Och. De Griekse zanger Demis Roussos is zaterdagnacht om half drie in zijn huis in Athene overleden aan de gevolgen van kanker. Hij is 68 jaar geworden. De zanger wordt vrijdag 30 januari begraven op de Protone Crotafio begraafplaats in Athene.
Artemios Ventouris Roussos werd op 15 juni 1946 geboren in Alexandrië. Zijn ouders waren geëmigreerde Grieken die in Egypte hun fortuin hadden gemaakt. Eind jaren vijftig nationaliseerde de toenmalige Egyptische president Nasser alle grote bedrijven, waardoor het gezin Roussos noodgedwongen naar Griekenland moest terugkeren.
Al op jonge leeftijd gaf Demis blijk van een groot muzikaal talent. In 1968 richtte hij samen met Evangelis Papathanassiou (beter bekend als Vangelis), Loukas Sideras en Agyrilos Koulouris de invloedrijke rockband Aphrodite's Child op, met wie hij hits scoorde als 'Rain And Tears' en 'It’s Five O’Clock'. De groep bestond van 1968 tot 1971 en bracht in die periode drie albums uit, waaronder het psychedelische meesterwerk ‘666’ uit, een conceptalbum geïnspireerd door het Boek der Openbaringen
Als soloartiest was Demis Roussos nog succesvoller; zijn eerste single 'We Shall Dance' (1971) werd een wereldhit en in de jaren die zouden volgen verschenen talloze singles en albums, die niet alleen in Europa, maar ook in Amerika en Zuid-Amerika goed verkochten. In december 1973 scoorde hij in Nederland een nummer 1-hit met 'Schönes Mädchen aus Arcadia'.
In de jaren tachtig ging het allemaal wat minder; de hits bleven uit, de zanger werd depressief, at zich tonnetje rond, zocht troost in de armen van vele vrouwen en keek niet op een glas ouzo meer of minder. In 1982 verscheen zijn opzienbarende autobiografie 'A Question of Weight', waarin hij openhartig vertelt over zijn eetverslaving en pogingen om af te vallen, en en passant tips geeft voor een goed seksleven.
In 1985 haalde Demis Roussos het wereldnieuws omdat hij een van de passagiers was van een Amerikaans vliegtuig (TWA Flight 847 om precies te zijn) dat in Beiroet werd gekaapt door terroristen. Het toestel bleef twee weken aan de grond. De kapers hadden in eerste instantie niet door dat ze een beroemde gast in hun midden hadden, maar zodat Demis zich bekendmaakte, waren ze diep onder de indruk. Demis was ook in het Midden-Oosten een gevierd zanger en de kapers bleken grote fans; ze vierden zelfs zijn verjaardag in het vliegtuig. Demis Roussos werd in ieder geval halverwege vrijgelaten.
Het duurde even voordat hij van alle commotie was bekomen, maar al snel volgden de nieuwe albums elkaar weer in rap tempo op (vooral succesvol in Frankrijk en Duitsland), hoewel de kwaliteit wisselende (met als dieptepunt het album 'Insight' uit 1993, met zelfs een heus rapnummer: 'Spleen'). Maar goed, als je wereldwijd meer dan 60 miljoen albums hebt verkocht, behoor je ontegenzeggelijk tot een van de grootste muzikanten van de 20ste eeuw.
De afgelopen jaren leidde Demis een teruggetrokken bestaan. Enkele jaren geleden werd bij hem kanker geconstateerd. Hij laat zijn vrouw Marie en zijn twee kinderen Emily en Cyril achter.
In Zweden is hij een superster, een legende, maar in zijn geboorteland Nederland moet het Cornelis Vreeswijk Genootschap alle zeilen bijzetten om te voorkomen dat de zanger in de vergetelheid wegzakt. Het leven van Cornelis Vreeswijk (1937-1987) is op zijn minst turbulent te noemen. Hij emigreerde op 12-jarige leeftijd met zijn zus Ida en ouders naar Zweden, alwaar vader Vreeswijk een taxi-bedrijf begon. In 1961 keerden de ouders van Cornelis terug naar Nederland – hun zoon en dochter bleven in Zweden wonen. Na de middelbare school probeerde Cornelis het op de toneelschool en sociale academie, maar beide opleidingen maakte hij niet af.
Dankzij de Zweedse folkzanger Fred Åkerström werd Cornelis Vreeswijk ontdekt en in 1964 verscheen zijn eerste album 'Ballader och oförskämdheter' (Ballades en onbeschaamdheden). De lp sloeg in als een bom. De brave Zweden reageerden geschokt op de maatschappijkritische liedjes en teksten over hoeren, zwervers en meer van dat fraais. De Zweedse radio deed zijn muziek in de ban en zijn lp's werden voorzien van de beruchte doodshoofdsticker – koren op de molen van veel jongeren natuurlijk, die massaal zijn albums in huis haalden.
Het succes van Vreeswijk was de Vara niet ontgaan; de omroep haalde de zanger in 1966 naar Nederland voor enkele optredens. Het was geen groot succes en pas in 1972 verscheen zijn eerste Nederlandstalige album, met nummers als 'Veronica', 'De Nozem en de non' en 'Misschien wordt 't morgen beter'. Deze keer lukte het wel en zijn debuut bereikte de platinastatus. In de jaren die zouden volgen bracht Vreeswijk zowel in Zweden als Nederland regelmatig nieuwe albums uit, hoewel het succes in Nederland geen vervolg kreeg – al zijn latere Nederlandstalige lp's flopten.
Lees meer »
Dat ik niet de enige ben die (voormalig) Nightwish-zangeres Tarja Turunen soms maar moeilijk kan verstaan, blijkt uit dit filmpje, waarin het nummer 'Wishmaster' is voorzien van ondertitels. Ik moest hard lachen. Ook erg grappig is deze voetbalwedstrijd tussen Duitsland en Griekenland (oftewel: een oud Monty Python-filmpje). Iets minder hoog scorend op de humorschaal, maar goed genoeg voor een optrekken van de wenkbrauwen en een gestameld 'what the fuck': twee jonge Duitsers die in de huid kruipen van die irritante Crazy Frog.
En nu ik toch aan het linkdumpen ben, kunnen deze er ook nog wel bij: Dave Chappelle maakt MTV Cribs belachelijk ('I like to eat everything with diamonds because they make my dookie twinkle'), en maak kennis met Sarah Silverstone en haar politiek incorrecte liedjes: 'You're gonna die soon' (gezongen in een bejaardentehuis) en '(Jewish people driving) German cars'. Van een geheel andere orde: Beatboxmixer – kies drie 'human beatboxers', zorg ervoor dat eentje het ritme bepaalt en laat de anderen op de maat mee beatboxen. Erg knap gemaakt. Het magazine Stylus heeft een lijst gemaakt met de mooiste 100 videoclips aller tijden en ze allemaal netjes op een pagina gezet (gigantische lijst, laden kan even duren).
Verder: een animatiefilmpje over een gewelddadige ballon, filmfestival Con-Can heeft dertig korte filmpjes online gezet, een ehh bijzondere videoclip van Chris Cunningham voor 'Sheena is a parasite' van The Horrors, en een melig filmpje over twee vampiers die in de problemen komen als ze hun baan bij de bloedbank verliezen. En tot slot: een drie minuten durende compilatie van de meest ranzige scènes uit horrorfilms (NVVJM – niet veilig voor je maag) en een documentaire uit 1993 over de technoscene in Berlijn.
Mijn hoster Sacha kwam enige tijd geleden met een mp3'tje van Dragonforce op de proppen. "Moet je luisteren, dit is echt heel erg", was zijn commentaar. Nu weet ik niet wat dit over mij zegt, maar ik vond de muziek van deze Engelse powermetal-formatie lang zo slecht nog niet. Op hun website blaast de groep behoorlijk hoog van de toren en wordt de ene superlatief na de andere opgelepeld ('DragonForce have established themselves as THE heavy metal band of the past year' en gitarist Herman Li over een hun nieuwe album: "I've never heard an album that sounds like Inhuman Rampage! The title says it all! It's seriously gonna blow some heads off around the world during the next year.") en dat hoort natuurlijk ook een beetje bij het genre.
De vingervlugge gitaar- en keyboardsolo's vliegen je om de oren, de drummer houdt nogal van opschieten, zanger ZP Theart beschikt over zo'n typische hoge powermetal-stem en de songteksten gaan helemaal nergens over. Het is allemaal zwaar over de top, maar spelen kunnen ze. Dragonforce neemt zichzelf gelukkig niet bijster serieus; de meeste foto's zijn zo overdreven metal dat het erg grappig wordt en in de video-afdeling zijn Spinal Tap-achtige clips te zien van de zanger die over een microfoonstandaard struikelt en gitarist Sam die enthousiast rondjes draait om vervolgens pardoes het publiek in te duikelen. Hun nieuwe album 'Inhuman Rampage' ziet op 6 januari het licht en als voorafje kun je de track 'Through the Fire and Flames' downloaden (samen met 'My Spirit Will Go On' en 'Black Winter Night'). Liefhebbers van Rhapsody, Stratovarius en Gamma Ray kunnen hun hart ophalen. Heb je geen flauw idee wat je moet verwachten: oordopjes en een zuurstoffles zouden wel handig zijn.
En opeens zat ie in mijn hoofd: Rick Astley. Eind jaren tachtig scoorde hij een aantal wereldhits, waarbij zijn nogal houterige verschijning niet geheel in overeenstemming leek te zijn met zijn chocoladebruine stem. Toen hij besloot te breken met producerstrio Stock, Aitken en Waterman was het snel gedaan met zijn succes; zijn soloalbums flopten en het werd akelig stil rond de zanger. Astley is inmiddels 39 jaar en van plan in september een grandioze comeback te maken met een nieuw album. Ik zet daar zo mijn vraagtekens bij, maar misschien wordt het wel een geweldige cd.
Rick Astley werd geboren op 6 februari 1966 en groeide op in het kleine Engelse dorpje Newton-Le-Willows in Lancashire. Op zestienjarige leeftijd verliet hij de middelbare school en werkte een tijdje als bezorger voor het tuincentrum van zijn ouders. In zijn vrije tijd zong hij in de lokale soulbandjes Give Way en FBI. Toen Rick met FBI optrad in een kroeg, werd hij ontdekt door het producer Pete Waterman, die hem een baantje bezorgde in zijn studio. Rick werkte aanvankelijk als 'tape operator', wat in de praktijk neerkwam op koffie zetten, de post sorteren en wat huishoudelijke klusjes. Als de studio niet in gebruik was, nam hij af en toe wat nummers op, maar deze bleven vrijwel allemaal op de plank liggen. Zijn eerste single 'Learning to Live (Without Your Love)', een duet met O'Chi Brown, werd geen succes.
Lees meer »
Ik heb er nu een al paar keer mee in mijn handen gestaan, maar op de een of andere manier komt het er maar niet van om 'The best of Man At Work' daadwerkelijk aan te schaffen. Afgelopen weekend zag ik de compilatie liggen bij de V&D, maar werd ik afgeleid door 'The best of Saxon' voor een luttele 4 euro - een fijne heavy metal-cd met een hoog Spinal Tap-gehalte. De volgende keer dan maar...
Men At Work ging de muziekgeschiedenis in dankzij die ene wereldhit, het aanstekelijke 'Down Under' uit 1982. De groep werd begin 1979 in Sydney opgericht door de oorspronkelijk Schotse Colin Hay (zang, gitaar) en Ron Strykert (zang, gitaar). Al snel werd de groep uitgebreid met John Rees (bas), Greg Ham (saxofoon, fluit, keyboard) en Jerry Speiser (drums). In de daaropvolgende twee jaar trad de groep overal in Australië op, om uiteindelijk in 1981 een contract te tekenen bij platenmaatschappij Columbia. In het najaar van 1981 verscheen de eerste single 'Who Can It Be Now', gevolgd door het debuutalbum 'Business as Usual' (1982). Zowel de single als het album (gevuld met vrolijke The Police-achtige deuntjes en een snufje rock en wave) werden een groot succes.
De Nederlandse radio pikte de groep begin 1982 op en de Nederlandse afdeling van Columbia besloot het vrolijke nummer 'Down Under' op single uit brengen. Nog voordat iemand in Europa van Men At Work had gehoord, stond de groep in april al hoog in de Nederlandse hitlijsten. 'Business as Usual' werd in de zomer in Amerika uitgebracht en met 'Who Can It Be Now' en 'Down Under' scoorde Men At Work kort achter elkaar twee Amerikaanse nummer 1-hits. En ook in Engeland deden het album en de twee singles het meer dan uitstekend. In Nederland bleef 'Who Can It Be Now' echter steken in de tipparade.
Het tweede album van Men At Word was al opgenomen in de zomer van 1982, maar vanwege het grote succes van het eerste album werd besloten de release een jaar uit te stellen. Toen 'Cargo' (1983) uiteindelijk uitkwam, ging Amerika opnieuw overstag en de scoorde de groep top 1-hits met 'Overkill' (ook een hit in Nederland) en 'It's A Mistake'. Men At Work tourde vervolgens samen met The Clash en The Stray Cats uitgebreid door Amerika, om er vervolgens een jaartje tussenuit te gaan. Tijdens deze rustperiode verlieten Spesier en Rees de groep. Hun plaats werd op het derde album 'Two Hearts' uit 1985 ingenomen door sessiemuzikanten. Hoewel het album relatief goed verkocht in Amerika en Engeland, slaagde de formatie er niet meer in om in de hitlijsten te belanden en in het najaar van 1985 ging de groep uit elkaar. Hay waagde zich aan een solocarrière, maar geen van zijn twee soloalbums - 'Looking for Jack' (1987) en 'Wayfaring Sons' (1990) werd een succes. Gedurende de jaren negentig bleef hij echter platen maken, die alleen in Australië verkrijgbaar waren. Toen in 1998 het Men At Work live-album 'Brazil' verscheen, maakten Hay en Ham bekend dat ze groep weer nieuw leven hadden ingeblazen. Het succes van weleer is echter voorbij en de groep begeeft zich voornamelijk in het 'golden oldies'-circuit, terwijl Hay nog regelmatig solo-albums uitbrengt. Geen idee hoe die klinken.
En de volgende keer als ik die verzamelaar weer zie liggen, neem ik 'm mee! En o ja, 'Overkill' (rechtsklikken enzo) blijft een fijn nummer!
Als ik echt niet meer weet wat ik moet draaien, pluk ik vaak een willekeurig cd'tje uit de kast. En zo stond ik zojuist met 'The best of The Village People' in handen. 'Y.M.C.A.' en 'In the Navy' zijn natuurlijk uitgekauwde disco-klassiekers, maar nummers als ‘San Francisco (You Got Me)’ en ‘Can’t Stop the Music’ slagen er nog steeds in om mijn voetjes van de vloer te krijgen. Als ik zo het hoesje bestudeer vraag ik me in hemelsnaam af hoe deze groep in hemelsnaam ooit zo populair heeft kunnen worden. Het begon allemaal in 1977. De Amerikaanse producer Jacques Morali besloot een groep op te zetten bedoeld voor een homoseksueel publiek ‘ een gat in de markt volgens Morali. Hij peuterde een platencontract los bij Casablanca en ging toen op zoek naar de juiste leden.
Na enkele weken zoeken had Morali de line-up compleet: Felipe Rose, Randy Jones, David Hodo, Glenn Hughs en Victor Willis (de enige die echt kon zingen). Songwriters Phil Hurtt en Peter Whitehead werden ingeschakeld om nummers te schrijven met een seksuele en bij vluggen schunnige ondertoon. Maar aan een band zonder imago heb je natuurlijk maar weinig, en Morali besloot dat elke Village People zich een bepaalde 'look' moest aanmeten. Aangezien de voormalige stripdanser Rose tijdens optredens steevast gekleed ging in een indianenpakje, lag zijn keuze voor de hand. De overige leden kropen in de huid van een cowboy, soldaat, agent en bouwvakker.
Lees meer »
De laatste tijd luister ik veel naar de Amerikaanse countryzanger Brad Paisley. Het leuke aan Paisley is dat hij zich niet beperkt tot één (country)genre, maar zonder problemen wisselt tussen bluegrass, hillbilly of countryrock, doorspekt met magnifiek gitaarspel. Zijn liedjes zijn over het algemeen niet zo slijmerig als genregenoten Montgomery Gentry, Clint Black of Brooks & Dunn en gaan over het leven van alledag, zonder te vervallen in Amerikaans chauvinisme of het verheerlijken van de 'redneck-cultuur'. Paisley heeft tot dusverre drie albums uitgebracht, en is in Amerika al een heuse superster. Aangezien country in Nederland nog steeds als ietwat lachwekkend wordt beschouwd (met een hoog buurthuisbejaarden- en roodgeblokte zakdoeken in de kontzak-gehalte), ga ik nu eens leeglopen over Brad.
Paisley werd geboren op 28 oktober in 1972 in het Amerikaanse stadje Glen Dale, Op zijn achtste kreeg hij zijn eerste gitaar, op zijn negende stond hij al te swingen in de plaatselijke kerk, op zijn tiende vormde hij samen met zijn gitaarleraar en diens vrienden zijn eerste band en toen Brand twaalf was begon hij zijn eerste liedjes te schrijven. Zijn optreden in de Rotary Club in Glen Dale werd zo enthousiast ontvangen, dat Brad de 'huisartiest' werd van het tv-programma Jamboree USA, en speelde hij samen met onder andere The Judds, Roy Clark, en Little Jimmy Dickens.
Na de universiteit doorlopen te hebben sleepte hij een platencontract met Arista in de wacht en verscheen in 1999 zijn debuut 'Who Needs Pictures'. In 2001 volgde 'Part II' en in 2003 'Mud on the tires'. Op zijn albums wisselt Paisley uptempo tracks af met (naar mijn smaak soms iets te zoete) ballads, waarbij de virtuoze gitaarloopjes je om de oren vliegen en steevast duikt er ook een intrumentaaltje op. Zoals gezegd stelt Paisley in zijn liedjes het 'gewone leven' centraal, hoewel dit natuurlijk wel enigszins Amerikaans gekleurd is; zelf word ik namelijk niet zo warm van een eerste ritje met een nieuwe auto.
Valt er nog wat negatiefs te melden over Brad Paisley? Nou, eigenlijk niet. Een bezoekje aan zijn website leert dat hij zich actief inzet voor goede doelen (zo organiseerde hij onlangs een actie om geld in te zamelen voor de waterbeving in Azië, en brengt hij regelmatig een bezoek aan zieke kinderen in het ziekenhuis), en regelmatig met fans op de foto gaat. Luister naar het vrolijke en ongecompliceerde 'Celebrity' (afkomstig van 'Mud on the tires'), waarin Brad de draak steekt met beroemdheden (en zichzelf) en het vingervlugge ‘Two feet of topsoil’ (afkomstig van ‘Part II’).
Ik heb het de laatste tijd steeds vaker; dat ik opeens denk: hoe zou het nu met [vul naam van vergeten artiest in] gaan? Zojuist moest ik opeens denken aan Billy Ocean, de man van hits als 'When the Going Gets Tough (The Tough Get Going)', 'Loverboy' en 'Suddenly'. Zo'n twaalf jaar geleden bracht hij zijn laatste album uit en regelmatig zie ik een 'Best of'-verzameling in de uitverkoopbakken liggen. Ik geloof niet dat hij zich in het Golden Oldies-circuit heeft begeven, want anders zou ik 'm vast wel een keer voorbij hebben zien schuiven in een lullig programma als 'Het gevoel van…'.
Billy Ocean werd als Lester Charles op 21 januari 1950 geboren in Trinidad. Op zesjarige leeftijd verhuisde het gezin naar Londen, waar de kleine Lester samen met zijn vijf broers en zussen in een achterbuurt terecht kwam. Als kind droomde Lester van een carrière in de muziek, maar zijn ouders vonden dat hij maar een fatsoenlijk vak moest leren. Lester volgde een opleiding tot kleermaker, maar ontdekte al snel dat hij daar niet voor in de wieg was gelegd. In de avonduren trad Lester op in talloze Engelse pubs (zonder dat zijn ouders hiervan op de hoogte waren), waar hij zich bediende van namen als Joshua, Big Ben, Sam Spade en….. Billy Ocean. Deze naam zou zijn vaste artiesten-alter ego worden.
Lees meer »
Er zijn maar weinig artiesten die zo door mysteries en raadselen omgeven worden als het Duitse Sopor Aeternus & The Ensemble of Shadows. De meest wilde geruchten over de formatie worden verspreid. Zo zou Sopor Aeternus een bedenksel zijn van het label Apocalyptic Vision, slechts bedoeld om dankzij een slim bedacht imago cd's kunnen verkopen. Volgens anderen zou zanger/es Anna-Varney Cantodea in een grot leven ergens in Frankrijk. En weer anderen beweren dat Anna-Varney jarenlang in een donkere kamer heeft geleefd, zichzelf in leven houdend met rattenvlees.
Aangezien een groot aantal bezoekers via een Sopor Aeternus-zoekopdracht op mijn log belandt, werd het eens tijd voor een uitgebreid artikel. De wereld van Anna-Varey is niet voor iedereen weggelegd; onderwerpen als de dood, transseksualiteit en eenzaamheid zijn nu eenmaal thema's die niet in ieders belevingswereld zijn te vinden.
Of zoals ene APB het verwoordt op de officiële Sopor Aeternus-fansite: "Wat is hier nu aan de hand? Waar slaat al dat gedweep met de dood, pijn en zelfmoord op? [...] Zoek een baan, doe aan sport, eet gezond en evenwichtig en probeer jezelf verder te vormen. Je zult zien dat zo al je problemen worden opgelost. [...]" De grote aantrekkingskracht van Sopor Aeternus is echter juist deze morbide geheimzinnigheid. Anna-Varney is een vande weinige artiesten die blijft verrassen, zichzelf steeds vernieuwt en de luisteraar op het verkeerde been weet te zetten.
Lees meer »
|
Toon berichten 1-10 van 17 |
Volgende Pagina »