Lost Themes

Het zal aanvankelijk ongetwijfeld te maken hebben gehad met efficiency en kostenbesparingen; waarom zou je als regisseur een componist inschakelen als je het ook zelf kunt doen? Maar ongetwijfeld zal ook meegespeeld hebben dat regisseur John Carpenter het gewoon leuk vond om zélf muziek te maken voor zijn films.

Carpenter heeft talloze (horror)klassiekers op zijn naam staan, waaronder ‘Halloween’ (1978), ‘The Fog’ (1980), ‘Escape From New York’ (1981), ‘Big Trouble In Little China’ (1986), ‘Prince Of Darkness’ (1987) en ‘In The Mouth of Madness’ (1994). Nagenoeg al zijn films heeft Carpenter zelf van een effectieve soundtrack voorzien. Bekend geworden is vooral het sinistere deuntje voor de slasher ‘Halloween’, waarvoor Carpenter zich overduidelijk liet inspireren door Mike Oldfields ‘Tubular Bells’. De regisseur heeft zich nooit gewaagd aan experimentele muzikale uitstapjes, samenwerkingen met orkesten en meer van die fratsen, nee, hij bleef trouw aan zijn synthesizers. De Carpenter-sound wordt nu door chillwave- en retrowave-muzikanten als Com Truise, Zombi en Niky Nine bestempeld als een van hun grote inspiratiebronnen, maar dit terzijde.

Het voelt een beetje vreemd om ‘Lost Themes’ (releasedatum: 3 februari, hier meer info) te omschrijven als het eerste soloalbum van de inmiddels 67-jarige John Carpenter. Misschien kun je het beter bestempelen als het eerste Carpenter-album zonder begeleidende film. ‘Lost Themes’ bevat negen tracks die er bijna om schreeuwen om in een film gebruikt te worden. De muziek is redelijk simpel en voorspelbaar (aanzwellende, stemmige synthesizerklanken, gitaarsolo’s en hypnotiserende beats), maar het werkt als een tierelier.

De nummers, gemaakt in samenwerking met zijn zoon Cody Carpenter en petekind Daniel Davies, hebben titels als ‘Vortex’, ‘Mystery’, ‘Wraith’ en ‘Purgatory’, waardoor je er bijna automatisch zelf een verhaal bij gaat bedenken - met hoofdrollen voor psychopathische moordenaars, kannibalistische dwergen en gespierde helden in een strak shirtje.

In tegenstelling tot collegaregisseur David Lynch (die ook actief is als muzikant), maakt John Carpenter geen uitstapjes naar dance of industrial of probeert hij krampachtig zijn sound te updaten. Hij blijft trouw aan zijn roots, die stevig in de jaren tachtig zijn geworteld. Grappig genoeg zorgt juist dat authentieke, gedateerde 80’s-sfeertje ervoor dat ‘Lost Themes’ weet te overtuigen.

Groovy!, om maar eens te citeren uit 'Evil Dead II', nog zo’n horrorklassieker uit de jaren tachtig. 

Araglin | Dinsdag 27 Januari 2015 at 11:57 pm | review, Standaard, 80s | Reageer
Gebruikte Tags: , ,

50 Jaar Top 40

Vandaag (2 januari 2015) is het precies vijftig jaar geleden dat de allereerste Top 40 van start ging, toen gepresenteerd door Willem van Kooten (beter bekend als Joost den Draaijer). Het vijftigjarig jubileum van de Top 40 wordt luister bijgezet met een speciaal setje van tien postzegels (met fragmenten uit de songteksten van de tien meest succesvolle Nederlandse Top 40-artiesten), de zes cd’s tellende verzamelaar ‘50 Jaar Top 40#1 Hits’, een gouden jubileumeditie van het Hitdossier en de lancering van de online zender Top 40 Radio.

En dan is er nog het door Martijn van Stuyvenberg geschreven jubileumboek ‘50 jaar Top 40 – Nederlands bekendste hitlijst van toen tot nu’. Het boek wordt door Kosmos Uitgevers in de markt gezet als ‘het ultieme jubileumboek met vele interviews, foto’s, anekdotes en opmerkelijke feiten. Het boek geeft een prachtig tijdsbeeld van de Lijst der Lijsten. Maar dat niet alleen, ook de veelbewogen geschiedenis van de popmuziek in Nederland komt aan bod.”

En om maar gelijk met het slechte nieuws te beginnen: ‘50 jaar Top 40’ maakt deze verwachtingen niet waar. Het is een bladerboek geworden met oppervlakkige interviews, nietszeggende citaten van bekende Nederlanders en wat lukrake artiestenportretten.

‘50 jaar Top 40’ is verdeeld in vijf hoofdstukken, die elk tien jaar bestrijken. Elk hoofdstuk bevat een interview met de presentatoren van de Top 40 in die periode, een portret van de ‘Artiest van het Decennium’ (allemaal Nederlandse artiesten, onder wie BZN, André van Duin, Marco Borsato en Vengaboys), de ‘Hit van het decennium’ (wederom alleen Nederlandse artiesten), de terugblikken ‘Hoe is het nu met…’ en wat weetjes, cijfers en de onvermijdelijke bekende Nederlanders, die iets roepen over hun favoriete liedje.

Het boek is geschreven in opdracht van de Stichting Nederlandse Top 40 en dat betekent dus dat er geen onvertogen woord valt; iedere artiest vindt het geweldig dat hij of zij ooit een Top 40-hit heeft gescoord en is dankbaar dat zijn of haar carrière nog altijd op de rails staat. En iedere Top 40-presentator roept hoe eervol het wel niet wel was om deze hitlijst te mogen presenteren.

Als je tussen de regels doorleest, blijkt dat het er allemaal wel wat minder geweldig aan toe ging dan wordt voorgespiegeld. Zo vertelt Jan Veen (presentator van 1968-1970) dat hij het veld moest ruimen nadat hij werd beticht van ‘een dictatoriaal bewind’. In een gesprek met Ferry Maat lees je opeens dat hij moest stoppen met de Top 40-presentatie ‘omdat Veronica haar lijst terugwilde en dat werd beklonken door Lex Harding en Tros-chef Hugo van Gelderen’. Ehh… wat? Hoezo? Wat gebeurde er dan? En hoe zit het met ‘het gerotzooi met verkoopcijfers’, dat door diverse Top 40-presentatoren wordt aangehaald? Schrijver Martijn van Stuyvenberg gaat nergens dieper op in en blijft hangen in nietszeggende gesprekjes, die probleemloos een plekje zouden kunnen vinden op de Privé-pagina’s van de Telegraaf.

Helemaal erg zijn de muzikale herinneringen van bekende Nederlanders, die niets toevoegen en overkomen als het resultaat van een middagje rondbellen. Of het nu gaat om Carry Tefsen (‘Ik hield me nooit zo bezig met de hitlijsten’), Susan Smit (‘De soundtrack van Dirty Dancing kende ik van minuut tot minuut uit mijn hoofd. Patrick Swayze, woe-hoe!’) of Chantal Janzen (‘Ik deed op mijn kamer de meiden van Frizzle Sizzle na en dan was ik Mandy.’), het is vooral vermoeiend. Het leukste zijn nog de ‘Hoe is het nu met…’-gedeeltes, waarin onder anderen The Shorts, Hanny en Berdien Stenberg de revue passeren – hoewel in het stukje over Stenberg met geen woord gerept wordt over haar politieke carrière.

‘50 jaar Top 40’ is helemaal geen ultiem jubileumnaslagwerk, maar een kleurrijk vormgegeven, zwabberend geschreven boek dat nergens de diepte ingaat en het vooral gezellig wil houden. Voor wie geen behoefte heeft aan moeilijke verhalen, gedegen research en vooral een uurtje lekker hersenloos nostalgisch wil bladeren, is het een prima boek (hoewel YouTube hiervoor wellicht een betere - en goedkopere - optie is).

Wie de lat iets hoger legt, is echter veel beter af bij een van de boeken van Johan van Slooten, zoals ’50 Jaar Nummer 1-hits’, ‘500 nr. 1 hits uit de Top 40’ of ’30 jaar nummer 1-albums’. Helaas niet meer in de (online) boekwinkels te vinden, maar vast nog wel tweedehands verkrijgbaar.

Araglin | Vrijdag 02 Januari 2015 at 01:56 am | review, Standaard | 7 reacties
Gebruikte Tags: ,

School Daze

In een grijs weblogverleden omschreef ik de Amerikaanse producer Patrick Cowley (1950-1982) ooit als ‘het veel te vroeg overleden scharnierpunt tussen disco en house’. Cowley mag dan de muziekgeschiedenis zijn ingegaan als de ongekroonde disco- en remixkoning (check zijn magistrale remix van Donna Summers ‘I Feel Love’), ‘School Daze’ laat een geheel andere muzikale kant van hem horen. Op dit eind vorig jaar verschenen album zijn nooit eerder verschenen instrumentale tracks verzameld die Cowley schreef tussen 1973 en 1981.

In 1981 vroeg John Coletti, eigenaar van het gay porn-productiebedrijf Fox Studio in Los Angeles, of Cowley zin had om enkele van zijn films te voorzien van een soundtrack. Cowley snuffelde wat in zijn archief en stuitte op diverse studio-experimenten en klankcollages. Of Coletti daar misschien wat mee kon? 

De term gay porn-muziek wekt misschien associaties op van besnorde mannen die zwoel transpireren in de sportschool en daarbij worden ondersteund door cheesy synthesizerdeuntjes, maar Coletti pakte het anders aan. Hij selecteerde juist de surrealistische, experimentele nummers en in combinatie met de homo-erotische beelden was het resultaat… bijzonder. Nu heb ik me nooit verdiept in de homoseksuele pornowereld van de jaren zeventig, maar ik krijg de indruk dat de homopornofilms uit die tijd niet alleen draaiden om seks, maar ook een hoger, artistiek doel dienden.

Lees meer »

Araglin | Woensdag 19 Februari 2014 at 11:04 pm | elektronisch, review | Reageer

Machinist – Convergence

Je hebt muziek om de afwas bij te doen, muziek om op te dansen, bij in slaap te vallen, bij weg te dromen, je aan te ergeren, muziek om luidkeels mee te blèren en noem het allemaal maar op. En dan heb je nog muziek die bedoeld is om naar te luisteren. Echt te luisteren dus, zonder tegelijkertijd even je mail te checken, je goudvissen te voeren of je teennagels bij te knippen. Muziek waarover is nagedacht. 

Zoals ‘Convergence’, het nieuwe album van Machinist (oftewel de Utrechtse kunstenaar en muzikant Zeno van den Broek, lees hier het interview dat ik eerder met hem had), verschenen op Narrominded / Betontoon. Niet dat – pak ‘m beet – Rihanna niet over haar muziek nadenkt, maar het lijkt me geen pretje om heel geconcentreerd haar nieuwste album uit te zitten. ‘Convergence’ is andere koek. Het album bestaat uit één track van 34 minuten, live opgenomen op 19 november 2011 in Amsterdam. 

Het begint rustig, met wegstervende pianoklanken en elektronische effecten, die langzaam maar zeker gezelschap krijgen van noiseklanken en een aanzwellende zoemtoon - het audio-equivalent van een industriële bouwlamp. Deze geluiden ebben na verloop van tijd weg, om plaats te maken voor natuurgeluiden: regen, wind, getjilp van vogels. En net als je er lekker inzit, wordt het vervolgens licht oncomfortabel met witte ruis en sinusgolven, waarna pianoklanken en effecten je weer begeleiden naar het beginpunt. 

Het klinkt wellicht niet heel spannend allemaal, maar tijdens het luisteren is het alsof om je heen de muren verdwijnen, je even onbeschut (puur bijna) in de wereld staat, waarna de woonkamer weer vanaf de grond wordt opgebouwd. Een scheppingsverhaal in geluid. En hoewel Zeno van den Broek op zijn vorige albums ‘of what once was’ (2011) en ‘Viens Avec Moi Dans Le Vide’ (2010) eveneens vanuit een bepaald idee uitging en dat secuur uitwerkte, voelt het alsof ‘Convergence’ pas écht een conceptalbum is: het samenkomen van geluid en ruimte. 

Het is aan jou: je teennagels knippen met Rihanna of stilzitten en de diepte in met Zeno. 

Admin | Vrijdag 14 December 2012 at 4:59 pm | review, elektronisch | 2 reacties

of what once was

In 1949 componeerde de Franse kunstenaar en performancepionier Yves Klein (1928-1962) zijn ‘Monotone-Silence Symphony’. En dat monotone mag je letterlijk nemen: het stuk bestaat uit één akkoord dat een kamerorkest maar liefst twintig minuten aanhoudt, gevolgd door exact twintig minuten stilte. Om ervoor te zorgen dat het publiek zich de eerste twintig minuten niet stierlijk zat te vervelen, liet Klein vaak naakte modellen opdraven, die esthetisch over met blauwe verf ingesmeerde vellen papier moesten rollen en glibberen.

De Utrechtse geluidskunstenaar Machinist (oftewel de 29-jarige Zeno van den Broek) liet zich voor zijn vierde album ‘of what once was’ inspireren door Kleins symfonie. Het ruim 21 minuten durende ‘mono tone in d’ bestaat uit golvende gitaarexperimenten in een d-akkoord, waarbij de enige variatie bestaat uit de lengte van de tonen en verschillende trillingsvormen. Dit klinkt misschien net zo spannend als het kijken naar opdrogende verf, maar dankzij ratelende omgevingsgeluiden, sonore drones en af en toe zacht geknars en geknetter, blijft ‘mono tone in d’ van begin tot eind boeien.

Zeno van den Broek heeft geen naakte modellen nodig om je aandacht vast te houden: zijn muziek opent deuren in je geest. Het is alsof je ’s nachts door een schemerig verlichte fabriek dwaalt, vol met onbekende apparaten die al eeuwenlang geduldig ronddraaien. Na enige tijd te hebben rondgewandeld, wrik je een raam annex patrijspoort open en ontdek je tot je stomme verbijstering dat je je op volle zee bevindt, het zwarte water verlicht door een bleke maan…

Lees meer »

arnold | Woensdag 21 September 2011 at 12:37 pm | review | 1 reactie
Gebruikte Tags: , ,

Puin + Hoop

‘’Ehhhh… Mag dit af?’’ De gelukzalige glimlach waarmee vriendin Eva enkele minuten eerder de woonkamer was binnenlopen - net terug van yoga en met keurig gladgestreken chakra’s - had plaatsgemaakt voor een enigszins ongemakkelijke blik. Ik gaf een slinger aan de volumeknop. Nu is Eva wel wat gewend, maar ik kan me zo voorstellen dat het inderdaad ietwat unheimisch thuiskomen is met de bizarre klanken en industriële drones van het Utrechtse trio Puin + Hoop.

Toen Eva binnenkwam was ik net aanbeland bij ‘Ceci n'est pas une Puin + Hoop’, het vijfde nummer van het album Door: metaalachtig geklingel, schurende, industriële geluiden, een af en toe opduikende bas en vreemde, rondzoemende klanken - alsof je een door roestige robots georganiseerde hoogmis bijwoont in een buitenaardse fabriekshal. Je chakra’s zouden er spontaan van in de knoop raken.

Achter Puin + Hoop schuilen Roald van Dillewijn, Remco Verhoef en Erik Uittenbogaard. Het drietal timmert al sinds 2006 aan de weg met in eigen beheer uitgebrachte en inventief vormgegeven albums, die zich op het kruispunt van ambient, improvisatie en experiment bevinden. Met Door pakt Puin + Hoop het anders aan: het album is uitgebracht door het Narrominded-label. Dit Nederlandse label heeft zich gespecialiseerd in geïmproviseerde muziek, noise, avant-garde en overige avontuurlijke wazigheid. Roald, Remco en Erik hebben er overigens wel voor gekozen om het ontwerp en de productie van de hoesjes in eigen hand te houden.

Opener ‘Het wondere toeval’ vormt de opmaat tot het intense ‘Bomendocumentaire’, dat wordt gedomineerd door aanzwellende en pulserend rondtollende zaaggeluiden en allerhande intrigerende elektro-akoestische achtergrondgeluidjes. ‘Huidig tijdsgewricht’ en ‘Complotkanaal’ zijn dan weer excursies door verlaten, nachtelijk landschappen, waarbij je verbeelding overuren draait en je brein surrealistische droombeelden projecteert op de binnenkant van je schedel. Na het al eerder genoemde ‘Ceci n'est pas une Puin + Hoop’ sluit het ruim een kwartier durende ‘Zuurstof III’ het album af met rammelende gitaren, piano, geruis, synths en vooral veel knetterend gebliep en gebloep.

Roald, Remco en Erik maken gebruik van alles en nog wat om hun soundscapes vlees en botten te geven (variërend van synths en vervormde pianoklanken tot veldopnames en zelfgebouwde ‘lawaaimakers’). Het resultaat is van een adembenemende gruizigheid. Je zou het album met een beetje goede wil kunnen bestempelen als industriële ambient, maar net als je denkt de muziek enigszins in de oren te hebben slaat Puin + Hoop de hoek om, en het duurt dan een paar tellen voordat je het trio weer hebt ingehaald. Alsof je groepen als Merzbow, Machinefabriek en Faust bij elkaar in de studio zet en de deur pas weer van het slot haalt als de stofwolken van de jamsessies zijn opgetrokken. Gedurfd, fantasievol en eigenzinnig - als je tenminste de rolluiken van je oren haalt.

Nieuwsgierig geworden? Download (en beluister) het album gratis op de site van Narrominded.

arnold | Donderdag 20 Januari 2011 at 9:05 pm | review | Reageer
Gebruikte Tags: , ,

Los Angeles, the voices

Het was een beetje langs me heengegaan, om eerlijk te zijn. Kennelijk is Gordon al een paar maanden bezig om een nieuwe 'boyband' op poten te zetten. En dan niet zomaar een jongensband met vier of vijf gezonde knapen met hippe kapsels en een frisse adem, maar een stijlvolle zanggroep, strak in het pak en nadrukkelijk geënt op succesformules als Il Divo en The Canadian Tenors.
 
Hij plaatste een advertentie op Vocalisten.nl, liet tweehonderd mannen bij hem thuis auditie doen en dook uiteindelijk met Richy Brown (X Factor), Peter William Strykes, Roy van den Akker en Remko Harms (Op Zoek Naar Joseph) de studio in. Alle liedjes bestonden overigens al: Gordon had van zijn goede vriendin Tineke de Nooij een cd gekregen met liedjes van een Zuid-Afrikaanse jongensgroep. Gordon vertaalde er enkele in het Nederlands, schreef er nog een extra nummer bij en voilà: Los Angeles, the voices was geboren.
 
Het is verleidelijk de groep af te doen als wederom een tot mislukken gedoemd project van Gordon, maar ik heb geprobeerd zo onbevangen mogelijk naar het debuut te luisteren. En verdomd, het werkt! Nu ja, eigenlijk vooral de eerste twee nummers, moet ik er wel aan toevoegen. De instrumentale opener 'Los Angeles, the anthem' is heerlijk aanzwellend bombastisch, vol gegroffel en kopergeschal, en gaat naadloos over in 'Los Angeles, the voices, the song'. Een mierzoet, misschien zelf wat kitscherig nummer, waarbij alles uit de kast wordt gehaald. Het is dat ik gestopt ben met roken, anders had ik tijdens het luisteren spontaan mijn aansteker uit mijn zak gehaald om met het ontstoken vlammetje mee te deinen.

Lees meer »

arnold | Woensdag 17 November 2010 at 10:26 pm | review | 5 reacties
Gebruikte Tags: ,

Pilgrim’s Progress

Om maar gelijk met een bekentenis te beginnen: ik ben fan van Kula Shaker. Het is niet zo dat ik de Engelse groep rond frontman Crispian Mills over de hele wereld achterna reis en slaap onder een Kula Shaker-dekbed, maar ik heb wel alle albums in de kast staan. Nu is dat niet zo'n hele grote prestatie, want Kula Shaker heeft slechts drie albums uitgebracht (en drie ep's), waarvan twee in hun hoogtijdagen ('K' en 'Peasants, Pigs & Astronauts' uit 1996 en 1999) en eentje na een doorstart ('Strangefolk' uit 2007). Het tempo wordt nu gelukkig enigszins opgevoerd met 'Pilgrim's Progress' de nieuwste loot aan de Kula Shaker-boom. Of beter gezegd: een nieuw wierookstokje in de houder…

Kula Shaker roeide met hun psychedelische flower power-rock medio jaren negentig behoorlijk tegen de alternatieve rockstroom in en groeide dankzij hits als 'Hush', 'Govinda' en 'Tattva' uit tot een onwaarschijnlijke wereldact. Nadat Crispian Mills zich wat ongelukkig had uitgelaten over Adolf Hitler, het swastikasymbool en nazi-uniformen, en bovendien enigszins naast zijn schoenen begon te lopen, was het snel gedaan met de populariteit van Kula Shaker. Mills werd enthousiast aan de schandpaal genageld door de Engelse pers en excuses mochten niet meer baten: 'Peasants, Pigs & Astronauts' verkocht lang niet zo goed als het bijzonder succesvolle debuut en in 1999 werd Kula Shaker opgeheven - om zes jaar later weer stilletjes aan een tweede leven te beginnen.

In tegenstelling tot het enigszins zwaar beladen 'Strangefolk', ligt het er deze keer wat minder dik bovenop. De sfeervolle, met strijkers gelardeerde opener 'Peter Pan RIP' en de ballad 'Ophelia' beloven veel goeds en worden afgewisseld met vintage Kula (zoals 'Modern Blues', 'Figure It Out' en 'Barbara Ella'), akoestische, ietwat pompeuze tracks (zoals 'Ruby', 'Only Love' en 'Cavalry', over een groep gedemoraliseerde en in het nauw gedreven soldaten) die echo's oproepen van Donovan en het vroege werk van Bob Dylan.

Het leukste zijn de nummers waarop Kula Shaker zich laat gaan en eens wat anders probeert, zoals bijvoorbeeld in 'All Dressed Up (And Ready To Fall In Love)' met zijn opzwepende en jengelende cowboygitaren, het instrumentale 'When a Brave Meets a Maid', waarop surfmuziek wordt gecombineerd met een epische Ennio Morricone-touch, en de sprookjesachtige sitarballade 'To Wait Till I Come'. Met het bijna zeven minuten durende 'Winter's Call' probeert Kula Shaker 'Pilgrim's Progress' met een daverende klap af te sluiten (en is daarbij niet zuinig met langgerekte gitaarsolo's en zelfs een gierend orgeltje), maar de vonk wil niet helemaal overslaan.
 
'Pilgrim's Progress' laat zich beluisteren als een band die zijn niche heeft gevonden, af en toe eens wat uitprobeert, maar over het algemeen trouw blijft aan de sound waar ze beroemd mee zijn geworden: radiovriendelijke psychedelische folkpop met een spiritueel tintje, bij uitstek geschikt  voor wie af en toe eens nostalgisch mijmert over het verleden - al dan niet over het eerste Kula Shaker-album...

Spotify-gebruikers kunnen het album volledig online beluisteren, op de Kula Shaker-MySpace vind je wat losse tracks van het nieuwe album.

arnold | Dinsdag 13 Juli 2010 at 10:20 am | review | 1 reactie
Gebruikte Tags:

Behind the Bend

Een olievlek zo groot als Nederland zaait dood en verderf voor de Amerikaanse kust, inhalige bankboeven brengen complete landen aan de rand van een faillissement en intussen doemen tientallen miljarden euro's aan bezuinigingen als dreigende slagschepen op aan de horizon - vrolijk word je niet van het Journaal. Maar als het me allemaal even te veel wordt, kan ik me gelukkig altijd wenden tot de Zweedse zangeres Lisa Isaksson, die in een geheel eigen wereldje leeft en muziek maakt alsof de tijd sinds begin jaren zeventig is stil blijven staan. Onder de noemer Lisa o Piu (oftewel 'Lisa en haar band') verscheen vorig jaar haar debuut 'When This Was The Future', dat was gevuld met verstilde, feeërieke liedjes, die ijl wegzoemden naar langvergeten werelden.

Opvolger 'Behind the Bend' is een min-album (met een speelduur van een klein half uurtje), waarschijnlijk bedoeld om de fans die enigszins wakker dreigden te worden, weer in slaap te soezen. Het recept is hetzelfde gebleven: Lisa die fraaie liedjes zingt en zichzelf begeleidt op gitaar, aangevuld met onder andere spaarzame percussie, fluit, klarinet en harp. De enigmatische opener 'Was It The Moon' zet al direct de toon en valt op door de halverwege het nummer opduikende sitarklanken. 'Simplicity' is voornamelijk opgebouwd rond akoestisch getokkel, en wie al niet zat te knikkebollen, zal dat tijdens 'Dream Of Goats' zeker gaan doen. Het korte instrumentale 'World Falling Down' is de opmaat voor het twaalf minuten durende 'Child of Trees', dat aanvankelijk wordt gedomineerd door harpspel en zang (een beetje à la Joanna Newson, hoewel Lisa een veel fijnere stem heeft), om na een minuut of vijf te veranderen in een min of meer aanzwellend instrumentaal epos. Afsluiter 'Gong For Hours (Jupiter's Under The Moon)' valt uit de toon: donkergalmende klankschalen en vogelgeluiden (en dat zo'n vier minuten lang) - alsof de geachte bezoekers Lisa's sprookjesbos nu wel weer mogen verlaten.

'Behind the Bend' weet minder resoluut te overtuigen dan debuut 'When This Was The Future', maar is nog altijd bijzonder sfeervol, met een fijne retro 'psychfolk'-feel. En dat Lisa Isaksson af en toe misschien enigszins voortkabbelt - ach, ze zingt het zelf al: ''Simplicity is all I’m asking for''.

Spotyify-gebruikers kunnen 'Behind the Bend' volledig online beluisteren, anders ben je aangewezen op haar MySpace-account voor een luisterimpressie.

arnold | Woensdag 09 Juni 2010 at 12:04 am | review | Reageer

Willekeurige cd-review: Uran

Het lijkt wel alsof de groep Uran helemaal niet wil dat je hun titelloze album (verschenen op Sulatron Records) beluistert: op het cd-hoesje prijkt een nogal lelijke, Gumbah-achtige tekening, op de achterkant is een nietszeggende auto en de rug van een jongen met een capuchon te zien en het boekje bevat foto's van onder meer een ronddraaiende dönervleesrol. De nummers gaan door het leven als 'STRAALSKADAD', 'manslut', 'fatfucker' en 'URI BOCK' en als kers op de taart vind je onder de cd-tray een kleurenfoto van een dikke puist die op springen staat.

Enigszins op mijn hoede zette ik me dan ook aan het luisteren. Gelukkig bleek het allemaal nogal mee te vallen: de Zweden van Uran maken nerveuze, overspannen instrumentale psychedelische rock, met de nodige gamebliepjes en rafelige randjes - alsof je Motörhead en de Ozric Tentacles bij elkaar in de oefenruimte zet, Lemmy even bier laat halen en iedereen op het hart drukt dat het tempo vooral hoog moet liggen want hij kan elk moment terugkomen.

De dertien tracks bulderen in een gelijkvormige brij in bijna drie kwartier je speakers uit, zonder ook maar enige subtiliteit of nuance. En net als je enigszins meegesleept dreigt te worden door de aanstormende vloed aan riffjes en pompende drums, is het desbetreffende nummer alweer afgelopen; met een gemiddelde songlengte van tweeënhalve minuut is het nu eenmaal lastig psychedelische spacerock maken…

arnold | Woensdag 02 Juni 2010 at 12:32 am | review | 1 reactie