Vaste prik, minstens twee keer per jaar: de Mega Platen & CD Beurs. Een gigantische hal in de Utrechtse Jaarbeurs gevuld met vele duizenden lp’s, cd’s, (cd-)singletjes en allerhande muziekparafernalia. Een aantal jaar geleden schreef ik al een handige survival guide voor wie overweegt een platenbeurs te bezoeken en de afgelopen editie van de Mega Platen & CD Beurs inspireerde mij tot het volgende lijstje. Oftewel: Acht Dingen Die Stom Zijn Aan Platenbeurzen. Aanvullingen zijn welkom!
(En o ja, voor de slechte verstaander: de soep wordt niet zo heet gegeten, dus lees dit met een korreltje zout…)
1. Mannen (het zijn altijd mannen) die met grote, uitpuilende rugzakken over de bakken met platen en cd’s hangen en zich zo breed mogelijk hebben gemaakt. En het je onmogelijk maken om zelf een blik te werpen.
2. Mannen die door de bakken met lp’s gaan en tegelijkertijd scherp in de gaten houden wat jij door je vingers laat gaan - bang dat ze een koopje of bijzonder item mislopen.
3. Mannen die elke hoes bekijken alsof ze voor het eerst een lp of cd in handen houden en uitgebreid en bijzonder traag de cover en tracklisting bekijken - ook als het gaat om Alle 13 Goed-verzamelaars of Abba-albums. Terwijl jij alleen maar even snel door de bakken wilt gaan.
4. Standhouders die hun cd’s met het hoesje naar voren hebben neergezet en niet met het ruggetje naar boven, zodat je verplicht bent om alles door te spitten. En als ze wél met de ruggetjes naar boven staan, staat het merendeel verkeerd om, zodat je je nek moet verdraaien om de titels te kunnen lezen.
5. Mannen die het niet zo nauw nemen met persoonlijke hygiëne en een bijna tastbaar geurspoor achterlaten. Of gewoon niet zo vaak buiten komen.
6. Prijzenstickers die zich met geen mogelijkheid laten verwijderen zonder de hoes te beschadigen (bij voorkeur door een flink stuk karton mee te trekken). Ook als je ze er heel voorzichtig af probeert te peuteren na eerst de lijm te hebben verwarmd met een aansteker.
7. Logisch, voor een zeldzame Russische persing van het eerste Kraftwerk-album moet je diep in je portemonnee tasten. Maar vaak wordt nogal hoog ingezet. De eerste cd van Valensia voor 30 euro? Klaus Schulzes Timewind-lp voor 35 euro? Een heruitgave van Joy Division voor 40 euro? Gekkigheid. Of beter gezegd: wat de gek ervoor geeft. Deze gek dus niet.
8. Mannen die van die mini-platenspelertjes hebben meegenomen om alles eerst uitgebreid te gaan beluisteren, met een hoop lawaai en misbaar. Om vervolgens te besluiten dat ze het singletje toch niet gaan kopen.
Hoe uniek en bijzonder de Utrechtse werfkelders aan de Oudegracht ook zijn, één ding ontbreekt: huisnummers. Aan de zoektocht naar de Electrosaurus Southern Sound Studio – oftewel de thuishaven van het psychedelische rocktrio DeWolff – komt gelukkig snel een einde als opeens het karakteristieke bebaarde hoofd van toetsenist Robin Piso in een deuropening verschijnt. “Welkom! Kom gerust verder!”
De deur van de boogvormige werfkelder leidt naar een sfeervol ingericht woongedeelte, met daarachter een studio. En dan geen glimmende, nieuwerwetse studio met knipperende lichtjes en keurig gerangschikte instrumenten. Het is alsof je regelrecht in de jaren zeventig bent gestapt. Op de vloer liggen Perzische tapijten, er zijn fluwelen gordijnen opgehangen, langs de muren staan opgezette dieren en overal staan en liggen gitaren, Hammond-orgels en drums. Naast het gigantische mengpaneel staan oude buizenversterkers, compressors en equalizers. Dit is een studio zoals je je een studio voorstelt. De 25-jarige Robin Piso loopt enthousiast heen en weer, terwijl hij af en toe een toets beroert. “Hier hebben we de afgelopen maanden heel veel tijd doorgebracht.”
Naast me kruipt een vrouw onder haar dekentje, haar voeten zijn gehuld in dikke sokken met roze stippen. Even verderop neemt een jongen een ferme slok van zijn biertje, om zich vervolgens met een diepe zucht op zijn meegebrachte matje uit te strekken. Een jong stel pompt nog even snel een luchtbed op. De ondergaande zon omhult de geparkeerde treinstellen met een goudkleurige gloed.
Fotograaf Herre Vermeer en ondergetekende bevinden zich in de grote hal van het Utrechtse Spoorwegmuseum voor een bijzondere uitvoering van het Canto Ostinato van Simeon ten Holt (1923-2012). Om ons heen liggen mensen verspreid op het rangeerterrein. Het geroezemoes verstomt als Jeroen en Sandra van Veen naar hun piano’s lopen. Het pianoduo is in smetteloos wit gestoken. Ze maken een buiging, nemen het applaus in ontvangst en klimmen naar hun piano’s die op een verhoging zijn geplaatst.
In de Volkskrant van afgelopen weekend werd onderzocht of je verschil hoort tussen een cd, highres-audio en een mp3. En om een lang verhaal kort te maken: je hoort inderdaad verschil. Maar alleen als je luistert in de Wisseloord Studio’s, een van de beste studio’s ter wereld, met vijf speakers van 20.000 euro per stuk (Egglestonworks Savoys) en vijf peperdure versterkers (Krell Evolution).
En om het allemaal nog wat dubieuzer te maken (en ik citeer de conclusie van een van de testpanelleden): “Iedereen kan het verschil horen. Maar alleen als je eerst de cd opzet en daarna naar Spotify luistert.”
Over highres-audio, dat door streamingdiensten als Tidal en Qobuz wordt aangeboden, is het testpanel lyrisch. Opvallend, want de specificaties liggen ver buiten wat het menselijk gehoor kan verwerken.
De discussie over geluidskwaliteit (analoog versus cd/digitaal versus bitrate) is niet nieuw en begint een beetje sleets te raken. Vinyl-liefhebbers prijzen de warme klankkleur van hun lp’s, terwijl degenen die met cd’s in de weer zijn de ‘open klankkleur’ roemen. Dat kan allemaal wel zo zijn, je hebt er weinig aan als je geen goede speakers / versterker / koptelefoon / cd-speler / platenspeler / woonkamer hebt.
Interessanter zijn de opmerkingen over de mastering en de loudness wars van de afgelopen jaren. Muziek wordt steeds luider afgemixt, waardoor de nuances worden ondergesneeuwd. En dit heeft weer tot gevolg dat bij het maken van een mp3’tje hardere nummers sneller overstuurd raken. De grens van de maximale amplitude van een geluidsgolf is bij een mp3-bestand beperkt; komt het volume daarboven, dan wordt het geluid rücksichtslos afgeplat. Als dit in een nummer vaak gebeurt, dan klinkt het uiteindelijke resultaat veel te hard en te weinig uitgebalanceerd.
De muziekstreamingdiensten gebruiken algoritmes om data te besparen bij het afspelen van muziek; sommigen halen het hoog weg, anderen verwijderen delen van de galm of veranderen het laag in mono. Hoe lager de kwaliteit, hoe meer er gerommeld is met de audio. Maar in alle eerlijkheid: bij een bitrate van 320 kbps of hoger hoor ik nauwelijks verschil meer. Waarom een lp dan tóch beter klinkt? Simpel: beleving. Naar lp luister je, een mp3’tje gebruik je. Om maar eens een boude uitspraak te doen.
En mocht je nu denken: ha! Ik hoor heus wel of het een mp3’tje van 128 kbps, 320 kbps of een ongecomprimeerd wav-bestand is, check dan eens deze luistertest. Ik ben benieuwd…
Als je nu zou beginnen met luisteren, zou je op 2 juni klaar zijn. Het door Radiohead-frontman Thom Yorke geschreven nummer ‘Subterranea’ duurt namelijk maar liefst 432 uur. Yorke schreef het voor Stanley Donwoods tentoonstelling ‘The Panic Office’, die van 21 mei tot 6 juni te bezoeken was in galerie Carriageworks in het Australische Sydney. Een samenwerking die voor de hand lag; Donwood is een studievriend van Yorke en heeft voor Radiohead het bandlogo en nagenoeg alle albumcovers ontworpen (inclusief het Atoms for Peace-project).
Tijdens de 18 dagen die de expositie was te bezichtigen, was ‘Subterranea’ constant te horen: ‘een beangstigende mix van ambient textures, experimentele geluiden en field recordings, waarbij de grot-achtige ruimte van de tentoonstelling optimaal wordt gebruikt”. Opmerkelijk is dat het nummer zich nergens herhaalt, hoewel ik niet kon achterhalen hoe Yorke precies aan het componeren is geslagen – misschien heeft hij om het zichzelf makkelijk te maken de hulp ingeroepen van computergestuurde algoritmes. Hoe het ook zij, het klinkt alleraardigst – hoewel de lol er na een minuutje of tien wel zo’n beetje af is. (Hier een preview van een aantal minuten.)
Er zijn geen plannen om ‘Subterranea’ officieel uit te brengen. Als dat wél zou gebeuren, zou het gaan om een cd-box met 351 cd’s (met 74 minuten muziek per cd) of een mp3’tje van 50 gigabyte (en een bitrate van 256 kbps).
De langste song die officieel is uitgebracht, is overigens ‘To our yes’, gezongen door het Amerikaanse PC III label Pipe Choir en gecomponeerd door Mike Peters van The Alarm.. Dit nummer duurt 1 uur, 59 minuten en 54 seconden en werd op 16 august 2014 gelanceerd op onder meer iTunes en Google Play om geld op te halen voor de Love Hope Strength Foundation (die zich bezighoudt met kankerbestrijding).
Maar ach, dit is allemaal een schijntje in vergelijking de compositie ‘Longplayer’ van Jem Finers, die begon op 1 januari 2000 en precies duizend jaar moet duren. Het stuk, dat gespeeld wordt op Tibetaanse klankschalen, herhaalt zich nooit, en wordt zowel door mensen als computers bediend. Via een live stream kun je altijd even checken hoe het er voor staat.
Trouwens, cd’s en lp’s mogen dan een beperkte speelduur hebben, dat heeft sommige bands er niet van weerhouden om een geintje uit te halen. Op bijvoorbeeld het album ‘Penthouse and Pavement’ (1981) van Heaven 17 is de track 'We're Going To Live For A Very Long Time' te vinden. Dit laatste nummer van kant 2 was voorzien van een lus in de zogeheten zogeheten 'run-off'-groef, waardoor er, hoe toepasselijk, oneindig de zin ‘for a very long time’ klonk…
Als je regelmatig door bakken met oude lp’s struint, maak je vanzelf nieuwe vrienden. En dan niet zozeer vrienden van vlees en bloed, als wel artiesten die je voortdurend breed lachend aankijken in de hoop dat ze eindelijk weer eens op de draaitafel belanden. Mijn allergrootste vinyl-vriend was James Last. Altijd en overal kwam ik hem tegen. En ik vond het nog leuk ook.
Enkele jaren geleden tourde de ‘Gentleman of Music’ door Europa en ik heb lang getwijfeld of ik kaartjes zou bestellen voor zijn concert in de Brabanthallen. Had ik het maar gedaan, want nu is het te laat. Dinsdag 9 juni overleed James Last op 86-jarige leeftijd in zijn woning in Florida.
Over James Last (die eigenlijk Hans heette) waren de meningen verdeeld. Serieuze muziekliefhebbers veegden de vloer met hem aan, gebruikten zijn vele lp’s als onderzetter en staken de draak met zijn albums die voornamelijk waren gevuld met medleys van bekende hits. Terwijl anderen het allemaal wel handig vonden: alle grote hits op één lp, hartstikke leuk en gezellig toch? En je kunt er nog op dansen ook.
Je kunt lacherig doen over de Duitse orkestleider, maar hij heeft wel ruim 80 miljoen albums verkocht in meer dan 150 landen (waarvoor hij 200 gouden en 17 platina platen in ontvangst heeft genomen). In Nederland stond hij met ruim veertig albums in de albumlijsten, de lp ‘James Last op Klompen’ stond in 1969 zelfs talloze weken op één.
James Last werd in april 1929 in Bremen geboren als Hans Last. Hij groeide op in een muzikaal gezin en leerde contrabas spelen op de muziekschool van het nazileger, waar hij als jonge dienstplichtige naartoe was gestuurd. Na de oorlog startte hij een eigen jazzband en werd de basis gelegd voor zijn grote succes. Last stak aan de lopende band bekende hits in een vrolijk easy listening-jasje en brak in 1965 door met de ‘Non Stop Dancing’-serie, waarmee hij tot diep in de jaren tachtig door zou gaan.
Zijn grootste hit in Nederland is ‘Biscaya’, dat in 1982 duizenden keren over de toonbanken ging – geholpen door Radio Veronica dat het nummer gebruikte in een in promotiecampagne. Last componeerde daarnaast muziek voor tv-series als Das Traumschiff en diverse theatervoorstellingen. Op zakelijk gebied verliep het echter minder goed; zijn belastingadviseur had Last laten investeren in wijngaarden en olieboortorens, maar bleek er uiteindelijk zelf met miljoenen vandoor te zijn gegaan. Last kreeg de Duitse belastingdienst achter zich aan en was pas rond zeventigste schuldenvrij.
Toegegeven, al zijn albums lijken op elkaar en zijn onderling uitwisselbaar. Zo heel af en toe springt James Last uit de band, zoals op 'Voodoo Party' uit 1972 waarvoor hij zich heeft laten inspireren door de voodoo-religie. Zelf heb ik een groot zwak voor zijn ‘In Holland’-trilogie, de lp ‘Rusland Erinnerungen’ (1977), ‘Trumpet a GoGo’ (1966), zijn onbedaarlijk vrolijke kerstmuziek en het album ‘They Call Me Hansi’ (2004).
Bert Kaempfert (1923-1980) mag dan al 35 jaar met vaste hand regeren in de easy listening-hemel, de plek aan zijn rechterhand is ingenomen door James Last.
Naast ‘War of the Worlds’ had mijn vader nog een cassettebandje in de auto liggen: ‘Inter Synthellite’ van Star Inc. Oftewel: naadloos aan elkaar gemixte synthesizercovers van onder anderen Vangelis, Kraftwerk en Jean Michel Jarre, aangevuld met instrumentale versies van 80’s-hits - hoewel ik pas veel later ontdekte welke artiesten bij de nummers hoorden. Ik vond het prachtig.
Ik heb me wel eens afgevraagd hoe mijn muzieksmaak zich zou hebben ontwikkeld als niet Ed Starink (die later de Synthesizer Greatest-albums zou volspelen), maar iemand achter een goedkoop synthesizertje aan de knoppen zou hebben gezeten. In ieder geval een stuk normaler…
[36] Star Inc. - Inter Synthellite (1985) [Spotify] [YouTube] [Discogs]
In de categorie ‘duh!’: uit Spotify-data blijkt dat metal het genre is met de trouwste fans. De muziekdienst stelde een aantal grafiekjes op waarin per land werd gekeken naar de populairste genres (Nederland staat er helaas niet bij). En wat bleek? Metal staat steevast in de top tien van de meest beluisterde genres en is wereldwijd het populairst. Spotify stelde een lijst samen met klassieke metalbands (waaronder Metallica, Slayer, Judas Priest, Iron Maiden, Sepultura, Pantera, Cradle of Filth en Anthrax) en keek hoe vaak deze werden gestreamd. Heel vaak dus. Vaker dan popartiesten of rappers.
Niet zo heel gek. Er worden vaak gekscherend dingen geroepen als ‘metal for life’ en ‘true metal never dies’ – maar eigenlijk is dat gewoon echt zo. Toen ik jong was (ahum) luisterde ik naar Cradle of Filth en Iron Maiden en dat doe ik nog steeds af en toe. Het opmerkelijke is juist – zoals Noisey al signaleerde – dat dit als iets opmerkelijks wordt beschouwd. Tjonge, is metal zo populair? Zijn al die metalheads niet opgegroeid en overgeschakeld op ‘normale’ muziek? Nee dus. Metal is normale muziek en een stuk interessanter dan de muziek van pak ‘m beet Taylor Swift, waar je wél over heen groeit (ik heb niets tegen Taylor Swift overigens).
Het geinig die grafieken ook zijn, Spotify lijkt zich niet al te zeer met genres bezig te houden, maar veeleer met stemmingen. In een recente update is een belangrijke rol weggelegd voor playlists die zijn bedoeld voor bepaalde ‘moods’ en activiteiten. Onder de noemer ‘Feest’ vind je bijvoorbeeld ‘Huis Fuif’ en ‘De Kroegploeg’, gevuld met uiteenlopende artiesten als Jan Smit, Ke$ha en Gossip. Onder de rubriek ‘Focus’ tref je bijvoorbeeld de playlist ‘Intense Studying’ aan, met filmmuziek van Yann Tiersen en de cellosuites van Bach. “Het is de bedoeling dat Spotify een soort ritueel wordt”, aldus Spotify-topman Shiva Rajaraman. “Je gebruikt het bij bepaalde gewoontes en langzamerhand zullen we elk onderdeel van je dag van muziek voorzien.”
Het mes snijdt aan twee kanten: artiesten worden sneller ontdekt en vaker gedraaid (en verdienen dus meer), en de luisteraar krijgt muziek voorgeschoteld die hij of zij zelf niet zo snel op zou zetten. Het nadeel is dan weer dat veel van deze nieuwe artiesten one-hit wonders zijn. Muziek wordt een accessoire; het wordt voor artiesten moeilijker een loyale fanbasis op te bouwen, om nog maar te zwijgen over albums. Die zijn niet meer relevant en worden vervangen door op maat gemaakte playlists. Met andere woorden: je besteedt het zoeken naar muziek uit – en ik weet niet zeker wat ik daar nu van moet vinden.
Naast mijn pc staan enkele grote stapels cd’s waar ik wat mee ‘moet’ – luisteren, rippen, catalogiseren, liner notes lezen, dat soort dingen. Hetzelfde geldt voor de tientallen lp’s naast de platenspeler, mijn ‘Nog uitchecken’-lijstjes op Spotify en de omcirkelde reviews in muziekbladen. ‘Moet je dat allemaal nog beluisteren?’ wordt mij wel eens gevraagd, waarbij de vraagsteller dan heel moeilijk kijkt. Alsof een cd’tje opzetten een straf is die je zelf je ergste vijand niet toewenst. Heerlijk toch, is steevast mijn antwoord. ‘Altijd een voorraad verse muziek binnen handbereik. Onderweg Spotify, ’s avonds een cd’tje en zondagochtend een croissantje en een lp.’
Maar ik moet toegeven, soms ben ik gewoon te lui om in de al dan niet virtuele muzikale stapels te duiken en wil ik me laten verrassen. En dan biedt Hearts of Space uitkomst, de onvolprezen online radiozender van Stephen Hill. Al sinds 1973 is deze Amerikaanse producer, dj, platenbaas en presentator actief met zijn zender, die is gewijd aan ‘slow music for fast times’.
Hearts of Space wordt in Amerika door ruim 200 zenders uitgezonden en iedere uitzending heeft een bepaald thema, variërend van ‘Space Guitars’, ‘Ambient Memories’ en ‘Celtic Spring’ tot thema-uitzendingen rond onder anderen Tangerine Dream, Brian Eno en Aphex Twin. Stephen Hill begint altijd met een interessante, korte introductie (die desgewenst is uit te schakelen), gevolgd door een uur lang naadloos in elkaar overlopende muziek van vaak relatief onbekende artiesten. De teller staat inmiddels op 1078 uitzendingen.
Het interessante is dat Hill het niet heeft over ‘ambient’, ‘new age’ of ‘elektronische muziek’, maar over ‘spacemusic’. Hij omschrijft dit als: "A timeless experience... as ancient as the echoes of a simple bamboo flute or as contemporary as the latest ambient electronica. Any music with a generally slow pace and space-creating sound image can be called spacemusic. Generally quiet, consonant, ethereal, often without conventional rhythmic and dynamic contrasts, spacemusic is found within many historical, ethnic, and contemporary genres." En dat betekent dus dat ook klassieke muziek, techno of traditionele muziek uit bijvoorbeeld Japan aan bod kan komen.
De wekelijkse uitzending is op zondag gratis live te beluisteren, maar wie een (streaming)abonnement afsluit, heeft toegang tot het complete archief (inclusief info over de gedraaide muziek), negen thematische zenders en diverse complete albums. Er zijn diverse abonnementsvormen - al vanaf een dollar per maand - en het mooie is dat er ook een app beschikbaar is (voor iOS en Android). Ik heb in ieder geval heel veel moois ontdekt via Hearts of Space.
En nee, dit is geen gesponsord reclamepraatje. ‘Space is the place’, om de legendarische jazzmuzikant Sun Ra maar eens te citeren.
Nadat ik eerder op Facebook al luidruchtig de loftrompet liet schetteren, ik de film inmiddels al drie keer heb gezien en mijn collega’s dwong om in ieder geval de eerste vijf minuten te bekijken, moet mijn weblog er ook aan geloven. Want Kung Fury verdient het om door zoveel mogelijk mensen te worden gezien.
En zo te zien gaat dat niet al te veel problemen opleveren; de korte film van de Zweedse regisseur David Sandberg (die ook de hoofdrol speelt) is in amper 24 uur ruim 3,5 miljoen keer bekeken. Geheel terecht, want Kung Fury is de overtreffende trap van episch en is dé ultieme 80’s-film – drie decennia later dan verwacht, maar toch.
Kung Fury duurt een half uurtje en gaat over een 'Kung Fu renegade cop who travels back in time to kill his Nemesis, Hitler'. En dat gaat gepaard met de nodige ontploffingen, bloedspetters, Zweeds sprekende nazi's, woordspelingen, dinosaurussen, vliegende auto’s en Vikingen.
David Sandberg begon zijn carrière ooit als regisseur van commercials, maar droomde altijd er altijd al van om een actiefilm te maken in de stijl van de films en series waarmee hij in de jaren tachtig opgroeide. In 2013 lanceerde hij een trailer en probeerde genoeg geld bij elkaar te sprokkelen om Kung Fury te realiseren. Toen dat niet lukte, startte hij een Kickstarter-campagne. Uiteindelijk haalde Sandberg 630.000 dollar op en ging zijn film deze week in première tijdens het filmfestival van Cannes en werd het een dag later op YouTube geslingerd. Grappig genoeg is nagenoeg de hele film in het Zweedse Umeå gefilmd, waarna Sandberg en zijn team zich uitleefden in de digitale studio om Kung Fury onder te dompelen in het Miami van 1984.
Niet alleen de film ademt de jaren tachtig, dat geldt ook voor de muziek: heerlijke retrowave (oftewel 80’s synthpop maar dan anno 2015), van producers als Mitch Murder en Betamaxx, inclusief een briljante track van David Hasselhoff en een donderend heavy metal-nummer. Episch. Tenminste, als je in de 80’s bent opgegroeid. Of niet vies bent van de nodige clichés. Of van cheesy synths.
In de Kung Fury-shop vind je allerlei merchandise, waaronder T-shirts, een geweldige filmposten en een lp (ik heb de mijne al besteld). Gamers kunnen zich uitleven met Kung Fury: Street Rage (er zijn gratis versies voor iOS en Android) en gezien het succes is het slechts een kwestie van tijd voordat er een vervolg verschijnt of een langere versie. Ik kan niet wachten.