Stichting Thuiskopie is opvallend vaak in het nieuws de afgelopen tijd – en niet op een positieve manier. Is het niet vanwege een of andere mp3-heffing die de stichting er stilletjes probeert door te drukken, dan wel door hun dubieuze financiële boekhouding. En voor dit laatste is directeur André Beemsterboer nu op de vingers getikt door Hirsch Ballin, minister van Justitie. Hij liet het College van Toezicht Auteursrechten (CvTA) een onderzoek uitvoeren en schrok zo van de conclusies dat hij de stichting direct op het matje riep. De jaarrekening en het jaarverslag moet openbaar worden gemaakt en de tarieven zijn tot 2009 bevroren.
De belangrijkste conclusie is echter dat er veel van het geïnde geld (Thuiskopie int namelijk de zogeheten thuiskopieheffingen op blanco dvd's, cd's of cassettebanden) op de plank blijft liggen. Het zou gaan om een bedrag van maar liefst 57 miljoen euro. Geld dat dus niet is uitbetaald aan artiesten en rechthebbenden. Hirsch Ballin heeft de stichting opgedragen dit geld zo snel mogelijk te verdelen. Als dit niet mogelijk is, dan moet het weer terugvloeien naar de fabrikanten, zo schrijft de minister. Tja. Wat mij betreft mag dit geld gebruikt worden om de heffing zelf te verlagen of de Nederlandse onafhankelijke muziekindustrie eens een flinke financiële injectie te geven.
En in de categorie overig gerelateerd nieuws: Ilse Media heeft de stekker uit online muziekportaal Download.nl getrokken. "Beperkingen die door de muziekindustrie worden opgelegd en het feit dat consumenten legaal gedownloade muziek niet op alle apparaten kunnen gebruiken, hebben bijgedragen aan het besluit", aldus Ilse. Sander Remans 'entertainment manager' bij Ilse Media legt uit: "We hoopten dat de muziekmarkt flexibeler zou worden, maar die ontwikkeling heeft niet plaatsgevonden. Bovendien was de marge te laag om dit vol te houden. Bij Download.nl werden nummers voor 1,40 euro per stuk verkocht. Als je ze goedkoper aanbiedt, kan je er niks meer aan overhouden." (Bron: Webwereld)
In de jaren zestig en begin jaren zeventig mag folk in Nederland dan wel heel populair zijn, het waren wel voornamelijk Amerikaanse en Engelse helden (Bob Dylan, Joan Baez, Donovan) die aanbeden werden. Een Nederlandse folktraditie was er niet. Wie in die tijd op zoek ging naar liedjes uit de middeleeuwen of de Gouden Eeuw deed dat vanuit wetenschappelijk oogpunt en probeerde ze zo natuurgetrouw uit te voeren. Fungus pakte het anders aan en probeerde als een van de eersten oorspronkelijk Nederlandse volksliedjes te combineren met folkrock.
De groep werd in 1972 in Vlaardingen opgericht door Fred Piek en Bob Dekenga en legde zich aanvankelijk voornamelijk toe op Engelse en Schotse folk. Langzamerhand slopen er steeds meer Nederlandse invloeden in de muziek en op hun titelloze debuut uit 1974 is de A-kant gevuld met een zestal liedjes die afkomstig zijn uit onder meer Overijssel ('Rijke Boer'), Friesland ('De Ruiter') en Volendam ('Garrenkwak'), terwijl de B-kant Schotse en Engelse ballades bevat. De single 'Kaap’ren Varen' (je weet wel: 'Al die willen te kaap’ren varen / moeten mannen met baarden zijn') werd een hit, en sleepte het album, tot grote verrassing van de groepsleden, mee de hitlijsten in. Fungus tourde door België, Duitsland, Denemarken en Engeland en was in 1974 de enige Nederlandse groep op het Pinkpop Festival.
Opvolger 'Lief ende Leid' (1975) bevat uitsluitend Nederlandse liedjes uit lang vervlogen tijden. Danswijsjes, liedjes over geile seks, hartverscheurende volksballaden en stoere zeemansliederen werden door Fungus tot een intrigerend progfolk-geheel gesmeed. De lp werd geen succes en ook 'Van de Kiel naar Vlaring' (1976) wist niet massaal aan te zetten tot een gang naar de platenwinkel.
Lees meer »
'Somewhere over the rainbow' is natuurlijk bekend geworden in de zoete uitvoering van Judy Garland. Een versie die net zo mooi (zo niet nog mooier) is, is die van de Hawaïaanse zanger Israel Ka'ano'i Kamakawiwo‘ole (1959-1997). Zijn versie, waarin hij zichzelf begeleidt op de ukelele, is tot vervelens toe gebruikt in films (waaronder 'You've Got Mail', 'Finding Forrester' en 'Meet Joe Black') en reclamespotjes (zoals die van ziektekostenverzekeraar Menzis). Israel Ka'ano'i Kamakawiwo'ole ('Iz' voor zijn fans) zag er misschien nogal vervaarlijk uit met zijn ruim 340 kilo en gewoonte om halfnaakt op te treden, zijn bijnaam 'vriendelijke reus' kreeg hij echter niet voor niets; wie hem hoorde zingen, kon niet anders dan smelten en de reusachtige knuffelbeer in zijn armen sluiten.
Israel werd geboren op het eiland Oahu en groeide op in de Kaimuki-gemeenschap te Honolulu. In 1976 richtte hij samen met zijn broer Skippy en enkele vrienden de groep Makaha Sons of Ni'ihau op, die in korte tijd erg populair werd in Hawaï en met albums als 'Puana Hou Me Ke Aloha' (1984) en 'Ho'ola' (1986) triomfen vierde. In 1990 verscheen Israels eerste solo-album ('Ka'ano'i'), drie jaar later gevolgd door het succesvolle 'Facing Future' (met onder meer 'Somehwere over the Rainbow/What a Wonderful World' en een cover van 'Take Me Home Country Road'). Kamakawiwo‘ole maakte zich sterk voor een onafhankelijk Hawaï en ijverde voor het behoud van de Hawaïaanse cultuur en traditie – iets dat hem niet altijd in dank werd afgenomen. Op 26 juni 1997 stierf hij op 38-jarige leeftijd aan ademhalingsproblemen. Onder grote belangstelling werd de as van de 'Bob Marley van Hawaï' uitgestrooid in de oceaan bij Makua Beach.
'Facing Future' (1993) betekende de doorbraak van Israel; de muziek schommelt tussen lieflijk en traditioneel ('Ka Pua U'i', 'White Sandy Beach of Hawai'i' en 'La 'Elima') en ingetogen met een glimlach ('Maui Hawaiian Sup'pa Man'), aangevuld met enkele aandoenlijke covers. Luister zelf (52 MB, 128 kbps).
Als ik in een vileine bui ben wil ik collega Joost vlak voordat hij naar huis gaat (en een uur in de auto zit) nog wel eens trakteren op een 'oorwurm', een (vaak instrumentaal) nummer dat zich onweerstaanbaar in je hoofd nestelt en dat je – of je het nu wilt of niet – de hele tijd meefluit totdat je er spuugziek van wordt. Herb Alpert en Bert Kaempfert waren meesters in het in elkaar sleutelen van dergelijke deuntjes.
Er is echter maar één ultieme oorwurm: 'Popcorn', eind jaren zestig geschreven door Gershon Kingsley. Hij had net een Moog-synthesizer aangeschaft en was wat aan het rommelen met de knopjes en schuifjes. Op een gegeven moment had hij een geinig geluidje ontdekt dat hem deed denken aan het gepop van popcorn. Kinglsey maakte er een melodietje van en 'Popcorn' was geboren, de allereerste synthesizerhit. Hij had in eerste instantie niet in de gaten wat voor impact het nummer had; 'Popcorn' verscheen op de lp 'Music to Moog by' (1969), dat hij samen met de maffe Fransman Jean-Jacques Perrey (zie elders op mijn log) had volgespeeld. Stan Fee had direct door wat voor geweldig nummer 'Popcorn' was. Fee speelde in Kingsley's 'The First Moog Quartet' en steeds als het nummer werd gespeeld ging het publiek totaal uit zijn dak. Hij gooide het met Kingsley op een akkoordje en bracht 'Popcorn' uit als single (onder de naam Hot Butter) en KABOEM – een wereldhit. Kingsley stond er een beetje sip bij (hij had immers de rechten al verkocht) en probeerde later met nummers als 'Crackerjacks' en 'Sauerkraut' tevergeefs het succes nog eens dunnetjes over te doen.
'Popcorn' is in de loop der jaren vele malen gecoverd, met wisselend resultaat. Er zijn duizenden technoversies verschenen (die allemaal hetzelfde klinken als je het mij vraagt), maar ook geinige klassieke en Latijns-Amerikaanse varianten. Luister naar een bonte verzameling van 79 'Popcorn'-versies op WFMU's Beware of the Blog (Rapidshare-links zijn op verzoek beschikbaar). De tags zijn een rommeltje, de bitrate schommelt en niet alles is even correct (zo hebben Aphex Twin en Kraftwerk zich nooit aan de Kingsley-klassieker gewaagd), maar allemachtig: bijna 80 keer 'Popcorn', inclusief enkele prachtige juweeltjes – als je daar niet hysterisch vrolijk van wordt dan weet ik het ook niet meer... (Met dank aan X Channel voor de link.)
Tijdens zijn leven was Camille Saint-Saëns (1835-1921) matig populair. Pas na zijn dood begon het balletje te rollen, vooral dankzij 'Le Carnaval des Animaux' en 'Danse Macabre' (dat je ongetwijfeld kent als je wel eens het spookhuis in De Efteling hebt bezocht). Saint-Saëns was een muzikaal wonderkind: al op tweejarige leeftijd speelde hij heel behoorlijk piano. Hij doorliep met speels gemak het conservatorium en de universiteit, waar hij zich niet alleen de fijne kneepjes van het componeren bijbracht, maar zich ook verdiepte in exotische talen, toegepaste wiskunde, geologie en astronomie. Na zijn afstuderen bemachtigde Saint-Saëns een baantje als kerkorganist en verdiende hij wat bij als pianist.
Zijn composities vielen aanvankelijk niet zo erg op; Saint-Saëns was nogal conservatief ingesteld en hield niet van al die moderne fratsen. Een van zijn leukste composities is 'Le Carnaval des Animaux - Grande Fantaisie Zoölogique' uit 1886, een vrolijk stuk voor een klein orkest. De compositie bestaat uit veertien delen waarin diverse dieren op humoristische wijze tot leven worden gewekt. Saint-Saëns laat niet alleen leeuwen, kippen, olifanten en kangoeroes de revue passeren, maar zette ook een aquarium, fossielen en ijverig studerende pianisten om in muziek. Grappig is dat hij regelmatig knipoogt naar bekende composities van collega's als Offenbach, Berlioz, Mendelssohn en Rossini. Zo veranderde hij Offbachs opzwepende 'Can-can' in een traag schildpaddenmelodietje ('Tortues'). En in 'Fossiles' is het thema uit zijn eigen 'Danse Macabre' te herkennen.
Saint-Saëns schreef 'Le Carnaval des Animaux' in 1886 toen hij op vakantie was in Oostenrijk. Hij had ontzettende lol tijdens het componeren, maar was bang dat het stuk zijn reputatie als serieuze componist zou aantasten. Hij liet zelfs officieel vastleggen dat het werk niet mocht worden opgevoerd en gepubliceerd tijdens zijn leven. Voor 'Le cygne' ('De zwaan') maakte hij een uitzondering – op dit meedeinende stukje was hij namelijk erg trots. Een officiële première vond dus pas plaats op 25 februari 1922, twee maanden na de dood van Saint-Saëns. Luister naar 'Le Carnaval des Animaux', uitgevoerd door het Orchestre National de France.
Als vrouw van een intergalactische gezagvoerder heb je het niet makkelijk. Even een babbeltje maken is er bijvoorbeeld niet bij; slechts één keer per jaar is contact mogelijk en dan nog moet je het geluk hebben dat er niet ene of andere kometenzwerm voorbij komt zoeven en het signaal stoort. Geoefende jaren tachtig-liefhebbers weten waar ik het over heb: 'Clouds Across the Moon' van de Rah Band, een hit in de zomer van de 1985.
De sciencefiction-ballad bereikte de vijfde plaats in de Top 40 en daarna werd het angstvallig stil rond de Rah Band. Geen al te grote verrassing, want de Rah Band was het hobbyproject van de gerenommeerde producer en arrangeur Richard Anthony Hewson (1943). In de jaren zeventig en tachtig werkte hij samen met artiesten als Herbie Hancock, Supertramp, Diana Ross, Leo Sayer, Al Stewart, Fleetwood Mac, Chris Rea, Five Star en Shakin' Stevens, en arrangeerde onder andere 'The Long And Winding Road' van de Beatles en Mary Hopkins' 'Those Were The Days'. In zijn vrije tijd sleutelde hij aan zijn eigen muziek, die verscheen onder de noemer Rah Band. In 1977 scoorde Hewson een hitje met het instrumentale 'The Crunch', acht jaar later gevolgd door de wereldhit 'Clouds Across the Moon', een tragisch nummer over eenzaamheid tussen de sterren. Grappig feitje is dat Hewson voor de zang zijn vrouw Liz inschakelde.
In de jaren die zouden volgen verschenen regelmatig nieuwe Rah Band-albums, maar hits bleven uit. Hewson is nog steeds actief in de muziekwereld en houdt zich vooral bezig met het schrijven van jingles en muziek voor tv-series. Bekijk de surrealistische (en nu lichtelijk hilarische) videoclip van 'Clouds Across the Moon' en een optreden tijdens Top of the Pops en download een vinyl-rip van de maxi-single (18 MB, 192 kbps – het zipje bevat de Solar Horizon Mix en de Super Nova Mix van respectievelijk 8:14 en 4:24 minuten).
In tegenstelling tot wat door sommigen wordt beweerd is het downloaden van films en muziek in Nederland volstrekt legaal – ook als het om een auteursrechtelijk beschermd materiaal van een illegale bron gaat. Het onbezoldigd downloaden was VVD-Europarlementariër Toine Manders een doorn in het oog, en in december diende hij een voorstel in om consumenten die inbreuk maken op het auteursrecht te kunnen vervolgen voor heling. Manders had het voornamelijk voorzien op namaakartikelen (zoals valse merkkleding of nep-Rolexen), maar volgens critici had hij zijn plan bewust zo geformuleerd dat internetters ook voor het downloaden bestraft kunnen worden. Ook als je geen idee waar de desbetreffende bestanden vandaan komen of in zee gaat met een muziekwinkel als AllofMP3.com, die het niet zo nauw neemt met het afdragen van auteursrechten.
Om een lang verhaal kort te maken: zijn voorstel kreeg eerder deze week niet genoeg stemmen van de leden van de Europese Unie en is dus van de baan. Het aanbieden cq. uploaden van muziek en films blijft strafbaar.
En voor wie tijdens het lezen van dit stukje in slaap dreigde te sukkelen: uit onderzoek van het tijdschrift gezondNU blijkt dat meer dan negentig procent van de Nederlanders wel eens in zijn neus peutert. De favoriete peuterplek is voor zowel mannen (31%) als vrouwen (33%) de bank thuis. Gevolgd door de auto bij de mannen (29%) en de wc bij de vrouwen (17%). Op kantoor wordt er weinig gepeuterd (2%). Ruim de helft van de ondervraagden zegt de neuspeuteropbrengst netjes in een zakdoek te doen. Bijna tien procent eet het op. En bijna een derde van alle mannen zegt: 'Ik draai er een balletje van en schiet dat weg'. En tot zover deze schokkende informatie. (Bron: Nu.nl)
Mijn vader was (en is) een groot Rolling Stones-fan en hoewel hij weliswaar enkele lp's van de Beatles in huis had, knalden vooral 'Aftermath', 'Their Satanic Majesties Request' en 'Beggars Banquet' tjdens mijn jeugd op vol volume uit de speakers in de woonkamer. De Beatles kwamen pas aan bod toen ik de plaatselijke muziekbibliotheek ontdekte, waar men net bezig was de overstap van lp naar cd te maken en stapels oude platen voor een zacht prijsje van de hand deed. In de berg lp's die ik toen kocht, bevonden zich ook gehavende exemplaren van 'Revolver' en 'Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band', twee legendarische Beatles-platen.
'Revolver' was een briljant album, maar aan 'Sgt. Pepper's' kon ik maar niet wennen. Hoewel er weliswaar een paar erg fraaie nummers op stonden, kwam het album met de fascinerende uitklaphoes op me over als een bonte en onsamenhangende kermisattractie. Dat ik niet de enige ben die hier zo over denkt bewijst het nieuwe nummer van WahWah, dat een special aan '40 jaar Sgt. Pepper's' heeft gewijd. Dertien (pop)journalisten (onder wie Joost Zwagerman, Leo Blokhuis, Kees 't Hart, Peter Buwalda, Jan Kuitenbrouwer en Thomas Verbogt) laten hun licht schijnen over het magnum opus van de Fab Four – dat dit niet altijd even positief is, moge duidelijk zijn.
Verder in het onlangs verschenen vijfde WahWah-nummer: Britt Stubbe mijmert over de erotiek van Prince (hoewel ik het nu wel een beetje gehad heb met verhalen over de geilheid van Prince – ook Joost Zwagerman heeft er nogal een handje van om opspelende puberhormonen te koppelen aan 'Purple Rain') en lezenswaardige artikelen over Townes Van Zandt, James Brown, Allen Toussaint en een geinig verhaal over Rick Springfield van de hand van Leon Verdonschot. Muziektijdschriften mogen het dan moeilijk hebben (getuige het stopzetten van Revolver en dalende oplagecijfers van Oor en Heaven), maar zolang de WahWah-redactie er elk jaar vier puike nummers weet uit te persen hoor je mij niet klagen. Je vindt WahWah in de boekhandel. Of beter nog: klik op de banner rechts om 'm direct te bestellen bij uitgeverij Nieuw-Amsterdam.
(Bij voldoende kliks stuurt een aardige meneer van Nieuw-Amsterdam mij een lijvig Beatles-boek – en nee, voor de rest ben ik niet omgekocht...)
De uitreiking van de Dutch Bloggies heb ik dit jaar aan me voorbij laten gaan. Dinsdagavond half zeven in Den Haag is niet alleen een nogal onhandig tijdstip, eerlijk gezegd had ik maar weinig vertrouwen in mijn kansen. En terecht, zo bleek. De Dutch Bloggie 2007 voor Beste Muziekweblog gaat namelijk naar... webloggende muzikant Marco Raaphorst. Van harte gefeliciteerd Marco!
De onderbouwing van jurylid Timur Perlin: ''Na de eerste stemronde stonden twee blogs op een gedeelde eerste plaats, FileUnder en Jazzpodium, gevolgd door Alternative.blog.nl en Popscene. Wat zou de doorslag geven? De vele recensies bij FileUnder of de sterke concentratie op één genre van Jazzpodium? Totdat een van de juryleden opmerkte dat er wel erg vaak ‘lees verder’ op de blogs staat, dat andere media daar beter in zijn en dat er niet eens muziek is te vinden. Je mag van een muziekblog met alle beschikbare embedded players en blog plugins op het web toch wel verwachten dat je er iets kunt horen? Daarmee kwam de weblog van Marco Raaphorst in beeld. Een bloggende musicus zoals hij zichzelf omschrijft. Zijn blog is een en al muziek. Vinger aan de pols houdend over relevante ontwikkelingen zoals Creative Commons en DRM. Geopinieerd over de actuele stuiptrekkingen van de industrie. En creatief in het toepassen van moderne webtechnieken.''
En inderdaad, een interessant weblog over voornamelijk de mechanismen en technologieën die op de achtergrond een rol spelen in de muziekindustrie, hoewel ik Marco's log wel een hoog VPRO-gehalte vind hebben en het 'scherpe randje' enigszins mis. Maar goed, Marco is zelf muzikant en kijkt op een hele andere manier naar muziek dan ik dat doe. Vooralsnog blijf ik stug doorloggen, waarbij ik me graag laat voorstaan op mijn slechte smaak. Op naar de volgende nominatie! Vier keer is scheepsrecht, nietwaar? (Hier vind je overigens de andere juryrapporten.)
Ik kende Ivan van zijn Italo-hitjes 'Fotonovela' en 'Baila' (uit respectievelijk 1984 en 1985) en toen ik zijn debuutalbum 'Baila' (1985) in handen kreeg verheugde ik me dan ook op een stortvloed aan heerlijk gedateerde discodeuntjes. Op de hoes kijkt een in een kleurrijk overhemd gestoken Ivan je schalks en ondeugend aan, alsof hij je wil voorbereiden op een onstuimige luisterervaring... De lp ging voortvarend van start met het zomerse 'Baila' (hier de videoclip), in Nederland vooral bekend geworden als herkenningstune voor 'De eerste de beste' – een van de programma's waar ik als klein jongetje graag naar keek, hoewel je je nu afvraagt wat al die krachtpatsers bezielde om rond te sjouwen met een paar honderd kilo beton aan iedere arm terwijl ze een vrachtauto op hun hoofd lieten balanceren. In ieder geval: de stemming zat er goed in.
Het tweede nummer ('Chica Misteriosa') was een midtempo Italiaanse ballad en ook het temerige 'Mujer de hielo' slaagde er niet in mijn aandacht vast te houden. Bij de afsluiter van kant A ('La soledad de un vividor de fondo') moest ik beschutting zoeken voor de vele liters Italiaanse romantiek die uit de speakers gulpten. Voor kant B geldt hetzelfde verhaal: 'Fotonovela' is een lekker Italo-nummertje, terwijl de overige tracks zijn te omschrijven als standaard Italiaanse pop, met een hoog zwijmelvakantieliefde-gehalte. Ik vraag me af hoeveel mensen op basis van de twee hitje het album in huis hebben gehaald, zich vervolgens vertwijfeld hebben afgevraagd wat ze hier nu weer mee aan moesten, en een dag later hun exemplaar hebben geruild voor een lp van (pak 'm beet) Gazebo.
Over het verdere verloop van Ivans carrière kon ik geen informatie vinden; hij wordt gezien als een 'one-hit wonder' en gezien zijn gladde looks zou het me niet verbazen als hij nu soapacteur of presentator van showprogramma's is. Wie ook graag wat jeugdsentiment wil afstoffen: download een acceptabele vinyl-rip van 'Baila' (al is het maar voor het titelnummer) via Rapidshare (61 MB, 320 kbps – 'Cristal' (het tweede nummer van kant B) heeft zich overigens op mysterieuze wijze weten te onttrekken aan het ripproces – mis je niets aan).
Na het floppen van hun (hilarisch slechte) film 'Can't Stop the Music' (1980) zat de carrière van de Village People op een dood spoor. Het publiek had geen belangstelling meer voor de rare fratsen van een zingende indiaan, cowboy, soldaat, agent en bouwvakker. En tja, wat moet je dan? Meeliften op de in die tijd populaire new wave/romantic-rage? Waarom ook niet. De outfits werden teruggebracht naar de feestwinkel en ingewisseld voor over-de-top sciencefiction-setjes en een flinke lading make-up (zie de lp-hoes links). Producer Jacques Morali (verantwoordelijk voor krakers als 'YMCA' en 'In the Navy') was er alleen niet helemaal bij met zijn hoofd; het Casablanca Label waar hij de Village People had ondergebracht was net kopje ondergegaan en hij probeerde te redden wat er te redden viel.
Het resultaat had een herboren groep moeten opleveren, maar de lp 'Renaissance' (1981) is zo slecht dat het voor alle betrokkenen beter zou zijn geweest als hij nooit het licht had gezien. De acht futloze tracks stoeien wat met new romantic en poprock en hebben veel weg van de muziek die de Sparks in die periode maakten – maar dan minder goed. Alleen 'Action Man' klinkt nog als de vertrouwde Village People. De overige nummers (met 'aansprekende' titels als 'Jungle City', 'Fireman' en 'Big Mac') zorgen voor het schaamrood op de kaken en maken een duizelingwekkende looping in de Achtbaan van de Slechte Smaak – met ongeveer halverwege angstaanjagend gegil van mensen die het niet meer aankunnen. Het scheelt dat 'Renaissance' slechts een half uurtje duurt.
In ieder geval: de lp werd geen succes en de Village People-leden trokken als de wiedeweerga hun vertrouwde pakjes aan, lieten hun snorren weer groeien en in de daaropvolgende jaren maakten ze zoals vanouds de diverse (homo)clubs onveilig met hun vertrouwde discoklassiekers – zonder ooit hun niveau uit de jaren zeventig te halen. Luister, om zelf te oordelen, naar een uitstekende vinyl-rip van 'Renaissance' in dit zipje (192 kbps, 41 MB, inclusief lp-covers).
Het leukste aan Dee D. Jackson (1954) is niet zozeer haar muziek als wel haar imago als de onbetwiste sciencefiction-discokoningin. De als Deirdre Elaine Cozier geboren zangeres had een voorliefde voor sexy futuristische outfits, rubber en zilveren laarzen – de hoezen van haar albums (zie de afbeelding links) zijn dan ook ronduit briljant. Jackson werkte aanvankelijk als filmproducer in Duitsland, raakte bevriend met de legendarische producers Giorgio Moroder en Keith Foresey en besloot het eind jaren zeventig eens te proberen als discozangeres. Haar eerste single 'Man of a Man' (1978) werd nagenoeg genegeerd, maar opvolger 'Automatic Lover' (1978) was een knaller. Het nummer (over een robot die verliefd wordt op een leuk meisje) bereikte in een groot aantal landen de eerste plaats in de hitlijsten. Ook haar debuut 'Cosmic Curves' (1978) en tweede single 'Meteor Man' deden het prima.
Toen in 1980 haar tweede lp 'Thunder & Lightning' verscheen, was haar momentum alweer voorbij. Begin jaren tachtig verhuisde de Engelse zangeres naar Italië, eigenlijk het enige land waar ze werd omarmd als een superster. Jackson bracht in de daaropvolgende jaren regelmatig nieuwe (niet bijzonder succesvolle) singles uit en pas in 1995 zag haar derde album 'Blame It on The Rain' het licht. Ze woont momenteel in Turijn, waar ze een platenmaatschappij bestiert.
Vooral het waanzinnig leuke 'Cosmic Curves' verdient het om onder het stof vandaan gehaald te worden; de lp (geproduceerd door Gary en Patty Unwin) bevat aanstekelijke uptempo sciencefiction-disco met nadrukkelijke Morodor-invloeden, bliepjes, robotstemmen én een vaag verhaal over een 'cosmic girl with cosmic curves' dat aan de lopende bands aliens verleidt en zelfs voor een intergalactische rechter moet verschijnen (in het hilarische titelnummer) om zich te verantwoorden. Reuzelollig allemaal en nog net zo swingend als bijna dertig jaar geleden. Luister naar een uitstekende vinyl-rip (96 MB, 320 kbps – met dank aan X-Y-Z-Cosmonaut's CosmoBlog).
En om je geheugen een duwtje in de rug te geven: de videoclip van 'Automatic Lover' (behoorlijk cheesy – op YouTube circuleren meer varianten).
Sinds jaar en dag laat ik mijn muzikale smaak in kaart brengen door Last.fm; alle nummer die ik beluister via Winamp worden doorgestuurd en verwerkt tot keurige lijstjes (wie nieuwsgierig is: mijn profiel vind je hier). Aardig is dat je via de Last.fm Player tevens van vrijwel elke gedraaide artiest een korte biografie krijgt voorgeschoteld (en als die er niets is, kun je er zelf eentje tikken). Zojuist luisterde ik naar de grootste hits van de Easybeats en gedachteloos las ik de korte biografie van deze groep.
Dat ze uit Australië kwamen wist ik, maar wat ik niet wist dat de formatie is opgericht door gitarist George Young, de oudere broer van Angus en Malcom (die later AC/DC zouden oprichten) en twee Nederlandse immigranten in zijn gelederen had: Harry Vanda (geboren als Harry van den Berg) en Dick Diamonde (Dingeman van der Sluys). Zanger Stevie Wright kwam uit Schotland en drummer Gordon 'Snowy' Fleet had Engelse wortels. De Easybeats groeiden in snel tempo uit tot de populairste rockband van Australië . Na hun eerste single ('For My Woman' uit 1965) was er geen houden meer aan en scoorden de Easybeats acht Australische Top 10-hits achter elkaar. In het najaar van 1966 besloot de groep de rest van de wereld te veroveren; de Easybeats trokken naar Londen, namen daar enkele nummers op en met 'Friday on My Mind' was het raak; de single werd een gigantische wereldhit. De Easybeats slaagden er niet in het succes vast te houden. De groepsleden ontdekten de geneugten van drank, drugs en psychedelica en hun albums werden complexer en vreemder, terwijl ze live in niets deden herinneren aan hun energieke begindagen. In 1969 keerde de groep terug naar Australië om een stille dood te sterven.
Harry Vanda en George Young namen AC/DC onder hun hoede en stortten zich vol overgave op een carrière achter de schermen. Begin jaren tachtig stonden Young, Vanda en Diamonde weer in de schijnwerpers met hun nieuwe groep Flash in the Pan, waarmee ze hits scoorden als 'Hey, St. Peter' en 'Waiting for a Train'. Luister naar een handvol Easybeats-hits in dit zipje (inclusief 'Friday on My Mind').
Hier stond eerst een fragment uit het geweldige 'Zeepaardje met een hoed op' van Bas Albers en Gerard Janssen, oftewel de Easy Aloha's. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2006. Niet meer verkrijgbaar - dus raadpleeg bijvoorbeeld Boekwinkeltjes.nl of Bol.com.
Vooral acteurs hebben er een handje van: na een of twee succesvolle films (of een serie) stijgt het ze naar de bol en slaan ze aan het zingen. Ongetwijfeld met goede bedoelingen, maar in de meeste gevallen klinkt het nergens naar. Patrick Swayze deed het, David Hasselhoff doet het nog steeds en ook Bruce Willis dacht op een gegeven moment: kom, laat ik eens een album opnemen!
Van 1985 tot 1989 speelde Willis samen met Cybil Shepherd in de succesvolle comedyserie 'Moonlighting' en in 1988 was hij te zien in de muzikale komedie 'The Return of Bruno'. Laatstgenoemde film schijnt best grappig te zien (ik heb 'm nooit gezien) en het gerucht gaat dat enkele hoge heren van Motown zo gecharmeerd waren van zijn vocale prestaties dat ze hem vroegen een lp vol te zingen met een groot aantal soul- en r&b-covers. Het resultaat (het naar de gelijknamige film vernoemde 'The Return of Bruno') leverde de acteur zelfs nog een hit op met 'Under The Boardwalk'. Nu zingt Bruce Willis beter dan (pak 'm beet) Arnold Schwarzenegger, maar daar is dan ook alles mee gezegd.
Hoewel de lp door velen wordt gezien als een van de slechtste albums ooit gemaakt, heb ik wel slechtere muziek gehoord. De lp is vooral pijnlijk omdat Willis zichzelf bijzonder serieus neemt en erg hard zijn best doet om alle hoge noten te halen. De speciaal voor hem geschreven tracks ('Jackpot', 'Down in Hollywood' en 'Flirting with Disaster') zijn kitscherige niemendalletjes en het is eigenlijk een raadsel waarom de lp destijds zo goed werd ontvangen. Met opvolger 'If It Don't Kill You, It Just Makes You Stronger' (1989) vervolgde Willis het ingeslagen pad om vervolgens de eer aan zichzelf te houden en nooit meer een album uit te brengen. Een wijze beslissing gezien het verdere verloop van zijn carrière. Luister naar een uitstekende vinyl-rip (320 kbps, 98 MB) van 'The Return of Bruno' – vanzelfsprekend puur uit nostalgische overwegingen...
En weer even een saai nieuwtje tussendoor. Het is bijna grappig om te zien hoe de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT) er voortdurend allerlei heffingen probeert door te drukken, waarna ze door de regering worden teruggefloten. Zo besloot de SONT dat op geheugenkaarten voor digitale camera's en telefoons en usb-sticks een thuiskopieheffing van 15 cent mag worden geheven. Uit eigen onderzoek blijkt namelijk dat twintig procent van de usb-sticks wordt gebruikt om auteursrechtelijk beschermde werken te kopiëren, bij multimediakaarten ligt dit op 25 procent.
Niet alleen op mij komt dit nogal vreemd over (geheugenkaartjes worden voornamelijk gebruikt voor eigen foto's en filmpjes), ook de Consumentenbond en de brancheorganisaties STOBI, FIAR en ICT-Office vinden deze heffing volstrekt belachelijk. In een brief naar de Tweede Kamer doen ze hun beklag over de handelswijze van de SONT en eisen dat de maatregel wordt ingetrokken. Minister Hirsch Ballin reageerde direct: via zijn woordvoerder liet hij maandag (12 maart) weten geen heffing te zullen accepteren.
En om het allemaal nog bizarder te maken: de SONT had al op 1 januari 2005 beloofd dat er geen kopieerheffingen komen op geheugenkaarten en usb-sticks. Eerder al stak Hirsch Ballin een stokje voor de heffing op mp3-spelers en vaardigde hij in december een Algemene Maatregel van Bestuur uit, waarmee de SONT tot 1 januari 2008 geen producten mag aanwijzen die voor een heffing in aanmerking komen, hoewel de stichting wel de hoogte bepaalt. "Het is natuurlijk een stap voorwaarts dat de SONT niet meer kan bepalen welke productsoorten er op de lijst komen te staan", aldus Ted van Hintum van brancheorganisatie ICT-office, "maar het kwaad zit hem natuurlijk in goederen die al op de lijst staan." André Beemsterboer, directeur van Stichting de Thuiskopie, is zich van geen kwaad bewust en vindt alle commotie voorbarig en overdreven. Wordt vervolgd...
In het maartnummer van Fret, een gratis tijdschrift over Nederlandse popmuziek, las ik een kort stukje over studente Internationale Bedrijfskunde Mascha Dekker, die voor haar scriptie 'What motivates consumers to download music legally opposed to downloading illegaly?' (waarmee ze in december 2006 afstudeerde) de Popscriptie Prijs 2006 won. Aangezien ik het desbetreffende artikeltje nogal summier vond, ben ik eens in de materie gedoken. Dekker voerde in 2005 uit een onderzoek naar de motieven voor het illegaal downloaden van muziek – dat het downloaden in Nederland niet illegaal is en alleen de uploader aansprakelijk is, wordt kennelijk stilzwijgend genegeerd. Het onderzoek vond in 2005 plaats, toen er nog nauwelijks sprake was een bloeiende legale online muziekwinkels en iTunes nog lang niet zo succesvol was.Bekker benaderde honderd mensen in alle leeftijden per e-mail, via familie, vrienden en radiostations, en deelde enquêtes uit op straat in Maastricht en Utrecht.
Vervolgens onderzocht ze aan de hand van de antwoorden of behalve factoren als internetsnelheid- en ervaring ook geslacht, inkomen en karaktereigenschappen invloed hebben op de keus legaal of illegaal aan muziek te komen. Van de honderd gaven er zestig mensen aan geregeld illegaal muziek te downloaden. Dekker onderzocht de karaktereigenschappen van de downloaders aan de hand van het Five Factor Model, ook wel bekend als de 'Big Five', ontwikkeld door Warren Norman eind jaren vijftig. De conclusie van Dekker: mensen die veel risico’s nemen downloaden vaker illegaal muziek dan mensen met veel verantwoordelijkheidsgevoel.
Lees meer »
Na het overlijden van Jim Morrison in 1971 stortte The Doors-toetsenist Ray Manzarek (1939) zich op een nogal wisselvallige solocarrière. Op de twee albums die de overgebleven Doors-leden na de dood van Morrison opnamen zong Manzarek, maar het succes van weleer bleef uit. Ook zijn twee solo-albums ('The Golden Scarab' en 'The Whole Thing Started With Rock & Roll Now It's out of Control' uit respectievelijk 1973 en 1974) sloegen niet aan. Manzarek begaf zich vervolgens achter de schermen en produceerde onder meer het invloedrijke punkalbum 'Los Angeles' (1980) van de groep X. Pas in 1983 bracht hij een nieuw album uit ('Carmina Burana', maar daarover later meer), veertien jaar later gevolgd door 'Love Lion', waarop Manzarek samenwerkte met de dichter Michael McClure. De toetsenist had geen haast; hij genoot van zijn 'pensioen', schreef zijn autobiografie en tourt momenteel nog af en toe de wereld over in het kader van een of andere Doors-tribute - het rustig voortkabbelende leven van een rocker op leeftijd.
Maar goed, in 1983 zag zoals gezegd zijn album 'Carmina Burana' het licht, een vrije bewerking van de middeleeuwse liederen die door Carl Orff onder het stof vandaan waren gehaald. Manzarek pakte het serieus aan; hij riep de hulp in van Philip Glass, Kurt Munkacsi en dirigent Michael Riesman en verdiepte zich in de ontstaansgeschiedenis van de liederen (en doet daarvan uitgebreid verslag in de liner notes). Het resultaat is een intrigerende rockvariant van de Carmina Burana, waarbij Manzarek in grote lijnen trouw blijft aan de bewerking van Orff, maar er af en toe een scheurende gitaar, pompende drums en een achteloos improviserend synthesizerriedeltje doorheen gooit in de beste progrocktraditie. De lp werd indertijd door critici neergesabeld en omschreven als pretentieus en overbodig.
Nu is Manzareks 'Carmina Burana' weliswaar soms wat cheesy, maar wie daar doorheen prikt houdt een over het hoofd gezien meesterwerkje over. Luister naar een meer dan uitstekende vinyl-rip (93 MB, 320 kbps).
Het leven van de componist Jean Sibelius (1865-1957) was eigenlijk nogal saai. Geeft niets natuurlijk, maar het is niet zo handig als je een leuk stukje wilt tikken over de man die Finse identiteit heeft helpen vormgeven en de geschiedenis ingaat als de Grote Held van de Finnen. Sibelius studeerde aanvankelijk rechten om zijn moeder een plezier te doen. Hij had al snel door dat hij niet voor jurist in de wieg was gelegd en na amper een jaar stapte hij over naar het conservatorium van Helsinki. Na enkele studie-reisjes naar Berlijn en Wenen keerde hij terug naar Finland om tot zijn grote schrik te ontdekken dat zijn vaderland was bezet door Rusland. Hij sloot zich aan bij een groep jonge rebellen en besloot voortaan alle buitenlandse invloeden uit zijn muziek te weren.
Het klinkt allemaal erger dan het is, want in 1897 kreeg Sibelius een riant staatssalaris en sleutelde hij in zijn landgoed op het Finse platteland de rest van zijn leven aan zijn composities - in alle rust en met een lieve vrouw die kopjes koffie voor hem inschonk. In 1899 schreef hij zijn beroemde toondicht 'Finlandia', dat uitgroeide tot het strijdlied van de Finse onafhankelijkheid. De Russische bezetters waren jammer genoeg niet zo enthousiast en deden het stuk in de ban. Finlandia was het laatste deel van een serie van zes over de Finse geschiedenis en ging oorspronkelijk door het leven als 'Finland ontwaakt' (Suomi herää), al werd het tijdens de première op 4 december 1899 'impromptu' genoemd.
Sibelius nam het stuk in 1900 flink onder handen en maakte er een losstaand symfonisch gedicht van, dat sindsdien Finlandia heet. Het is een gepassioneerde en lyrische compositie, die volgens velen de Finse ziel in muziek vangt. Later gebruikte Sibelius het laatste deel van Finlandia in zijn Finlandia-hymne, dat als het officieuze Finse volkslied geldt. Veikko Antero Koskenniemi verzon er in 1941 een leuke tekst bij. Om eens te testen of er Fins bloed door je aderen stroomt: luister naar 'Finlandia' en 'De zwaan van Tuonela' (uit 'De vier legenden) in dit zipje (256 kbps, 32 MB).
Geïnspireerd door de Neue Deutsche Welle en de uit Engeland overgewaaide new wave- en punk-rage sloeg begin jaren tachtig een 'Nederlandse golf' over ons land. Steeds meer groepen en artiesten begonnen in het Nederlands te zingen. Aanvankelijk moest men even wennen maar zo rond 1983 was er geen houden meer aan en werden de hitlijsten bevolkt door onder andere Doe Maar, Toontje Lager, Het Goede Doel en Drukwerk. Het grote succes van Nederpop had als gevolg dat ook wat minder commerciële bands aan de bak kwamen en de kans kregen een album uit te brengen.
Een goed voorbeeld is Uit je bol uit Duivendrecht. De groep rond de broers Cees en Martin Koldijk had zijn wortels in de linkse kraakbeweging en stak hun maatschappijkritische boodschap niet onder stoelen of banken. Voor zover ik kon nagaan heeft Uit je bol slechts één EP uitgebracht, het vijf nummers tellende 'Eindelijk' uit 1984. De sound van de groep zou je kunnen omschrijven als een mix tussen sociaal bewogen postpunk en hoekige new wave. Wat Uit je bol anders maakt dan al die andere Nederlandstalige groepen uit die tijd zijn de verrassend goede en intelligente teksten van Cees Koldijk, die handelen over woningnood ('Het paleis'), vervreemding ('De bussen van Ijmuiden') en uitzichtloosheid ('De straat is leeg').
Vreemd genoeg vond ik maar weinig informatie over Uit je bol, maar ik geloof dat de groep nooit op grote schaal bekend is geworden en anno 2007 voornamelijk wordt gekoesterd door voormalige linkse activisten die hun wilde haren al lang en breed zijn kwijtgeraakt en licht geamuseerd terugdenken aan de protesttijden van weleer. De broers Koldijk doken midden jaren negentig op als de 4Tuoze Matroze, waarmee ze het Nederlandse zeemanslied nieuw leven in proberen te blazen (en in 2005 het officiële lied voor Sail '05 verzorgden). Luister naar een vinyl-rip van 'Eindelijk' (35 MB, 320 kbps).
In 1985 bereikte Kees Rietveld (beter bekend als Georgie Davis) de finale van de Soundmixshow, misschien wel de enige talentenjacht die daadwerkelijk sterren heeft voortgebracht. De stem van de toen 16-jarige Mavo-scholier had veel weg van die van Stevie Wonder en in de finale nam hij het op tegen Glenda Peters, die Randy Crawfords 'One Day I'll Fly Away' zong. Georgie won niet, maar zijn carrière kende op deze manier wel een vliegende start. Zijn eerste single 'Blackstar' bereikte de vijfde plaats in de Top 40 en zijn debuutalbum 'The Power Of The Young' was eveneens succesvol, niet in de laatste plaats omdat Georgie werd gesponsord door de fabrikant van de Blackstar-poppetjes.
Maar net zo snel als het begon eindigde het ook: opvolger 'Take It Out In A Boogie' bleef steken in de Tipparade, een lot dat ook al zijn andere singles zou treffen. Midden jaren negentig was Davis voornamelijk achter de schermen actief en schreef hij nummers voor onder andere André Hazes. Heel succesvol was dit allemaal niet en tegenwoordig runt hij samen met zijn vader een taxibedrijf in Zoetermeer. Zo af en toe duikt Georgie Davis de studio in, maar veel zoden zet dit niet aan de dijk. Ik had in ieder geval nog nooit gehoord van zijn groep KACE (Known As Controlled Energy).
Als je zijn debuut meer dan twintig jaar later nog eens opzet, valt vooral op dat het album alleen leuk is uit nostalgische overwegingen, want heel spannend is het namelijk niet. De tien nummers zijn routineus (lees: voorspelbaar) in elkaar gezet door Hans van Eijck en weten nergens te verrassen; 'Blackstar' en 'Take It Out In A Boogie' (dat erg veel lijkt op de intromuziekjes van Tien voor Taal – of lijkt dat maar zo?) zijn aardig, de Stevie Wonder-medley zozo en de rest dankzij de typische jaren tachtig-productie vooral aandoenlijk. Luister naar een vinyl-rip (69 MB, 320 kbps, inclusief covers om Georgies haardos nog eens goed te kunnen bestuderen).
Hoewel het lijkt alsof Araglin.nl als een rustiek eilandje ronddobbert in een parallel universum waar nauwelijks invloeden uit de 'gewone' wereld doordringen, houd ik natuurlijk wel al het muzieknieuws en de nieuwe releases in de gaten – ik schrijf er alleen niet zo vaak over. Dat kunnen andere sites veel beter en bovendien vind ik het leuker om (bijna) vergeten artiesten onder het stof vandaan te halen of groepen in het zonnetje te zetten die smeken om een doorbraak.
Zo af en toe wil ik wel een uitzondering maken, want de afgelopen weken was ik (en de hele wereld met mij) getuige van de teloorgang van Britney Spears. Na haar scheiding leek het wel alsof alsof alle stoppen bij de voormalige popdiva doorsloegen; ze sloeg aan het feesten, werd gefotografeerd zonder ondergoed, kotste haar vriendinnen onder, schoor haar hoofd kaal en zocht uiteindelijk haar toevlucht in een ontwenningskliniek. Alles werd in geuren en kleuren door de roddelpers vastgelegd, waarbij geen smeuïg detail onvermeld bleef.
Dat de trieste soap rond Britney nog lang niet ten einde is (en tevens de reden van dit stukje) bewees een artikel op Nu.nl vandaag. Ik citeer: ''Britney Spears heeft onlangs in de ontwenningskliniek geprobeerd zich op te hangen met een laken. Dat meldt de Britse tabloid News of the World. De popdiva zou de zelfmoordpoging hebben gedaan nadat ze het nummer 666 op haar kaal geschoren hoofd had gekrast en een paar keer had uitgeroepen 'de antichrist' te zijn.'' Mijn mond viel open bij het lezen van zoveel onzinnigheid. Triest en tegelijk bijzonder fascinerend – van superster naar een meelijwekkend vogeltje.
Goed, en nu ik toch bezig ben: VPRO's 3Voor12 meldt dat muziekblad Revolver ermee ophoudt, ruim een jaar nadat het eerste nummer verscheen. In een mail aan medewerkers en relaties schrijft hoofdredacteur Tjerk Lammers ''Ons blad liep goed, er meldden zich flink veel nieuwe abonnees aan, maar het huishoudboekje vertoonde toch enkele grote gaten.'' Revolver heeft op dit moment 2.000 abonnees, twee keer zoveel als werd verwacht. ''Ik ga geen inzicht geven in ons huishoudboekje, maar laten we het erop houden dat er te veel geld uitgegeven werd aan dingen die niet direct met het blad te maken hadden. [...] Het waren dingen die buiten mijn competenties om gaan, zakelijke dingen.'' Revolver hoopt binnenkort een doorstart te kunnen maken. Hoe en wanneer is nog niet duidelijk.
'Easy Rider' (1969) is onlosmakelijk verbonden met de hippie-idealen van de jaren zestig. De film van en met Dennis Hopper ontstond in een periode waarin veel (linkse) Amerikanen zich ontheemd voelden en hippies (tijdelijk) de macht overnamen - het Woodstock festival had bakens verzet, president Kennedy en dominee Martin Luther King waren vermoord en aan de horizon doemden de dreigende contouren van de Vietnam-oorlog op.
'Easy Rider' ademt een bittere woede en een vreemd soort nihilisme: twee motorrijders (Peter Fonda en Dennis Hopper) besluiten na een succesvolle drugsdeal een trip dwars door Amerika te maken. En onder het genot van heel veel verdovende middelen (die daadwerkelijk werden gebruikt tijdens de opnamen) ontmoetten ze lifters, grimmige bajesklanten en zweverige sekteleden. Na heel Amerika doorkruist te hebben, is de apotheose ontnuchterend: er is geen weg meer terug naar het normale leven.
'Easy Rider' is een bijzonder psychedelische en surrealistische ervaring, vooral omdat je nauwelijks een gestructureerd verhaal voor je kiezen krijgt; je moet het allemaal maar zo'n beetje zelf invullen. De film zorgde voor de nodige opschudding; ouderen spraken er schande van, terwijl de jongere 'antigeneratie' in de avonturen van Hopper en Fonda een bijkans archetypische reis naar een nieuw zelfbewustzijn zagen. 'Easy Rider' werd gemaakt met een budget van slechts 400.000 dollar en het succes van de film opende de ogen van talloze onafhankelijke filmmakers (en lanceerde tevens de carrière van Jack Nicholson). Het was tevens de eerste film waarvan de soundtrack geheel bestond uit popmuziek, van onder andere The Band, The Byrds, Jimi Hendrix, Roger McGuinn en Steppenwolf. Vooral 'Born to be Wild' van Steppenwolf zou uitgroeien tot het ultieme nummer om je haar eens lekker los te schudden, op je Harley te stappen en weg te scheuren met je blik op oneindig. Luister naar de soundtrack (128 kbps, 41 MB) – al dan niet met een flinke joint...
''De vrouw die het hippe grand café binnenliep, een miss twiggy aan de goede kant van de veertig, was smaakvol uitgedost in een bordeauxrode deux-pièces [...]'' Zo begon het afgelopen Nationaal Dictee en terwijl ik driftig aan het meeschrijven was verbaasde ik me over de uitdrukking 'miss twiggy'. Het magere fotomodel uit de jaren zestig heeft zich kennelijk diep genesteld in ons culturele bewustzijn – hoewel ik me afvraag hoeveel mensen nog weten wie Twiggy nu precies is. Je zou de als Lesley Hornby (1949) geboren Twiggy het beste kunnen omschrijven als een van de eerste supermodellen.
Ze werd in 1966 ontdekt door Nigel Davies, die in 1966 zijn haar liet bijknippen in een Londense kapsalon. Hij werd geholpen door de toen 16-jarige Twiggy. Hij viel als een blok voor het graatmagere meisje (ze woog toen 41 kilo) en beloofde haar gouden bergen als fotomodel. Hij verzon de naam Twiggy voor haar (en noemde zichzelf voortaan Justin de Villeneuve) en slaagde er inderdaad in om van haar een ster te maken; ze werd hét gezicht van de jaren zestig en vertrok in 1967 naar New York om ook in Amerika te veroveren. Twiggy zette een compleet nieuwe trend in gang: die van broodmager, androgyn schoonheidsideaal, dat de daaropvolgende veertig zou uitgroeien tot de norm.
Na vier jaar modellenwerk vond ze wel weer welletjes. "You can't be a clothes hanger for your entire life!", aldus Twiggy tijdens een persconferentie. Ze brak met manager en vriendje Villeneuve en stortte zich op een succesvolle carrière als actrice en zangeres. Tegenwoordig verdeelt ze haar tijd tussen haar acteer- en modellenwerk en haar jurylidmaatschap in America's Next Top Model. Grappig feitje: actrice Fran Drescher (goed bevriend met Twiggy) heeft zich voor 'The Nanny' grotendeels door het model en haar familie laten inspireren. Als zangeres is Twiggy er nooit in geslaagd de vluchtigheid te overstijgen en zijn haar albums vooral leuk voor wie van luchtige popliedjes houdt. Luister naar de lp 'Twiggy' uit 1976 (128 kbps, 39 MB).
|
|