Otto Ketting (1935-2012)
Kom, over de zeeën : = (Vem sobre os mares), for orchestra (
1994)
Orchestra:
Koninklijk Concertgebouworkest
Conductor:
Riccardo Chailly
Otto Ketting was a
Dutch composer. He studied the trumpet at the
Royal Conservatory in The Hague and then received lessons in composition from his father, Piet Ketting. In 1954 he became a trumpeter with the
Hague Resedentie-Orkest, but in
1961 he abandoned his post to study composition with Hartmann in
Munich.
Afterwards he devoted himself largely to composing, becoming a lecturer in composition at both the
Rotterdam Conservatory and the
Royal Conservatory. Ketting has also been active as a conductor, chiefly of
20th-century music.
In the early, sober and introverted Due canzoni (
1957) and the exuberant
First Symphony (1957--9), the influences of
Webern and
Berg (both at the time still rarely heard in the
Netherlands) are skillfully moulded to Ketting's own ends. Notable is the tension between horizontal and vertical aspects, between serialism and unambiguous tonal points of emphasis. This co-existence of atonality and tonality has remained a characteristic, particularly in
Time Machine (
1972), the
Symphonie voor saxofoons en orkest (1977--8), which contains references to Time Machine, and the
Third Symphony (
1990).
Ketting's style is a unique blend of Bergian expressiveness and Stravinskian objectivity, which the Symphonie voor saxofoons en orkest, in particular, shows need not be mutually exclusive. Indeed Ketting has in common with both these models a modernist aesthetic, which never allows for a simple tonality or neo-Romanticism. The tightly motoric yet lyrical Symphonie refers to other specific sources -- jazz and minimalism, while the Third Symphony points to
Mahler,
Stravinsky again and
Reich. However these remain at the level of allusions, never quotations, and are firmly embedded in the syntax. The Symphonie voor saxofoons en orckest also shows, like the earlier For moonlight nights for flute and 26 players (
1973), a
19th-century virtuoso concertante style replaced by a considered exploration of the functioning of an individual or small group in relation to a larger body. Aside from this clearly politically inspired background, the result is one both able to surprise and to move. Ketting displays a more subdued, delicate side in the song cycle
The Light of the Sun for soprano and orchestra (1978, rev.
1983) and above all in
Summer Moon for soprano and small orchestra (
1992).
The distinctiveness of Ketting's musical language comes across no less markedly in his many film scores. While reinforcing the screen image, the music possesses such suggestiveness that it can happily stand alone. Conversely the composer's 'abstract' concert music powerfully provokes figurative associations, not least in the four-part work comprising De overtocht ('
The Passage') (1992), Het oponthoud ('
The Delay') (
1993), De aankomst ('
The Arrival') (1993) and Kom, over de zeeën ('
Come, Over the Seas') (1994), the last of which was commissioned by the
Royal Concertgebouw Orchestra. Each piece represents one part of a four-stage journey, full of subtle references to each other within changing contexts. A parallel to such a process may be made with film editing in which a visual vocabulary is developed through shuffling and recombination.
Program note (Dutch): 'Vem sobre os mares' werd geschreven in opdracht van het
Koninklijk Concertgebouworkest, mijn favoriete orkest dat zich sinds 1960 vele keren voor mijn werk heeft ingezet. De titel is een regel uit een gedicht van
Fernando Pessoa (Fragment van een Ode) waarin het verlangen naar de nacht wordt uitgeroepen. Als herinnering dan wel als voorgevoel verschijnen talrijke verwijzingen naar de andere delen van dit vierluik (De overtocht, De aankomst, Het oponthoud), zoals het rusteloze gevoel van steeds weer weg te moeten niet los te denken is van het verlangen naar rust: "Kom, over de zeeën, Over de wijdere zeeën, Over de zeeën zonder zichtbare horizonten, Kom en strijk uw hand over de rug van 't roofdier, En breng het mysterieus tot rust, O hypnotische dompteuse van de dingen vol van rusteloosheid! " (vert.
August Willemsen). Het werk vormt ook een dialoog met talloze herinneringen, niet alleen aan de voorafgaande drie delen, maar ook aan andere reizen in de tijd - het verschijnen van een akkoordformatie uit de liederencyclus The light of the sun, een speeldoosachtige, verre jeugddroom. De textuur slibt dicht, daar waar op 't einde vier muzieken tegelijk klinken
. Een consonerend koperkoraal is nauwelijks hoorbaar verstopt tussen andere dissonante blokken, alsof er een kras door onze mooiste beelden gehaald is. Ten slotte maakt zich uit deze veelheid van 'herinneringen' een groep los als rustbrengende factor, als een suggestie van een open einde. - OTTO KETTING
- published: 02 Feb 2013
- views: 277