Avram Noam Chomsky (Philadelphia (Pennsylvania), 7 december 1928) is een Amerikaans taalkundige, filosoof, mediacriticus, politiek activist en anarchistisch denker. Chomsky is emeritus hoogleraar taalkunde aan het Massachusetts Institute of Technology. Als grondlegger van de generatieve taalkunde is hij de invloedrijkste taalwetenschapper van de 20e eeuw.[2] Na de eerdere grondvesting van de structuralistische taalkunde door Ferdinand de Saussure al in het begin van de twintigste eeuw, domineren Chomsky's theorieën de taalkunde vanaf circa 1964.
Kern van Chomsky's taalkunde is de hypothese van de universele grammatica: een aangeboren taalvermogen dat alle mensen delen en dat de overeenkomsten tussen menselijke talen verklaart.[3] Chomsky's taalkunde is rationalistisch (in tegenstelling tot empiristisch). Zijn inzichten betekenden de doodsteek voor de behavioristische taalkunde en een stimulans voor de cognitiewetenschappen.[4] In het verlengde van de generatieve grammatica ontwikkelde hij de Chomsky-hiërarchie, een veelgebruikte classificatie van formele talen met informaticatoepassingen. Daarnaast staat Chomsky bekend als politiek activist. Hij schreef kritische boeken over de Amerikaanse buitenlandse politiek en de rol van ideologie en media in westerse samenlevingen. Chomsky beschouwt zichzelf als libertarisch socialist[5] en in veel opzichten als anarchist en anarchosyndicalist.
Chomsky werd geboren als zoon van Elsie Simonofsky en William (Zev) Chomsky, beiden van Joodse komaf. Hij heeft een jongere broer, David Eli Chomsky. Vader William Chomsky vluchtte in 1913 uit Rusland voor de dienstplicht in het leger van de tsaar. In Baltimore vond hij werk in sweatshops, ging studeren aan de Johns Hopkins Universiteit (waarbij hij met lesgeven in zijn levensonderhoud voorzag) en werkte zich op tot hoofd van een joodse school in Philadelphia. Later werd William Chomsky faculteitsvoorzitter van de hogeschool (lerarenopleiding) Gratz College en gaf hij les aan Dropsie College (nu Center for Advanced Judaic Studies). Daarnaast schreef hij taalkundige verhandelingen over het Hebreeuws; aan het eind van zijn leven, in 1977, was hij volgens de New York Times een van de voornaamste Hebreeuwse taalkundigen ter wereld.[6] Moeder Elsie Chomsky-Simonofsky was lerares Hebreeuws en kon zich intellectueel meten met haar man. Hoewel zij een gereserveerde persoonlijkheid had, was het juist zij die Noam inleidde in de linkse politiek en het zionisme. De familie was sterk gepolitiseerd; waar William en Elsie Chomsky linkse Democraten waren, waren andere familieleden actief in de Communistische Partij, in de vakbonden en in radicale organisaties.
De jonge Noam groeide op ten tijde van de Grote Depressie in een omgeving van immigranten, onder wie veel Duitsers en Ieren met antisemitische en pro-nazi sympathieën.[6] In deze omgeving bleek Noams politieke interesse al vroeg: in 1939, op tienjarige leeftijd, publiceerde hij zijn eerste politieke geschrift in de schoolkrant, over de val van Barcelona in de Spaanse Burgeroorlog, de Anschluss en de annexatie van Tsjecho-Slowakije door nazi-Duitsland. De Spaanse Burgeroorlog en de rol die de Confederación Nacional del Trabajo daarin speelde bleef hem jarenlang fascineren. Hij was 'te jong', merkte hij later zelf op, om sympathie voor het leninisme te kweken, 'een geluk bij een ongeluk'.[6][7]
De jonge Chomsky had een voorkeur voor realistische literatuur (o.a. Dostojevski, Tolstoj, Hugo, Twain en Zola). Daarnaast las hij de bijbel in het Hebreeuws. Toen hij twaalf was las hij het manuscript van zijn vaders boek over de middeleeuwse grammaticus David Kimchi (David Kimhi's Hebrew Grammar). Zijn vaders werk wekte zijn interesse in taal en grammatica.[6] Eveneens op zijn twaalfde ging Chomsky naar de middelbare school, de Central High School. Dit bleek een schokkende ervaring: prestatie- en competitiegerichte sfeer stuitte hem zo tegen de borst dat hij later sprak van indoctrinatie: de school was gericht op het blokkeren van creatieve impulsen in de leerlingen en het aanleren van hiërarchie. Hij had vrienden op school, maar ging vooral zijn eigen weg. Een nieuwe schok kwam toen in 1945 de Amerikaanse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki vielen. In tegenstelling tot de jongeren met wie hij op zomerkamp was, kon de 16-jarige Chomsky het niet opbrengen om te juichen over zoveel dood en verderf, al betekende de aanval het definitieve einde van de Tweede Wereldoorlog.[6]
Chomsky begon in 1945 aan zijn studies in filosofie, taalkunde en wiskunde aan de universiteit van Pennsylvania. Hij studeerde onder Zellig Harris, een professor in de taalkunde voor wiens politieke visie hij sympathie opbracht. In 1949 trouwde hij met Carol Schatz en later kregen ze drie kinderen. Hij behaalde in 1955 zijn PhD (doctorstitel), waarvoor hij het meeste onderzoek de voorgaande vier jaren aan de Harvard universiteit verrichtte. In zijn dissertatie ontwikkelde hij enkele linguïstische ideeën en vatte die samen in zijn boek uit 1957 Syntactic Structures. Dit is zijn beroemdste werk in de taalkunde en was lange tijd een bijbel voor de Chomskyaanse linguïsten.
Het
Ray and Maria Stata Center op het
MIT, waar Chomsky huist in het Department of Linguistics and Philosophy.
Na zijn promotie doceerde Chomsky aan het MIT (Massachusetts Institute of Technology). Gedurende de eerste decennia raakte hij meer en meer betrokken bij politiek, waarbij hij kritiek uitte op de Amerikaanse politiek en de oorlog in Vietnam, rond 1965. In 1969 publiceerde hij American Power and the New Mandarins, een essay over het zelfde onderwerp. Ook bezocht hij de Vlakte der Kruiken in Laos, waar hij sprak met Laotianen op de vlucht voor Amerikaans (CIA-)geweld in de geheime oorlog.[8]
Vanaf die tijd is hij bekend om zijn radicale politieke gezichtspunten en geeft hij over de hele wereld lezingen hierover. Verder heeft hij diverse boeken over het onderwerp geschreven. Hij neemt duidelijk stelling tegen de Amerikaanse inmengingspolitiek in Cuba, Haïti, Oost-Timor, Nicaragua, het Arabisch-Israëlisch conflict, de oorlog rond Kosovo en de Golfoorlog (2003). Sinds de aanslagen van 11 september 2001 heeft Chomsky zijn taalkundige werk voor een groot deel (maar niet geheel) aan de kant gezet om tijd de hebben om politiek commentaar te geven. Wel voerde hij daarna nog een wetenschappelijke polemiek tegen de optimaliteitstheorie.
Hij geldt als criticus van de mondialisering, de media en het neoliberalisme. Zijn analyses vinden veel belangstelling bij (radicaal-)links. Doordat hij zijn standpunten doorgaans op degelijk onderzoek baseert, wordt hij eveneens door intellectuelen van links en rechts gerespecteerd. Minder appreciatie genieten de conclusies die hij trekt, die volgens Amerikaanse rechts-conservatieve critici in de buurt komen van samenzweringstheorieën. De New York Times noemde zijn politieke analyses ooit "simplistisch", maar ze beschreven hem tevens als de belangrijkste levende intellectueel. In de tussentijd is hij blijven schrijven en doceren over taalkunde en de gevolgen van het Amerikaanse buitenlands beleid.
[bewerken] Bijdragen aan de taalwetenschap
In Chomsky's visie is taalkunde een natuurwetenschap, niet een sociale of toegepaste wetenschap: het is een onderdeel van de biologie, en heeft als doel te verklaren hoe het taalvermogen in de menselijke geest werkt, niet hoe het tot uiting komt. Chomsky maakt derhalve onderscheid tussen I-language, het gedeelte van taal intern in de mens, en E-language, de externe verschijning hiervan. Alleen de eerste is onderwerp van studie in de taalkunde; van de E-language wordt geabstraheerd, net als in de natuurwetenschappen geabstraheerd wordt van empirische gegevens om tot een elegante (wiskundige) theorie te komen.[7]
Chomsky's taalkunde is rationalistisch en cartesiaans, in de zin dat zijn theorieën er van uitgaan dat het taalvermogen grotendeels is aangeboren, niet aangeleerd. Alle mensen delen de zogenaamde universele grammatica, die de overeenkomsten tussen verschillende talen verklaart. Deze zijn veel groter, meent Chomsky, dan men op het eerste gezicht zou zeggen. Over de precieze verklaring voor de verschillen tussen talen is hij in zijn carrière verschillende malen van mening veranderd. Op het punt van taalverwerving is zijn theorie ook het minst onderbouwd en wordt door hedendaagse linguïsten grotendeels verlaten.
[bewerken] Generatieve grammatica
Syntactic Structures (1957)[9] was de eerste wijdverspreide publicatie waarin hij transformationele grammatica's introduceerde. De theorie beschouwt talige uitingen (woorden, frasen, zinnen) als corresponderend met abstracte "oppervlaktestructuren", die op hun beurt afgeleid kunnen worden of corresponderen met dieptestructuren. Een duidelijk formeel onderscheid tussen dieptestructuren en oppervlaktestructuren ontbreekt in huidige versies van de theorie.
Transformatieregels, samen met frase-structuurregels en andere structurele principes, zijn verantwoordelijk voor zowel het voortbrengen als de interpretatie van talige uitdrukkingen. (Volgens een afgeleide theorie die indruist tegen de ideeën van Chomsky zelf, de generatieve semantiek, speelt hierbij niet de syntaxis maar de semantiek een centrale rol.) Met een beperkte verzameling grammaticale regels en een eindige verzameling basisuitdrukkingen is het zo mogelijk om een oneindige hoeveelheid zinnen voort te brengen, waaronder alle mogelijke zinnen die nog nooit door iemand zijn uitgesproken, gedacht of gehoord. Dit is de reden waarom de theorie 'generatief' wordt genoemd: de theorie verklaart het voortbrengen (de generatie) van oneindig veel mogelijke zinnen op grond van een eindige verzameling informatie. Het talige vermogen dat hier beschreven wordt, is volgens Chomsky's theorie aangeboren. Het is genetisch bepaald dat mensen natuurlijke taal kunnen aanleren. Dit vermogen wordt Universele Grammatica (afkorting: UG) genoemd. Grotendeels zijn wij ons niet bewust van deze structurele principes die aan taal ten grondslag liggen, iets wat ook geldt voor de meeste andere biologische en cognitieve processen van de mens.
De recentste theoretische voorstellen van Chomsky, bekend als het minimalistisch programma, stellen onder meer dat de grammaticale principes die ten grondslag liggen aan het taalvermogen volledig vast zouden liggen en aangeboren zijn, en dat de verschillen tussen de diverse talen die op de wereld gesproken worden verklaard zouden kunnen worden aan de hand van parametrische informatie in het brein (eenvoudiger gezegd: het invullen van parameters voor diverse mogelijke kenmerken).
Een van de voorgestelde parameters is die van pro-drop, die aangeeft of een expliciet onderwerp van de zin altijd aanwezig moet zijn (zoals in het Nederlands) of niet (zoals in het Spaans). De instelling van een parameter kan men wel met een schakelaar vergelijken, bijvoorbeeld een draaischakelaar, waarbij men diverse keuzes heeft. De benadering wordt hierom vaak Principes en parameters genoemd. Binnen deze zienswijze hoeft het taallerend kind buiten het vocabulaire van een taal en zaken als morfemen en staande uitdrukkingen, enkel wat parameters in te stellen, wat aan de hand van een paar voorbeelden al gedaan kan worden, en waarmee het leren van de moedertaal dus relatief weinig werk hoeft te vereisen.
Deze benadering was gemotiveerd door de verbluffende snelheid waarmee kinderen talen leren, het feit dat alle kinderen over de hele wereld dit op een soortgelijke wijze doen, en het feit dat kinderen bepaalde kenmerkende fouten maken bij het leren van hun moedertaal, terwijl andere fouten waarvan het voor de hand lijkt te liggen dat deze gemaakt zouden kunnen worden, praktisch niet voorkomen, wat volgens Chomsky wel het geval zou zijn als de leermethode puur algemeen in plaats van taalspecifiek zou zijn.
Chomsky's ideeën hebben een sterke invloed gehad op onderzoekers die werkten op het gebied van de taalontwikkeling van taallerende kinderen. Enkele voorspellingen die volgen uit zijn theorieën zijn echter weersproken door recente empirische gegevens uit deze tak van de wetenschap. Op grond hiervan zijn sommige onderzoekers Chomsky's claims over het aangeboren taalvermogen in twijfel gaan trekken, en hebben onder andere benaderingen voorgesteld binnen een connectivistische theorie, gebaseerd op algemenere informatieverwerkende processen in het menselijk brein.
De Chomskyaanse benadering t.a.v. syntaxis, die vaak transformationeel generatieve grammatica (TGG) wordt genoemd, is een dominante theorie onder taalkundigen maar een veelgehoord punt van kritiek betreft de bijna exclusieve nadruk die bij het onderzoek gelegd wordt op het Engels en enige andere Europese talen.
Chomskyaanse syntactische analyses zijn vaak zeer abstract en gebaseerd op zeer zorgvuldig onderzoek op het grensgebied tussen grammaticale en ongrammaticale uitdrukkingen van een taal. Grammaticaliteit is echter niet altijd een binaire eigenschap. Een zin kan meer of minder grammaticaal zijn dan een andere zin. Het is ook niet de bedoeling van een grammatica om de verzameling grammaticale zinnen te identificeren. Grammaticaliteitsoordelen worden gebruikt om informatie over de kennis van de spreker te krijgen. Het is deze kennis die door de grammatica beschreven wordt.
Het werken met grammaticaliteitsoordelen is het eenvoudigst in de eigen moedertaal. Daarom concentreren taalkundigen in de Chomskyaanse traditie zich vaak op de analyse van hun eigen taal. Dit heeft er toe geleid, dat sommige talen, bijvoorbeeld Engels, Frans, Duits, Italiaans, maar ook Nederlands, veel meer geanalyseerd zijn dan andere. Volgens Chomskyaanse taalkundigen is dit een acceptabele theoretische benadering, omdat het overeenkomt met de principes-en-parameters benadering. Omdat elke taal leerbaar moet zijn op de basis van UG en talige input is het in principe mogelijk hypotheses te formuleren over UG zonder meer dan een taal te bestuderen.
Volgens critici schieten generatieve grammatica's tekort als ze worden toegepast op andere talen dan die waarop ze zijn gebaseerd. Dit is een van de voornaamste beweegredenen voor alternatieven, zoals de functioneel-typologische benadering of taalkundige typologie (oorspronkelijk vooral geassocieerd met Joseph Greenberg), die nadrukkelijk intertalig is, en gebaseerd is op empirisch onderzoek van zoveel mogelijk variatie binnen de diverse talen die op de wereld worden gesproken, waarbij de variaties worden geclassificeerd, op grond waarvan theorieën worden geformuleerd. Daarnaast zijn er in de loop der jaren taalkundigen gekomen met modellen die wel deels op het werk van Chomsky gebaseerd zijn, maar hiervan toch ook op cruciale plaatsen afwijken.
Binnen de fonologie was Chomsky's voornaamste werk The Sound Pattern of English, dat hij in 1968 samen met Morris Halle publiceerde. Sindsdien heeft Chomsky niet meer over fonologie geschreven, naar eigen zeggen omdat hij vanwege zijn aandacht voor politiek niet elke intellectuele belangstelling meer kon volgen.
[bewerken] Chomskyhiërarchie
Chomsky is bekend vanwege zijn onderzoek naar diverse soorten formele talen, en de vraag of deze al dan niet een rol spelen bij de formele representatie van natuurlijke talen. De naar hem genoemde Chomsky-hiërarchie deelt formele talen in in klassen, die telkens een grotere expressieve kracht bezitten, dat wil zeggen, dat verdere klassen telkens een ruimere verzameling van formele talen kunnen voortbrengen. Chomsky beargumenteert, dat constructies in de natuurlijke taal complexere formele grammatica's vereisen, gezien vanuit de Chomsky-hiërarchie, dan andere. Bijvoorbeeld, terwijl een reguliere taal krachtig genoeg is om de morfologie van het Engels te beregelen, is zo'n taal ontoereikend voor de Engelse syntaxis. Behalve in de linguïstiek, is de Chomsky-hiërarchie van belang in de informatica, omdat het raakvlakken en isomorfieën heeft met de automatentheorie.
[bewerken] Politieke opvattingen
Noam Chomsky op het World Social Forum
Chomsky beschrijft zichzelf als iemand die "meelift op de traditie van het anarchisme". Hij meent dat alle autoriteit en hiërachie op rechtmatigheid moet worden onderzocht en zo nodig bestreden. In zijn anarchisme is Chomsky pragmatisch; hij geeft dikwijls de voorkeur aan staatscontrole over economische processen waar deze, in zijn optiek, democratischer is dan volledige vrijheid voor bedrijven.[10] Ook is hij, met enige reserve, voorstander van parlementaire democratie. Wegens zijn radicale opvattingen is Chomsky in de Verenigde Staten een controversieel figuur. Chomsky merkt op dat zijn wetenschappelijke werk en zijn politieke opvattingen op een abstract niveau verwant zijn;[11] beide zijn gekoppeld aan zijn cartesisch-humanistische mensbeeld.[7] De politieke stromingen waar Chomsky zich het meeste bij thuisvoelt zijn het libertarisch socialisme en het anarchosyndicalisme. Hij noemt zich socialist, maar voelt verwantschap met het klassieke liberalisme. Het idee van de homo economicus stuit hem tegen de borst. Dit idee is een vertekening van de ideeën van Adam Smith, die hij als een antiautoritaire voorganger beschouwt. Uit de werken van Smith en Humboldt destilleert hij een fundamentele kritiek op het kapitalisme.[12] Chomsky liet zijn nationaliteit zijn oordeel niet beïnvloeden. Hij beschouwde de Vietnamoorlog en de acties tegen het Sandinistische bewind in Nicaragua als terrorisme. Hij redeneerde dat met de standaarden die de VS hanteren, landen als Nicaragua en Joegoslavië het recht hebben de Verenigde Staten te bombarderen. Na de aanslagen op 11 september 2001 nam de interesse voor Chomsky's werk weer toe. Naar aanleiding van de aanslagen schreef hij 9/11 en later Hegemony or Survival, in het Nederlands vertaald als De Arrogantie van de Macht. In beide boeken spreekt hij zich kritisch uit tegenover de VS. Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2004 steunde Chomsky John Kerry en kreeg hiervoor kritiek uit linkse hoek. Chomsky verklaarde daarop dat het eerder een stem tegen Bush dan voor Kerry was en noemde Kerry een "Bush light".
[bewerken] Ideologie en de rol van intellectuelen
Bij zijn politieke analyses gebruikt Chomsky openbare, officiële bronnen. Vaak zijn dit (uitgelekte) rapporten uit de Amerikaanse politiek en ambtenarij. Hij roemt de Amerikaanse open samenleving die hem deze bronnen beschikbaar stelt, maar maakt zich zorgen over wat hij 'het probleem van Orwell' noemt: hoe komt het dat we zo weinig weten, terwijl er zo veel informatie beschikbaar is? In diverse geschriften analyseert hij de rol van de intelligentsia in westerse maatschappijen, met name de VS, waarbij hij een gebrek aan kritische reflectie ziet. Intellectuelen vormen volgens Chomsky een "seculiere priesterkaste": journalisten, academici, "deskundigen" (so-called "experts") etc. verdedigen de kapitalistische ideologie en vervullen dezelfde rol als priesters in oudere maatschappijen. Chomsky definieert ideologie als de morele rechtvaardiging voor de daden van de heersende klasse.[13] Dit contrasteert met de taak van de intellectueel zoals Chomsky die ziet. Intellectuelen, die vrijgesteld zijn van lichamelijke arbeid en op kosten van de samenleving een opleiding genoten, dienen de samenleving en de politiek kritisch en rationeel te analyseren in plaats van ze te legitimeren.[11] Hierbij is de eigen overheid het eerste mikpunt, omdat men daar directe verantwoordelijkheid voor draagt en de meeste invloed op heeft. Chomsky's politieke geschriften richten zich op intellectuelen en activisten, niet op machthebbers, omdat de laatsten in het machtssysteem opgesloten zitten: ze zijn niet moreel incapabel, maar moreel handelen betekent voor hen een verlies aan invloed. Een kenmerk van de westerse ideologie de ontkenning van de ideologische keuzes. Als voorbeeld geldt het debat over de Vietnamoorlog tussen "haviken" die dachten de oorlog te winnen en "duiven" die hem als bij voorbaat verloren beschouwden. De mening van Chomsky, en van een deel van de vredesbeweging, dat de oorlog moreel niet gerechtvaardigd was, werd door de New York Times nooit gepubliceerd. In samenwerking met de econoom Edward S. Herman bouwde Chomsky zijn ideeën over de werking van media uit tot het propagandamodel, o.a. beschreven in hun boek Manufacturing Consent.
[bewerken] Beschuldigingen van antisemitisme weerlegd
Ondanks het feit dat hij zelf joods is en in zijn jeugd actief was in verscheidene links-zionistische organisaties (die, zoals hij zelf schrijft, tegenwoordig "antizionistisch" genoemd zouden worden[6]), is hij meerdere malen beschuldigd van antisemitisme. In 1979 nam hij het met een aantal andere vooraanstaande intellectuelen op voor Robert Faurisson. Faurisson had een boek geschreven dat de Holocaust ontkende, waarvoor hij veroordeeld werd. Chomsky en de zijnen meenden dat dat een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting was, omdat de rechter zich hier mengde in een wetenschappelijke discussie. Het is de taak van andere wetenschappers en niet van de rechter om "verzinsels en absurditeiten" als die van Faurisson aan gort te schieten, zo stelde Chomksy [14]. Andere beschuldigingen van antisemitisme kunnen in verband worden gebracht met het feit dat Chomsky zeer kritisch staat tegenover de gedragingen van Israël.
Chomsky, Noam (1957): Syntactic structures. 's-Gravenhage: Mouton (Janua Linguarum;Series minor, 4).
Chomsky, Noam (1964): Current Issues in Linguistic Theory, 's-Gravenhage: Mouton.
Chomsky, Noam (1965): Aspects of the theory of syntax. 2. print. Cambridge, Mass. etc.: MIT Press (Special technical report of the Research Laboratory of Electronics of the Massachusetts Institute of Technology / Research Laboratory of Electronics : Special technical report, 11).
Chomsky, Noam (1973): 'Conditions on transformations'. In: Stephen R. Anderson & Paul Kiparsky (red.), A Festschrift for Morris Halle. New York: Holt, Rinehart and Winston.
Chomsky, Noam (1975): Reflections on language. New York: Pantheon Books.
Chomsky, Noam (1981): Lectures on government and binding. The Pisa lectures. Dordrecht: Foris Publ.
Chomsky, Noam (1982): Some concepts and consequences of the theory of government and binding. Cambridge, Mass. etc.: MIT Pr. (Linguistic inquiry monographs, 6).
Chomsky, Noam (1986): Barriers. 2. print. Cambridge, Mass.: MIT Press (Linguistic inquiry monographs / Linguistic inquiry monographs, 13).
Chomsky, Noam (1996): The minimalist program. 2. print. Cambridge, Mass. etc.: MIT Press(Current studies in linguistics series, 28).
Chomsky, Noam (2000), The Architecture of Language (edited by Nirmalangshu Mukherji, Bibudhendra Narayan Patnaik, Rama Kant Agnihotri), Oxford: Oxford University Press.
Chomsky, Noam (2004): The Generative Enterprise Revisited: Discussions with Riny Huybregts, Henk van Riemsdijk, Naoki Fukui, and Mihoko Zushi, with a new foreword by Noam Chomsky, Berlin: Mouton de Gruyter.
Chomsky, Noam (2005): Rules and Representations, New York: Columbia University Press.
Chomsky, Noam (2006): The Chomsky-Foucault Debate: On Human Nature (with Michel Foucault), New York: The New Press, distributed by W.W. Norton.
Noam Chomsky: Intellectuals and the State / De intellectuelen en de staat (Johan Huizinga-lezing 1977) Uitg. Het Wereldvenster, Baarn, 1978, ISBN 90-293-9671-7
Noam Chomksy: De verdorven democratie; Ned. vert. Uitg. EPO, 1992, 2002, ISBN 90-6445-628-3
Noam Chomsky: Macht & Terreur - De wereld na 11 september; Ned. vert. Uitg. Lemniscaat, ISBN 90-5637-548-2
Noam Chomsky: De arrogantie van de macht (oorspronkelijke titel: Hegemony or Survival: America's Quest for Global Dominance) - Hoe het Amerikaanse streven naar hegemonie het voortbestaan van de planeet bedreigt; Ned. vert. Uitg. Lemniscaat, ISBN 90-5637-635-7
Noam Chomsky: Understanding Power - edited by Peter R. Mitchell and John Schoeffel; Vintage, London, 2003, ISBN 978-0-09-946606-2. Alle voetnoten van dit boek zijn door de uitgever op internet gezet [1].
Noam Chomsky & Edward S. Herman: Manufacturing Consent - 1988
Noam Chomsky: Hoop en vooruitzicht; Ned. vert. Uitg. EPO, 2011, ISBN 97-8906-445731-9
Noam Chomsky: Occupy; 2012, een pamflet over en voor de Occupy beweging
- Chomsky en in het bijzonder zijn Hegemony or Survival (De arrogantie van de macht) werden door Hugo Chávez geprezen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.[15] Daags na Chávez' lof stond het boek op nr. 1 in de verkooptop-10 van Amazon.com, waarna de uitgever van de Amerikaanse editie duizenden exemplaren liet bijdrukken. Chávez liet ook weten Chomsky te willen ontmoeten, waarop die bewondering voor Chávez uitsprak.[16][17]
- Een van Chomsky's favoriete aforismen is Gramsci's uitspraak dat men moet uitgaan van "pessimisme van het verstand, maar optimisme van de wil".
Bronnen, noten en/of referenties
Bronnen
Noten
- ↑ The Reality Club: BEYOND BELIEF
- ↑ Tussen 1980 en 1992 was Chomsky de op zeven na meest geciteerde auteur in wetenschappelijke tijdschriften, na Marx, Lenin, Shakespeare, Aristoteles, de bijbel, Plato en Freud. Speech!. The Pennsylvania Gazette, juli/augustus 2001. URL bezocht op 8 november 2006.
- ↑ Steven Pinker (1995). The Language Instinct. HarperPerennial.
- ↑ Stuart Russell en Peter Norvig (2003). Artificial Intelligence: a Modern Approach. Prentice Hall.
- ↑ http://www.chomsky.info/onchomsky/1999----.pdf
- ↑ a b c d e f Robert F. Barsky (1997). Noam Chomsky: A Life of Dissent. MIT Press/CogNet.
- ↑ a b c James McGilvray, red. (2005). The Cambridge Companion to Chomsky. Cambridge University Press.
- ↑ Noam Chomsky (1971). De Aziatische oorlog: interventie in Azië en de crisis in Amerika. Amsterdam: Van Gennep.
- ↑ Noam Chomsky (1966). Syntactic Structures. Zesde druk, Mouten, Den Haag.
- ↑ James Wilson (2005). The individual, the state, and the corporation. In McGilvray 2005:240-259.
- ↑ a b Noam Chomsky (1977). Language and Responsibility. New York: Pantheon.
- ↑ Milan Rai (2005). Market values and libertarian socialist values. In McGilvray 2005:225-239.
- ↑ Jean Bricmont (2005). The responsibility of the intellectual. In McGilvray 2005:280-294.
- ↑ Chomsky.info: The Faurisson Affair
- ↑ Hugo Chavez Speech to The UN. dvmx.com, 29 september 2006. URL bezocht op 22 december 2006.
- ↑ Chávez boosts Chomsky sales. Guardian Unlimited, 25 september 2006. URL bezocht op 22 december 2006.
- ↑ Chavez boosts Chomsky book sales. BBC News, 25 september 2006. URL bezocht op 22 december 2006.
|
|
Meer mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina [/index.php/Commons:Avram_Noam_Chomsky?uselang=nl Avram Noam Chomsky] op Wikimedia Commons. |