezien: Faith and the Muse, zaterdag 14 augustus 2010 @ Tivoli

arnold Dinsdag 17 Augustus 2010 at 12:29 am | | concerten | Geen reacties
Gebruikte Tags: , , ,

SD 2010: Brendan Perry

[Afgelopen weekend vormde de Utrechtse binnenstad het decor van Summer Darkness 2010, het jaarlijkse gothicfestival in de Domstad. Voor 3VOOR12/Utrecht deed ik verslag en de komende dagen zal ik een en ander online zetten op Araglin.nl. Voor meer verslagen en fraaie foto’s verwijs ik je graag naar het speciale Summer Darkness 2010-dossier.]

Hoewel enkele uren eerder (folk)bands als Orfeo en Spiritual Front live waren te bewonderen, was het aan Brendan Perry om Summer Darkness 2010 officieel te openen. De Domkerk vormde het decor voor een oorverdovend optreden, waarbij Perry niet alleen veel nummers van zijn nieuwe album 'Ark' de revue liet passeren, maar ook uit zijn rijke Dead Can Dance-verleden putte.

Dat de 51-jarige Brendan Perry nog altijd een publiekstrekker van formaat is, blijkt wel uit de behoorlijke rij met fans die zich al rond acht uur op het Domplein heeft gevormd - terwijl het uitverkochte concert pas om negen uur begint. Na wat navraag, blijken weinig ongeduldig trappelende wachtenden bekend te zijn met Brendan Perry als solo-artiest. Voor de meeste van hen is zijn naam nog altijd onlosmakelijk verbonden met die van Dead Can Dance.

De inmiddels ter ziele gegane groep, die Perry begin jaren 80 samen met zangeres Lisa Gerrard oprichtte, geniet nog altijd hoog aanzien onder de Summer Darkness-bezoekers. Hoewel begonnen met experimentele postpunk, ontwikkelde Dead Can Dance in de loop der tijd een geheel eigen idioom: de woordloze, galmende zang van Gerrard (afgewisseld met de wat meer sonore stem van Perry), ingebed in weelderig optrokken klankkathedralen met invloeden uit de klassieke muziek, op smaak gebracht met een mespuntje ambient en gothic.

Toen na het weergaloze album Spiritchaser (1996) het doek viel voor Dead Can Dance, stortte zowel Lisa Gerrard als Brendan Perry zich op een solocarrière, waarbij vooral Gerrard erg productief bleek. Perry pakte het wat bescheidener aan: in 1999 zag zijn sfeervolle debuut Eye of the Hunter het licht, hij wierp zich op als producer en begin dit jaar verscheen eindelijk zijn tweede album Ark, dat een behoorlijk ingetogen en elektronisch georiënteerde Perry liet horen.

Het ligt dan ook enigszins in de lijn der verwachtingen dat Perry zich voor zijn concert in de Domkerk vooral van zijn rustige, contemplatieve kant laat zien. Geen gekke gedachte, want de akoestiek in de Domkerk is vaak niet zo geschikt. Helaas: Brendan Perry heeft besloten een heuse ‘rockset’ neer te zetten: hij heeft een bassist meegenomen, een drummer en er staan twee mensen achter de keyboards.

De eerste helft van het concert bestaat uit een letterlijk oorverdovende en galmende geluidsbrij. Na een tiental minuten vluchten de eerste bezoekers met de handen over de oren naar de uitgang. Brendan Perry zelf is erg goed bij stem en heeft ogenschijnlijk nergens last van, maar ook hij moet toch merken dat zijn uithalen verdrinken in een echoënde klankkast? Bij ‘Wintersun’ - en na bijna drie kwartier spelen - krijgt de geluidsman het geluid enigszins onder controle. En vanaf dat moment komen nummers als ‘Utopia’ en het nieuwe nummer ‘Eros’ eigenlijk pas echt tot hun recht.

Helaas is er weinig ruimte voor subtiliteiten; het verstilde Tim Buckley-eerbetoon ‘Song to the Siren’ komt bijvoorbeeld niet helemaal uit de verf. Het merendeel van de overige nummers wordt vakkundig dichtgesmeerd met de overdadig aanwezige synthesizers en tja, daar moet je van houden. Na ruim een uur spelen en twee Dead Can Dance-toegiften verlaten de bijzonder zwijgzame Perry en zijn bandleden zo rond half elf het podium. De fans vooraan ademloos achterlatend, terwijl degenen die wat meer verspreid door de Domkerk stonden, peinzend over hun kin krabben om vervolgens te verzuchten dat er meer had ingezeten.

Een lichtpuntje: enkele maanden geleden meldde Brendan Perry dat hij en Lisa Gerrard hun geesteskindje Dead Can Dance nieuw leven hebben ingeblazen. Een langverwacht nieuw album ziet hoogstwaarschijnlijk eind volgend jaar het licht.

Gezien: Brendan Perry, vrijdag 13 augustus 2010 @ Domkerk

arnold Dinsdag 17 Augustus 2010 at 12:17 am | | concerten | Eén reactie
Gebruikte Tags: , , ,

Ananda Shankar (reprise)

Ananda Shankar (1942-1999) heeft zijn hele leven gezocht naar de ultieme synthese tussen Oost en West. Of, om precies te zijn: het samensmelten van traditionele Indiase muziek en westerse ritmes. Shankar was de enige zoon van Amala en Uday Shankar. Laatstgenoemde was een wereldberoemd balletdanser en choreograaf, die als eerste westerse theatertechnieken in India introduceerde. Ananda was ook de neef van de legendarische sitarspeler Ravi Shankar. Met andere woorden: hij groeide op met dans, muziek en showbusiness.

Eind jaren zestig reisde hij naar Los Angeles om het te gaan maken als rockster. Hij gaf onder andere Jimi Hendrix sitarles en sleepte een platencontract bij Reprise Records in de wacht. In 1970 verscheen zijn titelloze debuut, dat zowel Indiase muziek bevatte als sitarversies van hits als 'Jumpin' Jack Flash' en 'Light My Fire'. Grappig en curieus, maar een stap te ver voor het grote publiek. Eenmaal teruggekeerd in India, experimenteerde Shankar er lustig op los en in 1975 zag het geweldige 'Ananda Shankar And His Music' het licht.

In de jaren die volgden, ontwikkelde hij zich tot een veelzijdig musicus en schreef muziek voor films, musicals, balletvoorstellingen en noem het maar op. Vernieuwend waren zijn mudavis, een soort multimedia-voorstellingen avant la lettre, waarbij dans, muziek, wilde dieren op een ronddraaiend platform en videobeelden één geheel vormden.

In het midden van de jaren negentig werd zijn muziek herontdekt door de Engelse dancescene en tourde hij met veel succes langs diverse festivals. Een hartaanval maakte een abrupt einde aan zijn 'comeback'; Shankar overleed op 26 maart 1999 in Calcutta. 'Ananda Shankar And His Music' is letterlijk een grensverleggend album: sitar, tabla en de mridangam worden moeiteloos vermengd met scheurende rockgitaren, Moog-synthesizers en een psychedelische beat. Opzwepende tracks (check 'Streets of Calcutta' en 'Dancing Drums') worden afgewisseld met bijna meditatieve nummers, waarbij je je als vanzelf in een dobberend bootje op de Ganges waant...

Toegegeven, het is soms lichtelijk cheesy en vreemd genoeg krijg ik voortdurend associaties met kungfu-films uit de jaren zeventig, maar zelfs 33 jaar na dato is 'Ananda Shankar And His Music' nog altijd zeer de moeite waard. Luister zelf (320 kbps, 77 MB).

arnold Donderdag 12 Augustus 2010 at 12:39 am | | Standaard | Geen reacties

Alyssa Milano

Alyssa Milano (1972) is letterlijk opgegroeid in de schijnwerpers. Ze was pas acht toen ze een van de hoofdrollen in de wacht sleepte in de Broadway-musical 'Annie' - een rol die ze maar liefst 18 maanden zou vervullen. Na te hebben gespeeld in musicals als 'Jane Eyre' en 'All Night Long' zette ze (ongetwijfeld enigszins aangemoedigd door haar ouders) haar zinnen op een carrière in de tv-wereld. Ze liet er geen gras over groeien en op elfjarige leeftijd maakte ze haar debuut in de comedyserie 'Who’s the Boss' (1984).

De serie over weduwnaar en ex-honkballer Tony Micelli (Tony Danza) als hulp in de huishouding van carrièrevrouw Angela Bower (Judith Light) was een groot succes en bombardeerde Milano tot tieneridool. Niet alleen was ze maar liefst acht seizoenen te zien in 'Who's the Boss', ze speelde daarnaast in een groot aantal films, maakte een work-outvideo ('Teen Steam' uit 1988) en had jarenlang een wekelijkse vragenrubriek in het Amerikaanse jongerentijdschrift The Big Bopper.

Toen 'Who’s the Boss' in 1992 werd stopgezet, belandde Alyssa enigszins in een zwart gat. Ze maakte korte metten met haar brave meisjes-imago (het helpt altijd als je uit de kleren gaat voor nietsverhullende fotoreportages) en verzeilde eigenlijk een beetje in het B-film-circuit. Gelukkig viel ze niet in de valkuil van seks, drugs en ehh… nog meer drugs waar menig ander tienersterretje aan is bezweken. Maar om een lang verhaal kort te maken (voor de hoed en de rand verwijs ik je graag naar Wikipedia), in 1998 kreeg ze door televisiemagnaat Aaron Spelling een van de hoofdrollen aangeboden in 'Charmed'. De wicca-fantasyserie werd een groot succes en maakte van Alyssa Milano wederom een ster.

De actrice is overigens overtuigd vegetariër, dyslectisch, UNICEF-ambassadrice en reisde onder meer af naar Angola en India om daar te helpen bij het opzetten van diverse hulpprojecten. En o ja, ze ontwerpt ook kleding.

Wie denkt dat ik mijn muzieklog gebruik om mijn zwak voor Alyssa Milano te etaleren, heeft slechts gedeeltelijk gelijk. Want de actrice heeft zich eind jaren tachtig ook gewaagd aan een zeer bescheiden muzikale carrière. In Japan was men namelijk als een blok gevallen voor Alyssa. Niet zozeer vanwege haar optreden in 'Who's the Boss', maar vanwege haar rol in het Arnold Schwarzenegger-vehikel 'Commando' (1986). Ze werd benaderd door een Japanse producer die graag een album met haar wilde opnemen. Nu wist ze ook wel dat ze geen geweldige zangeres was, maar ach wat kon het haar schelen.

En in 1989 verscheen op het Pony Canyon Label haar debuut 'Look in my Heart', enkele maanden later gevolgd door 'Alyssa' - twee albums gevuld met mierzoete, flinterdunne Stock, Aitken & Waterman-achtige liedjes en de iele, enigszins onvaste stem van Milano. De albums sloegen aan en werden gevolgd door 'The Best in the World' (1990), 'Locked inside a Dream' (1991) en ''Do You See Me' (1992), waarop eveneens totaal onschuldige synthetische niets-aan-de-hand popliedjes waren te vinden. Na vijf albums was de koek op en besloot Alyssa Milano de microfoon aan de wilgen te hangen - een verstandige beslissing.

Haar albums waren alleen in Japan verkrijgbaar en dat is denk ik ook de reden waarom Alyssa totaal geen artistieke pretenties had en het allemaal vooral zag als een uit de hand gelopen grap, zonder ook maar een seconde een serieuze zangcarrière te overwegen. Luister zelf (en dan voornamelijk uit curiositeitsoverwegingen): de eerste twee albums van Alyssa Milano in één zipje (256 kbps, 120 MB).

arnold Zaterdag 07 Augustus 2010 at 01:07 am | | Standaard | Vijf reacties

Mozart, het wondermeisje

[Hier stond eerst een artikel uit NRC Handelsblad, 2 augustus 2010, geschreven door Ingmar Vriesema.]

Admin Maandag 02 Augustus 2010 at 11:34 pm | | Standaard | Geen reacties