De kauwgompopmultinational
[Hier stond eerst een artikel uit NRC Handelsblad, zaterdag 19 mei 2012, geschreven door Pieter Steinz.]
[Hier stond eerst een artikel uit NRC Handelsblad, zaterdag 19 mei 2012, geschreven door Pieter Steinz.]
Liepen mannelijke rockmuzikanten in het verleden nog rond met getoupeerd haar en strakke broeken die de piemels goed deden uitkomen, tegenwoordig zie ik voornamelijk ruitjeshemden en slobberige spijkerbroeken - en die doen niets goed uitkomen. Houthakkershemden maskeren vooral dikke buiken. Niet dat ik nu vol overgave pleit voor meer piemels op een podium, maar toch.
Zo stond ik een paar dagen terug bij de finale van een Utrechtse bandwedstrijd en tjonge, het leek alsof willekeurige bezoekers op het podium waren gesprongen en achter de microfoons hadden plaatsgenomen. Wat een treurnis. Addy van den Krommenacker zou zich omdraaien in zijn - o, wacht. Waarom nu niet gewoon even een kek jasje aangetrokken? Of voor mijn part geen jasje. Van een beetje fluorescerende glitterverf op de borst is per slot van rekening niemand slechter geworden. Maar nee, het was saaiheid troef. Gelukkig had ik zelf een strakke broek aan.
En terwijl ik besloot een biertje te halen, vroeg ik me af hoe dit er nu allemaal zo was ingeslopen. Heeft het misschien te maken met het Maaiveld-syndroom of wordt het spreekwoord ‘doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’ wat te letterlijk genomen? Of misschien durft men simpelweg niet meer, uit angst om belachelijk te worden gemaakt?
Waarschijnlijk heeft het te maken met grunge en de jaren negentig: wie in dat decennium is opgegroeid (en nu op het podium staat), weet gewoonweg niet beter. Door in hun dagelijkse kloffie het podium te beklimmen, lieten groepen als Nirvana, Soundgarden en Pearl Jam (zie foto linksboven) zien dat je je als rockmuzikant helemaal niet hoeft op te doffen. Bah.
Hopelijk laat de toekomstige generatie rockmuzikanten wél hun piemels zien.
Ik snap dat het niet zo handig is om met een krat bier onder de ene arm en een gezinsverpakking cocaïne onder de andere het Bevrijdingsfestivalterrein op te stappen. En met een beetje fantasie zie ik ook wel dat je eventueel - en alleen als je het heel erg graag wilt - iemand behoorlijk op zijn of haar hoofd kunt timmeren met een literfles cola.
Maar je kunt ook doordraven.
Zo bezocht ik met vriendin Eva het Bevrijdingsfestival Utrecht en werden bij de ingang onze tassen geïnspecteerd. ‘Aha, een paraplu’, riep een potige beveiligingsbeambte enthousiast. ‘Dat mag dus niet. Inleveren graag,’ ‘Heuh?’, reageerde ik verbouwereerd. ‘Waarom?’ ‘Regels zijn regels.’ ‘Ehh… maar wat als het gaat regenen?’ zei ik, terwijl mijn nieuwe paraplu zonder pardon en eer ik er erg in had in een gigantische stapel soortgenoten werd gegooid. “Dan word je maar nat, net zoals wij allemaal.’ ‘Maar….’ ‘Nee, je krijgt geen bewijsje of wat dan ook. Als je naar huis gaat, zoek je ‘m maar weer op. Dag meneer.’
Constante videocontrole, flesjes water die niet naar binnen mogen, flyers die moesten worden weggegooid, het verplicht gebruik van muntjes – goed, okee. Maar een parapluverbod? De menselijke fantasie kent op 5 mei kennelijk geen grenzen…
[Dit is een gastbijdrage geschreven door Michael Bouma]
In het begin van de jaren tachtig was Nederland in de ban van wat toen nog de Whitbread Round the World Race heette, een zeilrace rond de wereld. In 1977-1978 won de Nederlander Connie van Rietschoten deze race met zijn schip ‘De Flyer’. In 1981-1982 wist hij deze race wederom te winnen, nu met ‘De Flyer II’. Beide schepen waren gebouwd bij Huisman Shipyard in Vollenhove. Zowel de race als de bouw van ‘De Flyer II’ sprak bijzonder tot de verbeelding van het Zwitserse jazzduo Thomas Diethelm & Santino Famulari, dat zich voor hun debuut-lp ‘The Flyer’ (1983) door de prestaties van Van Rietschoten liet inspireren.
Mede dankzij het succes van ‘De Flyer II’ in de Whitbread Round the World Race en een optreden van Diethelm & Famulari bij Sonja Barend, ontstond er een kleine hype rond de lp. De single ‘The Flyer’ stond in 1984 vier weken in de Top 40, met als hoogste positie de 27e plaats. Als ik dit nummer hoor moet ik nog altijd denken aan de prachtige beelden van ‘De Flyer II’ tijdens de race, die achter de muziek waren gemonteerd. Helaas is dit filmpje niet meer te vinden op YouTube.
Over beide heren heb ik niet zoveel info kunnen achterhalen. Famulari is een klassiek geschoold pianist, die op dit album de synthesizer bespeelt. Diethelm speelt op een akoestische gitaar met nylonsnaren. Opvallend is het gebruik van analoge delays, die het geluid een enkele herhaling geven. Je hoort dus hetzelfde nog een keer maar dan met een herhaling. Deze ‘delay-tijd’ bepaalt het tempo van de nummers en zorgt tegelijkertijd voor een herkenbare en voor die tijd vernieuwende sound. De nummers hebben mede door het gebruik van de akoestische gitaar een hoog Flairck-gehalte.
Na ‘The Flyer’ brachten Diethelm & Famulari het album ‘Valleys in My Head’ (1984) uit, met daarop wederom een versie van ‘The Flyer’. Santino Famulari werkte later samen met de Zwitserse harpist Andreas Vollenweider, terwijl Thomas Diethelm actief was met de Thomas Diethelm Band (en een aantal jaar geleden wat gitaarfilmpjes op YouTube zette).