Het zou eigenlijk niet zo bijzonder zijn dat een linkse, anti-racistische, feministische partij een vrouw afkomstig uit een vaak gediscrimineerd deel van de bevolking kandidaat stelt. Als die vrouw echter ook een hoofddoekje draagt is dat in Frankrijk aanleiding voor heftige beroering. De vrouw in kwestie is Ilham Moussaid, studente en penningmeester voor de afdeling Vaucluse van de Nouveau Parti Anticapitaliste in zuid Frankrijk.

De verontwaardiging over haar kandidatuur is nogal onwerkelijk als voor mensen die niet gewend zijn aan het Franse systeem van laicite. Dat woord kun je vertalen met secularisme maar gaat eigenlijk nog wat verder. Secularisme betekent niets meer dan een scheiding van kerk en staat, in de Franse traditie betekent laicite ook het weren van godsdienstige uitingen uit het openbare leven. Laicite is een erfenis van de Franse revolutie en militant antiklerikalisme is altijd een kenmerk geweest van Frans links. Dit antiklerikalisme was begrijpelijk in de strijd tegen een status quo welke vergroeid was met de kerk. De Franse koningen regeerden immers  in de naam van God en de kerk was grootgrondbezitter. Ook in de negentiende  eeuw was fundamentalistisch katholicisme een vast bestanddeel van reactionaire bewegingen.
De mensen die dit antiklerikalisme nu weer mobiliseren tegen uitingen van islam vergeten echter de context. Moslims liggen  in heel Europa onder vuur. Tegen migranten gerichte discriminatie en vooroordelen worden vaak verpakt als ‘religiekritiek’ op de islam maar de criteria waaraan moslims geacht worden te voldoen laten zien dat het niet om religie an sich gaat. Ook in Frans links zijn altijd al mensen actief geweest die geïnspireerd werden door christelijke ideeën. En als een politicus als een gepast teken van respect een keppeltje opdoet bij een bezoek aan een joods heiligdom is dit ook geen aanleiding tot paniek. Maar als iemand een symbool van het islamitisch geloof draagt is het land te klein. De positie van de Islam in Europa is heel anders dan die van de katholieke kerk voor 1789 toen deze fungeerde als een steunpilaar van de macht. Het is ook een andere dan het christelijke geloof in zijn algemeenheid dat tot in de jaren zestig een belangrijke rol speelde in de conservatieve ideologie.

Natuurlijk is een hoofddoekje niet zomaar een kledingstuk: het is een symbool van een bepaalde religieuze en culturele identiteit, anders zouden ook veel vrouwen er niet voor kiezen om het te dragen. De reactie’s op Illham’s kandidatuur druipen van de hypocrisie. De Parti de Gauche, een linkse afsplitsing van de Parti Socialiste, heeft gezegd dat Illham’s kandidatuur een vergissing is maar heeft zelf een kandidate met een hoofddoekje op hun lijsten. Leden van de Franse Communistische Partij huilen volop mee met de wolven als het om de islam gaat. Zo was de Franse commissie die een verbod op het dragen van de boerka wil invoeren een initiatief van de PCF en deze partij heeft ook Illham’s kandidatuur bekritiseerd omdat het een inbreuk zou zijn op het heilige principe van de laicite. De PCF heeft echter zelf een gemeenteraadslid met een hooffdoekje…

De NPA word nu aangevallen omdat geen beide partijen concurrentie ziet zitten en een kans ziet een politieke opponent pootje te liggen.
Meer teleurstellend, omdat je er hogere verwachtingen van hebben, is de opstelling van Ni Putes, Ni Soumises, een beweging van vrouwen uit de migrantengemeenschappen uit de banlieus. Deze protesteren ook heftig tegen Ilham’s kandidatuur omdat ze openlijk haar geloof uitdraagt en daarmee de laicite zou beschadigen. Zij zouden dus liever één linkse politica minder hebben dan één dan niet aan hun ideaalbeeld voldoet erbij te hebben.

Vanuit rechtse hoek komt dan weer de beschuldiging dat de NPA een cynische gooi doet naar ‘de moslimstem’. Ilham Moussaid is echter een lid zoals alle andere in de NPA en heeft daarom het recht zich kandidaat te stellen als haar afdeling daarmee instemt. Haar kandidatuur is dus onafhankelijk van de nationale leiding tot stand gekomen en heeft niks te maken een cynisch opzetje. (Reacties van de NPA hier en hier)

De ‘linkse’ critici van haar kandidatuur zeggen impliciet dat de NPA geen vrouwen die ervoor kiezen een hoofddoekje te dragen als leden zou mogen accepteren – of dat deze vrouwen slechts tweederangsleden zouden mogen zijn, zonder het recht kandidaat te staan.  Met emancipatie heeft dit allemaal weinig te maken, met dubbele standaarden als het om de islam gaat en opportunistische partijpolitiek des te meer.

“De traditie van alle dode geslachten drukt als een zware last op de hersenen van de levenden.”
Marx, De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte

Peter Storm heeft op zijn weblog een tweetal artikelen geschreven over zijn afscheid van van ‘het leninisme’ (waarom ik daar aanhalingstekens voor gebruik leg ik later uit). Aangezien ik nu al een paar jaar lid ben van een club uit die voortkomt uit de trotskistische, en daarmee door Lenin geïnspireerde, traditie voelde ik een behoefte om op Peter te reageren. Niet alles wat ik hier zal schrijven is echter een reactie op zijn stukken, het gaat eerder om ideeën die naar aanleiding van Peter’s stukken zijn opgekomen. Het is absoluut niet mijn voornemen om Lenin of Trotsky te verdedigen overigens. Kort en goed; die twee hebben een grote rol gespeeld in het ondermijnen van democratie in de Russische revolutie. Tegelijkertijd was er zonder hun optreden en van de partij die zij naast ander revolutionairen leidden, geen democratie of revolutie geweest om te ondermijnen. En we kunnen we hun handelen niet begrijpen of waarderen als we niet naar hun beweegredenen kijken of nagaan wat hun motivatie was.

Dat lijkt een banaliteit, maar in het geval van de nalatenschap van ‘Oktober’ en ‘Lenin’ lopen zoveel interpretaties, opvattingen en politieke meningsverschillen door elkaar dat dit makkelijker gezegd dan gedaan is. Lenin’s belangrijkste bijdrage was het overhalen van de Bolsjewistische partij tot de Oktober opstand – als Lenin dit niet, na een zwaar gevecht in de eigen partij en tegen de zin in van een aantal van zijn kameraden, had doorgezet, had het hele verloop van de Russische revolutie er anders uitgezien. Hoeveel anders kan natuurlijk niemand zeggen. Lenin hield vol dat als er er niet werd overgegaan tot het onteigenen van de heersende klasse en niet onmiddellijk vrede gesloten zou worden met Duitsland, twee dingen waar de regering Kerensky niet toe bereid was, de tsaristen de revolutie in de kiem zouden smoren. Dit lijkt me een correcte inschatting van de situatie; de tsaristische reactie wachtte niet op Oktober om in het geweer te komen, als de economische basis van de macht van de bourgeoisie niet aangepakt was hadden zij het zeker een stuk makkelijker gehad om het Ancien Regime te herstellen. En als de Russische boeren en arbeiders die aan het front door de gehaktmolen gehaald werden niet de kans hadden gekregen om naar huis te gaan en in de oorlog tegen de Witten niet gemotiveerd waren door concrete doeleinden – land, brood, vrede – dan hadden de revolutionairen de burgeroorlog waarschijnlijk niet kunnen winnen.

Dat is allemaal koffiedik kijken natuurlijk. Maar je kunt deze resultaten van het optreden van de Bolsjewieken niet wegwuiven door bijvoorbeeld te zeggen dat je hier Lenin en de zijnen niet nodig voor gehad; een groot deel van de Sociaal-Revolutionairen wilde bijvoorbeeld wél doorvechten tegen Duitsland. En wat de anarchisten betreft; de meeste van hen zouden ook wel vrede hebben willen sluiten en de bourgeoisie hebben willen onteigenen maar dat betekent niet dat ze het ook hadden kúnnen doen.

En ik schrijf de ‘meeste anarchisten’ omdat iemand als de Russische anarchist Kropotkin samen met andere prominente anarchisten een manifest had ondertekend waarin werd opgeroepen om de oorlog tot het bittere einde vol te houden totdat het Duitse Rijk volledig verslagen zou zijn. Dat manifest werd ook gesteund door andere invloedrijke anarchisten als Jean Grave en James Guillaume. Dit manifest, notabene verschenen toen de slachtpartij al twee jaar aan de gang was, laat in ieder geval zien dat deze anarchisten er compleet naast zaten. En Kropotkin was geen enkeling; de vraag ‘vrede of oorlog’ leidde tot een diepe verdeeldheid in de Russische anarchistische beweging. De Bolsjewieken kwamen in ieder geval uiteindelijk tot de juiste conclusie dat er vrede gesloten moest worden en knoopten daarmee aan bij een massale wens. De revolutionair Victor Serge arriveerde in Rusland als een anarchist maar sloot zich al snel aan bij de Bolsjewieken omdat hij tot de conclusie kwam dat de deze de enige waren die niet alleen een revolutie wilden maar ook konden maken. Gezien de benauwde situatie waarin Lenin en Trotsky in de aanloop naar, en de jaren na ,Oktober kwamen leken deze twee wat betreft de noodzaak van een socialistische, niet slechts burgerlijk democratische, revolutie de juiste inschatting gemaakt te hebben.

In zijn schriften vanaf juli 1917 komt Lenin steeds weer op terug op de noodzaak om snel te handelen, anders zou alles verloren gaan. Politiek kwamen Lenin en Trotsky in de maanden voor Oktober steeds dichterbij elkaar te staan. Lenin nam Trotsky’s idee van een socialistische revolutie – en niet slechts een ‘burgerlijke democratische revolutie geleid door de arbeiders en boeren’ zoals hij eerder voorstelde, over – en Trotsky werd lid van de Bolsjewieken. Die scherpe koerswijziging van Lenin over wat voor soort revolutie nodig was, is opvallend. In discussies over ‘Leninisme’ zouden we eigenlijk moeten beginnen met de vraag; ‘welk Leninisme? Welke Lenin?’ De hele term ‘Leninisme’ werd door Zinovev pas na Lenin’s dood geïntroduceerd (vandaar ook de aanhalingstekens)

Over Lenin persoonlijk; alhoewel zonder twijfel een centrale leider van de Bolsjewieken was zijn machtspositie zeker niet onbetwist. Zinonev en Kamenev waren bijvoorbeeld zo mordicus gekant tegen Lenin’s plan van een opstand in Oktober dat ze in een openbare partij-krant die plannen bekend maakten en hun kritiek uiten (dat was dus in een situatie waar het letterlijk om leven en dood ging. Toch werden de twee niet geroyeerd – in de geschiedenis van de Bolsjewistische partij voor Oktober werd slechts één persoon geroyeerd; Alexander Aleksandrovich Bogdanov. Die werd geroyeerd in 1909 omdat zijn ideeën zich op zo’n manier ontwikkelden dat ze onverenigbaar werden met marxisme (Lenin schreef zijn kritiek op in zijn boek Materialisme en Empirio-criticisme – een boek waar hij zelf in de loop van de revolutie op terug zou komen, nog een reden waarom spreken over Leninisme problematisch kan zijn) Lenin dreigde op een gegeven zelfs de Bolsjewistische partij te verlaten en een andere, meer radicale, partij op te zetten, overtuigd als hij was dat de partij dreigde de kans op de, volgens hem mogelijke en door de meeste arbeiders gewenste, revolutie te missen. En ook na Oktober was Lenin niet de onbetwistbare leider – op het hoogtepunt van de burgeroorlog, toen de bolsjewieken diep in de problemen zaten, overleefde hij ternauwernood een poging om hem af te zetten als partijvoorzitter. Kortom Lenin ≠ Bolsjewistische Partij.

Dit lijkt misschien allemaal geharrewar over historische feiten maar is noodzaak om een afgewogen beeld te krijgen van de rol van Lenin en van de Bolsjewistische partij. Te vaak is er gedaan alsof Lenin op eigen houtje de Oktober revolutie verwerkelijkte en hijzelf alles doorhad. Stalin speelde een belangrijke rol in het creëren van die mythe omdat dit idee het absolute leiderschap van één leider over een zogenaamd onfeilbare partij legitimeerde. Trotsky heeft hier ook geen schone handen in. Peter citeert bijvoorbeeld uit diens Geschiedenis van de Russische Revolutie de zin; “de bewuste en gestaalde arbeiders, die voornamelijk door de partij van Lenin opgevoed waren”. De Bolsjewieken waren dus niet ‘Lenin’s partij’, dit is een overdrijving van Lenin’s rol in die club. Dat Trotsky Lenin’s rol er zo dik oplegde had onder andere een politieke oorzaak; toen hij zijn Geschiedenis schreef was hij in een hevig gevecht met Stalin gewikkeld over de vraag wie nu eigenlijk het meest trouw was aan de nalatenschap van Lenin. Stalin beschuldigde Trotsky er al van Lenin’s aandeel te bagatelliseren, Trotsky wilde hem niet nog meer munitie geven hiervoor. Je ziet hetzelfde in Trotsky’s autobiografie uit 1930 waarin hij zijn politieke meningsverschillen met Lenin van voor Oktober enigszins wegmoffelt. Stalin sloeg hem al om de oren met zijn geschrift Onze politieke taken uit 1904 waarin Trotsky de kritiek uitte dat Lenin’s methoden ertoe leiden dat eerst de partij-organisatie in de plaats komt van de partij zelf, het centraal comité in plaats van de partij en ten slotte een enkele ‘dictator’ in plaats van het centraal comité’. Dit gesjoemel van Trotsky was op de lange duur contraproductief omdat het ook in de trotskistische beweging een weinig kritische kijk op Lenin bevorderde en het het leiderschap van een enkeling een welhaast mythisch aura kon geven.

Zo moet het dus in ieder geval niet

Die mystiek zie je in andere stromingen ook terug. Mario Tronti bijvoorbeeld – een van de grondleggers van het Italiaanse ‘autonoom marxisme’ of operaismo – schreef in 1971 dat ‘Na Lenin de arbeidersklasse het kapitaal vrijwel alles kan opleggen. Op één zeer belangrijke voorwaarde; indien zij van buitenaf bewapend is met tactieken, met het directe leiderschap van de partij, op zichzelf kan de arbeidersklasse dit punt nooit bereiken en de partij bereikt dit punt alleen als als zij een Lenin bevat’. Of dit bizarre citaat nu volgens mij betekent dat de hele autonome traditie overboord moet, op basis van een infectie met een leiderschapsfetisj? Nee, het laat slechts zien hoe bizar het beeld van Lenin ook in ‘ketterse’ stromingen van het marxisme kon worden. En dat het een erg heikele kwestie is om te proberen lessen te trekken uit het verleden. Tronti had niet dergelijke conclusies kunnen trekken over het belang van de partij en ‘een Lenin’ als hij niet met andere marxistische stromingen een bepaalde interpretatie van Leninisme en de Russische revolutie deelde, een interpretatie die we best kunnen missen – zonder dat dit betekend dat we de anarchistische opvattingen over de staat of partijen hoeven te delen. We zitten nu in de situatie dat veel discussies over Leninisme het karakter hebben van een schaduwgevecht waarin iedereen afrekent met een andere Lenin, een ander soort Leninisme. Binnenkort meer.

Howard Zinn 1922-2010

De Amerikaanse historicus Howard Zinn is overleden – gestorven na een leven dat hij ten volle leefde. Hij werd beroemd als schrijver van A people’s history of the United States of America, een bestseller over de geschiedenis van het ‘gewone volk’ en de onderdrukten in Amerika. Geboren in 1922 diende hij tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij ontving hiervoor verschillende onderscheidingen, maar zelf zou hij zich zijn leven lang schuldig voelen voor wat hij de misdadige bombardementen op Duitse steden – toen de oorlog eigenlijk al beslist was – vond.
Zinn was een populist in de zin zoals het woord ingang vond in de Amerikaanse politiek eind negentiende eeuw met de Populist Party; het gewone volk heeft bij hem instinctief een gevoel voor rechtvaardigheid maar wordt keer op keer gedwarsboomd door een hebzuchtige elite. A peoples’ history is dan ook eigenlijk geen bijzonder sterk geschiedenisboek – het ontbreekt Zinn aan een theoretisch kader dat zijn vertoog een richting geeft. Wat hij daarvoor in de plaats bied is een relaas over de constante strijd tussen ‘onder’ en ‘boven’.

Zinn was absoluut geen marxist – van klassenstrijd is bij hem geen sprake, de tegenstelling onder en boven is constant, onveranderlijk, voor marxistische noties van hoe kapitalisme ideologieën voortbrengt die ook ‘de gewone mensen’ aan de status quo binden of hoe klassenstrijd ook kan resulteren in tegenstellingen tussen mensen uit dezelfde klassen is bij hem geen plaats. Dat kwam hem nogal eens op kritiek te staan, zo zou hij het racisme van de blanke arbeidersklasse niet serieus genoeg nemen – of in ieder geval te weinig oog hebben voor hoe racisme niet alleen een instrument voor verdeel-en-heers was maar ook een autonome factor in de Amerikaanse politiek, een ideologie met een werkelijke aanhang onder een deel van de blanke arbeiders.

Zinn neigde politiek naar een mengsel van anarchisme en links-liberalisme, hij was een typisch voorbeeld van wat in de VS een ‘radical’ genoemd wordt. Iemand die de beloftes over democratie en en individuele gelijkheid serieus neemt en zich als gevolg daarvan in tijden van oorlog bijvoorbeeld lijnrecht tegenover de eigen regering ziet staan. Zinn’s anarchisme, een ideologie die de afwijzing van ongelijke machtsverhoudingen als doel heeft en dit doel tot methode maakt, zie je terug in zijn a-historische vertoog over onder versus boven – de strijd is constant, er is geen verschil tussen de ene hiërarchie en de ander. Alsof ‘onder’ en ‘boven’ elkaar niet beïnvloeden en alsof afwijzing van onderdrukking een spontane, menselijke eigenschap is – en niet iets dat mensen leren. De afwijzing van onderdrukking is constant, de onderdrukking niet minder. De voortdurende patstelling tussen onder en boven dreigt soms tot frustratie te leiden; er is geen wezenlijke verandering in Zinn’s people’s history. Zinn’s visie op de Amerikaanse Burgeroorlog is een goed voorbeeld van zijn aanpak; hij zag slechts hoe de machthebbers profiteerden van de oorlog, de gewone mensen opgeroepen werden voor het leger terwijl de rijken hun dienst konden afkopen, kortom hij zag slechts een oorlog om economisch gewin waarin ‘boven’ misbruik maakt van ‘onder’.

Allemaal correcte observaties, maar het zijn fragmenten van een geheel dat ook andere kanten heeft. De Amerikaanse Burgeroorlog was ook de tijd waarin de Amerikaanse zwarten in het zuiden de gelegenheid namen om massaal hun vrijheid te veroveren door weg te lopen van de plantages – een massale algemene staking, zoals de zwarte historicus W.E.B. DuBois het noemde – en waarin zwarten uit noord en zuid afdwongen dat ze wapens mochten dragen om tegen de slavenconfederatie in het strijdperk te treden. De zwarte soldaten bleken onmisbaar, dankzij hen werd de nek van de slavenaristocratie gebroken. De strijd van de zwarte Amerikanen en hun blanke bondgenoten zorgde ervoor dat in de Amerikaanse Burgeroorlog de noodzakelijke basis voor latere emancipatiestrijd zoals in de jaren zestig gelegd werd.

A people’s history is misschien qua theorie geen bijzonder sterk geschiedenisboek – maar het is in ieder geval een geweldige debunking van het standaardvertoog over Grote Namen als George Washington – slaveneigenaar – Benjamin Franklin – fanatiek racist – Theodore Roosevelt – ook racist en bloeddorstig voorstander van veroveringsoorlog – enzovoorts. Het mooiste aan A people’s history is dat Zinn de historische karakters in hun eigen woorden laat spreken – het is een politiek pamflet maar ook een uitgebreide bronnenverzameling. Bovendien is het boek gewoon heel erg goed geschreven. Zinn lezen is kennis maken met de echte helden in de geschiedenis van de VS. Niet de moordende racisten als Theodore Roosevelt of George Armstrong Custer – die toen hij de Indianen zo onderschatte dat hij met open ogen in de val liep het beste besluit van zijn leven nam – maar met de mensen die tegen de stroom inzwommen en de VS zo’n intrigerende samenleving gemaakt hebben.

Mensen als Harriet Tubman (1822 – 1913), een ontsnapte slavin die, revolver op zak, tientallen malen de oversteek zou maken van de zuidelijke slave-states naar het noorden waar slavernij al was afgeschaft om andere slaven naar hun vrijheid te begeleiden. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog zou ze de strijd naar het thuisland van de Zuidelijke slavendrijvers brengen. Eerst kon ze alleen als kok in het Noordelijke leger dienen – later werd ze spion en leidde ze gewapende verkenners die plantages overvielen en de slaven aldaar bevrijdden.

Of iets eerder – vlak voor de burgeroorlog – iemand als John Brown, een blanke christelijke fundamentalist die besefte dat de slavenhouders toegesproken dienden te worden in de enige taal die ze begrepen; geweld. En zo unheimlich consequent was dat hij zelf de daad bij het woord voegde; samen met een klein groepje getrouwen overviel hij slavenhouders in een mislukte poging om een slavenopstand te ontketenen. Vlak voor zijn executie verklaarde hij dat zijn enige fout was dat hij de hoeveelheid bloed die vergoten moest worden om slavernij te beëindigen had onderschat. Hij zou gelijk krijgen.

Hetzelfde tijdvak: Fredrick Douglass, een andere ontsnapte slaaf en een onvermoeibaar strijder voor gelijke rechten en een indrukwekkend redenaar. Zijn toespraak ‘The Meaning of July Fourth for the Negro‘ is klassiek, de ijzige woede spat van de pagina’s. Hij was een bondgenoot van Abraham Lincoln, niet omdat hij vertrouwen had in deze racist – Zinn laat terecht weinig heel van het nobele imago van deze man die blanken verheven vond boven zwarten en slavernij graag had laten voortbestaan, zolang het maar niet de noordelijke economie in de weg zat – maar omdat hij besefte dat de opties nou eenmaal beperkt waren.

Of Eugene V. Debs (1855 –1926) socialist en presidentskandidaat – vanuit zijn cel, opgesloten wegens een vurige anti-oorlogsrede, haalde hij 913.693 stemmen in de verkiezingen van 1920. ‘While there is a lower class I am in it; while there is a criminal element I am of it; while there is a soul in prison, I am not free’ – daar spreekt een heel andere Amerikaanse politicus dan Sarah Palin of Barack Obama.

Of de artiesten van de Black Renaissance, die de basis legden voor een hernieuwd zwart zelfbewustzijn in de jaren zestig. Geïnspireerd door hun Afrikaanse wortels en de geschiedenis van de strijd tegen slavernij en racisme waren deze artiesten ook volledig ‘Amerikaans’; geen terugverlangen naar een geïdealiseerd verleden, maar een omarming van het nieuwe dat de zwarte gemeenschap had voortgebracht als deel van de samenleving in de VS. Claude McKay, de ‘zwarte bolsjewiek’ die in 1922 door de USSR trok en daar onder andere Trotsky ontmoette werd in de jaren twintig in het congres genoemd als voorbeeld voor de ‘gevaarlijke’ stemming onder jonge zwarten. Zinn citeert McKay’s militante gedicht ‘If we must die’ – geschreven na racistische aanvallen van blanken op zwarten;

If we must die, let it not be like hogs
Hunted and penned in an inglorious spot,
While round us bark the mad and hungry dogs,
Making their mock at our accursed lot.
If we must die, O let us nobly die,
So that our precious blood may not be shed
In vain; then even the monsters we defy
Shall be constrained to honor us though dead!
O kinsmen we must meet the common foe!
Though far outnumbered let us show us brave,
And for their thousand blows deal one deathblow!
What though before us lies the open grave?
Like men we’ll face the murderous, cowardly pack,
Pressed to the wall, dying, but fighting back!

En zo zijn er nog veel meer. A people’s history is een krachtig tegengif voor de platte anti-Amerikaanse clichés over domme Amerikanen – clichés die mij voornamelijk te doen lijken te hebben met nationalistische afgunst en denkluiheid. Zinn schreef niet alleen – hij was zijn leven lang een activist. Hij keerde zich al vroeg tegen de Vietnamoorlog – zijn Vietnam: the logic of withdrawal werd klassiek – en stortte zich in de burgerrechtenbeweging. Hij was actief in SNCC, de organisatie die moedige acties van burgerlijke ongehoorzaamheid organiseerde tegen de achterstelling van zwarten. In de loop der jaren groeide hij uit tot een icoon van Amerikaans links. Recent was hij een drijvende kracht achter een theatertour waarin beroemde acteurs en musici toespraken en artikelen van Amerikaanse rebellen voordragen. Enkele filmpjes om kippenvel van te krijgen; Eugene Debs’ toespraak die hem in de gevangenis deed belanden,de anti-slavernij activiste en feministe Soujorner Truth, James Earl Jones leest Frederick Douglass met de kracht van een Noordelijke cavalerie charge, Malcolm X door Mos Def. Zinn’s documentaire The people speak heeft eenzelfde opzet.

Je kunt er een gelijksoortige kritiek op hebben als op zijn boek; een verzameling stemmen, boos, poëtisch, droevig en vastbesloten, verheft zich tegen onrecht. Wat deze stemmen bereikten, veranderden, waar mensen die tegenwoordig hun boodschap weer vorm willen geven bij aan kunnen knopen, dat blijft donker. Zinn was een beetje een moderne tegenhanger van Mark Twain. Net als Twain hanteerde hij een scherpe pen en hij werd gedreven door vergelijkbare sentimenten, trouw aan de idealen van life, liberty and the pursuit of happiness keerde Zinn zich onvermoeibaar tegen (Amerikaanse) oorlogszucht in het buitenland en onderdrukking thuis. Hij was, net zoals Twain, fel gekant tegen nationalisme en net als hem bij uitstek een Amerikaan.

Door met zijn werk zoveel mensen kennis te laten maken met al die andere Amerikaanse voorvechters van vrijheid en gelijkheid heeft Zinn een onschatbare bijdrage geleverd aan de instandhouding van hun, en zijn, dromen.

Een regisseur van kaskrakers maakt een film over meer dan twee meter lange blauwe aliens op een exotische planeet en voor Amerikanen is het aanleiding om opnieuw te discussiëren over racisme. Zoals bijvoorbeeld in deze bespreking: When will white people stop making movies like Avatar? Waarschijnlijk zullen een boel zelfverklaarde ‘nuchtere Nederlanders’ dat ‘typisch Amerikaanse onzin’ vinden. Die reactie zegt meer over blindheid voor racisme dan over de Amerikaanse samenleving – een samenleving waar als één van de erfenissen van de burgerrechtenbeweging wel enig besef van de realiteit van racisme bestaat.

Want voor iedereen die het wil zien is Avatar een parabel over racisme, onderdrukking en verzet. De aliens bijvoorbeeld; een beschaving van jagers met een innig contact met de natuur, geleid door wijze sjamanen en veren dragende opperhoofden. In tijden van oorlog zijn hun krijgers gewapend met pijl en boog en voorzien van oorlogskleuren. De overeenkomsten met (de Hollywood versie van) de inheemse bevolking van Noord-Amerika zijn niet te missen. Dus het is wel terecht dat de film dat de film al is omschreven als ‘Dances with Wolves with aliens’. Dances with wolves was een van de eerste zeer succesvolle films waarin de Indianen eens in een positief daglicht werd geplaatst. Na decennia-lange racistische stereotypen over ‘roodhuiden’ was het daar wel eens tijd voor. Niet dat vanuit dit oogpunt Dances with Wolves nou perfect is. Technisch zijn er wel aanmerkingen te maken – de taal die Kevin Costner spreekt is bijvoorbeeld niet die van de stam die hem opneemt. Meer direct politiek steekt het dat de Indianen niet slechts een blanke man als een van de hunnen op nemen – dat gebeurde wel degelijk – maar dat deze blanke man vervolgens ook nog  opklimt tot leider van het volk. Dat is een nogal paternalistische blik op het vermogen van de Indianen om zichzelf te leiden. Natuurlijk steekt er meer dan dit achter de keus om Kevin Costner’s personage zo’n belangrijke rol in de gemeenschap te laten spelen en niet slechts gewoon een stamlid onder de anderen te laten zijn.

Het verhaal moet wel een beetje spannend blijven en de filmmakers gaan er vanuit dat het publiek zich toch met makkelijkst kan identificeren met een blanke hoofdpersoon. En die aanname zegt natuurlijk wel het een en ander over wat (onbewust?) het doelpubliek was. Dat is maar een kant Dances with Wolves natuurlijk. Ook als je alle kwaliteiten van de film als film weglaat was de sympathieke weergave van de Indiaanse samenleving positief.

Een steeds terugkerend motief als in de Westerse cultuur over andere, zogenaamd ‘primitieve’, samenlevingen wordt gesproken is dat van de ‘nobele wilde’; de mythe van ‘natuurvolkeren’ die als het ware nog in paradijs van voor de zondeval in een staat van overvloed en onschuld leven. Dit was een beeld van de bewoners van Amerika dat tijdens de geboorte van het kapitalisme opkwam. Avatar transporteert deze mythe naar een andere planeet maar gebruikt soortgelijke motieven. Die mythe had een tegenstrijdige karakter.

Enerzijds ontkent de mythe het maar al te menselijke karakter van de ‘edele wilden’ en de complexiteit van hun samenlevingen. De echte mensen in de niet-Europese samenlevingen verdwenen achter een scherm van door Europeanen bedachte clichés. De mythe had ook een andere kant; het was een uitdrukking naar het verlangen naar een samenleving zonder uitbuiting of ongelijkheid, een verlangen dat op verre oorden werd geprojecteerd. En er waren beslist samenlevingen die heel wat meer afweken van dit idyllische beeld dan verschillende van de Amerikaanse Indiaanse culturen. In grote mate leefden de Indianen in wat nu de Verenigde Staten is in samenlevingen die in veel opzichten vrijer en meer egalitair waren dan het Europa van die tijd, je hoeft niet mee te gaan in de romantische mythevorming over deze volkeren om dit beeld te krijgen. Er was minder ongelijkheid, vrouwen hadden er meer aanzien dan in de misogyne cultuur van de vroege Amerikaanse settlers, er was vaak meer vrijheid dan in het Europa van vorstelijke dynastieën.

Het leven van de eerste kolonisten in de VS was zwaar, heel zwaar. Moreel geleid door hun geloof in een zeer strenge oudtestamentische God probeerden de vroege kolonisten uit het niets landbouwgemeenschappen uit de grond te stampen. Honger en vroegtijdig overlijden, verzwakt door het zware werk, kwamen regelmatig voort. De omringende Indianen moeten het met lede ogen hebben aangezien. Hun levensstijl paste beter bij de omgeving. Er doet een verhaal de rondte over de vroege kolonie van Europese landbouwers, Roanoke. Deze zouden goede banden hebben gehad met de Indianen om hen heen. Tijdens een van lange perioden dat de kolonie geïsoleerd was van de buitenwereld verdwenen de bewoners. Op zich geen uniek gebeuren; het gebeurde wel vaker dat koloniën mislukten en iedereen omkwam. In dit geval zouden de bewoners echter een boodschap achtergelaten hebben om te vertellen dat ze naar de Croatan, de Indiaanse stam, waren gegaan. En zo gaat het verhaal verder, inderdaad werden vanaf die tijd Indianen gezien met lichte huid en blauwe ogen. Voor dit specifieke verhaal is geen bewijs – maar dat het zo hardnekkig de rondte heeft gedaan laat zien dat mensen het ook graag wilden geloven, dat je bij de Indianen voegen veel Europese kolonisten helemaal niet zo’n gek idee leek. Onderzoek heeft aangetoond dat opname van Europeanen in Indiaanse samenlevingen voor de Amerikaanse onafhankelijkheid zeker heeft plaatsgevonden. De eerste Thanksgiving kon gevierd worden dankzij de hulp van Indianen aan kolonisten. In plaats van naar de oorspronkelijke bewoners ging de dank van de christelijke fundamentalisten echter uit naar hun God. Zodra de Indianen in de weg zaten leverden verwijzingen naar diezelfde christelijke god de rechtvaardiging voor hun verdrijving en dood.

Dat is een ander opvallend patroon; zolang de ‘wilden’ ver weg zijn, worden ze geïdealiseerd. Komen ze dichtbij, en zitten ze in de weg omdat ze bijvoorbeeld vruchtbare landbouwgrond gebruiken, dan verliest het stereotype van de edele wilde snel aan populariteit en komt dat van de woeste half-mens naar voren. Het is niet voor niets dat in de late jaren negentiende eeuw het beeld in de blanke Amerikaanse samenleving van de oorspronkelijke bewoners weer begon te kantelen. Nu de frontier gesloten was en het verzet van de Indianen definitief gebroken won de mythe van de nobele wilde weer aan populariteit. Typisch voor afbeeldingen van Indianen uit die tijd is bijvoorbeeld een schilderij van een stamhoofd die vanaf een heuveltop naar de bouw van een spoorweg kijkt. De sympathie van de kijker gaat uit naar het nobele opperhoofd wiens volk plaats zal moeten maken voor de ‘vooruitgang’ (de spoorwegen). Een ander voorbeeld zijn de beroemde foto’s van Edward S. Curtis van Noord-Amerikaanse indianen aan het begin van de twintigste eeuw.

Het is de nobele wilde mythe als afbeelding; de Indianen zijn waardig en nobel. Maar ook radicaal vreemd aan de moderne wereld, gedoemd om te verdwijnen als gevolg van de vooruitgang.

Op die manier verdwijnt het bewust kapot maken van de inheemse samenlevingen uit beeld en wordt hun teloorgang geweten aan een ‘onpersoonlijke’, onvermijdelijke vooruitgang. Ook sommige marxisten hebben de fout gemaakt de kapitalistische modernisering gelijk te stellen aan ‘vooruitgang’ (die ook weer als onverdeeld positief gezien werd) Een van de interessante dingen van het werk van Daniel Bensaïd is de manier waarop hij in bijvoorbeeld Marx for our times deze unilineaire opvatting van de geschiedenis bekritiseerde. Daarbij knoopte hij aan bij de Duits-Joodse denker Walter Benjamin maar ook bij Marx zelf. Marx’ brief aan Vera Zasulich, waarin hij de mogelijkheid oppert dat een agrarische samenleving socialistisch kan worden zonder de ellende van het kapitalisme door te gaan, is vrij bekend. In zijn latere jaren deed Marx ook studie naar de inheemse samenlevingen van Noord-Amerika en kwam hij tot de conclusie dat deze een veel groter potentieel hadden dan in de stereotypes over al dan niet edele, gedoemde wilden werd toegegeven.

De tegenstelling harmonie – techniek die in de edele wilde mythe tot uiting komt zie je ook weer in Avatar. Slavoj Zizek schrijft ergens dat in onze cultuur het einde van de wereld makkelijker voor te stellen dan een postkapitalistische wereld. In Avatar is de keuze tussen een nobele jager-verzamelaar samenleving of de techniek die ‘moeder Aarde’ heeft gedood. Net als in de sentimentele weemoed over het verdwijnen van de Amerikaanse Indianen verdwijnen de machtsrelaties die de moderniteit vormgeven uit beeld.

Maar goed, Avatar is een film over meer dan twee meter lange aliens, geregisseerd door een maker van kaskrakers, geen marxistische kritiek op de kapitalistische moderniteit. Daar zou je ook maar moeilijk zo’n leuke film van kunnen maken.

Daniel Bensaïd 1946-2010

Slecht nieuws; de Franse marxistische denker Daniel Bensaïd is overleden. Echt kennen deed ik hem niet, ik heb hem een paar keer horen spreken en een enkel woord met hem gewisseld. Maar hij kwam over op mij als een zeer sympathiek, warm mens, absoluut niet het stereotype van een leraar filosofie aan de universiteit van Parijs of van een levenslange linkse revolutionair. En Bensaïd was beide. Nadat hij in de jaren zestig de Franse communistische partij uit was getrapt voor ‘gauchisme’ – lees: het streven naar revolutie serieus nemen zonder excuses voor stalinisme te willen maken – kwam hij in trotskistisch vaarwater terecht. Hij hielp bij het oprichten van Jeunesse Communiste Révolutionaire, een voorloper van de latere LCR en door hem omschreven als libertair en ‘guevaristisch’. Het was eind jaren zestig en er zat revolutie in de lucht. Hij speelde kort daarna een grote rol in de ‘Beweging van 22 Maart’, een van de gangmakers van Mei ’68 in Parijs.

Daniel Cohn-Bendit, toen anarchist en betrokken bij dezelfde beweging, presenteerde in die tijd een kortademig spontanisme als hét alternatief voor een ‘seniel communisme’ – de sneer naar Lenin’s kritiek op het anarchisme (‘een kinderziekte van het communisme’) was niet te missen. Tegenwoordig zit de voormalige ‘Rode Danny’ namens de Groenen op het pluche, steunt hij het per bommenwerper exporteren van ‘democratie’ en is van mening dat je, net zoals met auto’s, niet ‘teveel’ migranten in je stad moet hebben. Mei ’68, dat was ook de tijd dat maoïsten als Bernard Kouchner opriepen tot gewapende strijd en Bensaïd en zijn kameraden afdeden als pseudo-revolutionairen; ‘links in vorm, rechts in essentie’. Kouchner is nu minister onder een president die het zijn missie heeft gemaakt ‘mei ’68 uit de geschiedenis te schrappen’.
Je kunt een lange, te lange, lijst maken van dit soort types. Maar Daniel Bensaïd zul je er niet in vinden – hij bleef zijn hele leven lang trouw aan de idealen van zijn jeugd. En waarom zou je ook anders doen als je in verzet kwam tegen onderdrukking en uitbuiting en beide nog steeds bestaan?

Op de zomerkampen van de Vierde Internationale waar Bensaïd sprak over bijvoorbeeld socialistische strategie, de rol van partijen in de politiek of de opbouw van de Franse Nouveau Parti Anticapitaliste waren zijn voordrachten erg populair. Bijna elke keer ging hij over zijn tijd heen maar erg was dat niet – de meeste luisteraars wilden graag meer horen had ik de indruk. Hij had een opvallende manier van spreken, zittend op de rugleuning van de stoel, gevaarlijk balancerend grapjes makend. Ik herinner me een keer dat er een technisch probleem was met de vertaling: om de wachttijd te overbruggen stelde Bensaïd voor samen te zingen en zette zelf één van die Franse liedjes over revolutie in.

Voor veel mensen waren de tegenslagen na Mei ’68 reden om op te geven of domweg over te lopen. Voor Bensaïd werd de gebroken loop van de geschiedenis een rode draad in zijn politieke en theoretische werk. Tegen Communisten die beweerden dat de geschiedenis aan hun kant stond en het stalinisme een historische noodzaak wees hij er op dat socialisme iets anders is dan een een dergelijke lineaire, dwangmatige visie op loop van de geschiedenis en dat emancipatie staat of valt met democratie.  Tegen sociaal-democraten die op hun manier ook geloven dat de geschiedenis aan hun kant staat en vooruitgang altijd positief zal uitpakken wees hij er met Walter Benjamin, een van zijn grote inspiratiebronnen, op dat elk monument van beschaving ook een van de uitbuiting en overheersing, van de barbarij is. In zijn recente werk kwam Bensaïd keer op keer terug op de noodzaak van socialisten om zich niet te verlaten op dergelijk geloof in de geschiedenis of op zogenaamd onfeilbare schema’s maar altijd de realiteit te bestuderen en de kansen proberen te grijpen die er zijn. Daarom was hij ook een enthousiaste voorstander van het opgaan van de LCR, waar hij zolang een centrale rol in had gespeeld, in de nieuwe, bredere NPA. ‘Men begint altijd middenin’, een uitspraak van Gilles Deleuze, haalde hij vaak aan. Het citaat paste goed bij hem; het is niet mogelijk om met een schone lei te beginnen, links moet de nederlagen van de twintigste eeuw onder ogen zien en opnieuw aan de slag was zijn stellige overtuiging. Bensaïd streefde ernaar om, zoals hij het verwoordde, de generaties die de Spaanse Burgeroorlog en de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd als referentiekader hadden in contact te brengen met die welke is opgegroeid met de Zapatistas en de andersglobaliseringsbeweging om samen een gemeenschappelijk project uitwerken. Zijn ideeën werkte hij uit in een lange reeks boeken, essays en interviews, zijn werktempo was werkelijk indrukwekkend, alsof hij voor zijn voortijdige dood nog zoveel mogelijk wilde zeggen.

Tijdens een van zijn voordrachten hoorde ik hem Bertolt Brecht aanhalen; ‘er zijn mensen die een dag strijden en zij zijn goed. Er zijn mensen die een jaar strijden en zij zijn beter. Maar mensen die hun leven lang blijven strijden zijn onmisbaar’. Bensaïd was één van die onmisbare mensen.

Een deel van Bensaïd’s werk is hier te lezen (in het Frans en Engels)

14-01-2010: Vandaag gevonden in een tweedehands brochure uit 1968 van interviews met kopstukken van de west-europese studentenbeweging:

Nog even over het optreden van de FNV top in het algemeen en dat van Agnes Jongerius in het bijzonder. Sinds Jongerius’ laatste blunder, dat de FNV niet meer gaat proberen de verhoging van de AOW tegen te houden, is het gedonder in de vakbeweging. Vecht voor je recht, een organisatie van strijdbare vakbondsleden wijst er terecht op dat Jongerius argument van het accepteren van democratische beslissingen onzin is, er is nog niks definitiefs besloten. Het gedraai op de FNV site en in brieven aan de leden waarin eerst bezworen wordt dat de FNV de wet heus wel tegen wil houden waarna vervolgens aanpassing van diezelfde wet als doel wordt gesteld wekt weinig vertrouwen. Op zijn weblog wijst Leo de Kleijn er terecht op dat het recente gepruts niet van gisteren is – sinds het kabinet met deze plannen kwam heeft de FNV top verschillende malen de eigen ruiten in gegooid. Dat is heel duidelijk te zien als je kijkt naar het referendum dat gehouden werd onder de leden over een compromisvoorstel – in de begeleidende brief werden leden vrijwel gechanteerd om met het compromis in te stemmen, een compromis dat later minder waard bleek te zijn dan het papier waarop het geschreven is. Jongerius is keer op keer geschoffeerd in de onderhandelingen door kabinet en werkgevers die steeds meer binnen willen halen. De valse beloften dat het ergste was afgewend om je vervolgens al bij voorbaat gewonnen geven wat betreft de invoering van de wet zelf leiden natuurlijk tot moedeloosheid. Hoe halfslachtiger de actie-oproepen van de FVN top zijn en hoe meer er bij voorbaat al met verslechtering ingestemd wordt, hoe moeilijker het wordt daadwerkelijk mensen op de been brengen – gesomber over lage opkomst bij acties wordt een self-fulfilling prophecy. Het klinkt als wijsheid achteraf maar wat als de FNV top vanaf het begin gezegd had 65 blijft 65 en daarmee uit? Dat is een concrete eis waarin alle delen van de vakbond zich gelijk kunnen vinden – en dus de generaties niet tegen elkaar uitgespeeld worden – en die ook de moeite van het verdedigen voor iedereen waard is. Bovendien is het de wens van een groot deel van de Nederlandse bevolking en het zou dus makkelijker moeten zijn (geweest) om daar mensen voor te mobiliseren en sympathie voor te krijgen. Zoals gezegd is de vakbond niet dit pad opgegaan maar heeft de FNV leiding een nederlagenstrategie gekozen waarin ze zich er al bij voorbaat bij neerleggen dat de bond niet wint – door voortdurend water bij de wijn te doen werd gehoopt wordt dat de andere partij zich zal inhouden. Zo’n aanpak laat blijken dat de FNV top de invoering van de wet al accepteerde. Regering en werkgevers bleken echter niet van plan om zich te laten overreden door zoveel ‘wens tot samenwerking’ en duwen gewoon hun eigen agenda door – zonder water bij de wijn te doen. Dat roept onder andere de vraag op wat de FNV top nu eigenlijk hoopt te bereiken met zo’n aanpak? De vakbond is al eerder dood verklaard maar leefde bijvoorbeeld na het Museumplein weer op. Logisch want door een vuist te maken bewijst de vakbond nog immer relevant te zijn voor het verdedigen van de meerderheid van de Nederlanders – de AOW had daar weer een voorbeeld van kunnen zijn. Door het uitspelen van leeftijdsgroepen niet te accepteren had de vakbond ook kunnen bewijzen niet alleen de belangen van arbeiders van middelbare leeftijd te behartigen. In plaats daarvan heeft de FNV top zichzelf enorm in de voet geschoten; wat heb je nu aan een bond die als het om een kernkwestie als de AOW gaat zich na enkele halfslachtige acties al gewonnen geeft? Waarom zou je als jongere een bond die bereid is je belangen te verkwanselen in een achterkamer een warm hart dragen? In een artikel komt Peter Storm tot de conclusie dat de terugtocht van de FNV top een combinatie van verraad, capitulatie en business as usual is. Dat klopt. Maar waarom wordt er toch steeds voor dergelijke nederlagenstrategien gekozen, wat schiet de FNV top daar nou mee op? Het gaat er bij mij niet in dat hier sprake is van alleen pure incompetentie – alhoewel het geklungel van Jongerius in de pers weinig goeds verteld over haar PR vaardigheden. In linkse kringen hoor je vaker het argument dat dit soort nederlagenstrategien typisch zijn voor bureaucraten. De bestuurders hebben geen belang bij acties en mobilisaties, zo gaat de redenering, omdat dit hun niet alleen meer werk oplevert, actieve, betrokken leden zijn ook een beperking op de handelsvrijheid van de bestuurders. Die hebben er meer belang bij dat leden passief blijven en het besluiten over laten aan de ‘experts’ die vervolgens alle vrijheid hebben om te doen en laten wat ze willen. Hier zit zeker wat in, vergelijkbare processen zie je eigenlijk overal in onze maatschappij; besluitvorming wordt overgelaten aan zogenaamde experts die voor een groot deel hun invloed ontlenen aan het idee dat politiek/actievoeren/een vakbond besturen/wat dan ook zo ongelooflijk moeilijk is dat het niet voor gewone stervelingen weggelegd is maar is alleen voor professionals – die natuurlijk ook goed betaald moeten worden. Door dit passief houden van de achterban zijn er ook steeds minder mensen die ervaring hebben met zelf dingen organiseren en besluiten en zo is het cirkeltje rond. Bovendien zit nu de PvdA in de regering – en dat is de partij met de nauwste banden met veel vakbondsbestuurders die zelf PvdA lid zijn of anders al jarenlang vooral met PvdA’ers overleggen en samenwerken. Dat is natuurlijk ook een rem op de bereidheid van de FNV leiding om actie te ondernemen – alle vrome gepraat over politieke onafhankelijkheid ten spijt. Toch lijkt me dit niet genoeg om het optreden van de FNV top te verklaren. Ten eerste riekt het een beetje naar een samenzweringstheorie waarin de leiding wel door heeft dat ze de bond schade doen maar dit bewust accepteren om hun eigen comfortabele positie veilig te stellen. Dat zal best kloppen voor sommige bureaucraten maar het is weinig overtuigend als het patroon zo langdurig en zo consequent is. Daar is nog iets meer aan de hand. De coöptatie van een aantal vakbondsbestuurders gaat nog een stap verder dan alleen de overeenstemming met regering en werkgevers om voortdurend ‘samen’ compromissen te sluiten in plaats van ronduit partij te kiezen voor de eigen achterban. De conclusie dat het soort bestuurders als Agnes Jongerius een wet als de verhoging van de AOW leeftijd niet tegen wil houden is dringt zich op. Bot gezegd; je komt niet in het geweer tegen een voorstel dat je eigenlijk wel een goed idee vind.

Toegegeven, het is erg een ver-van-mijn-bed show -  en in een land waar de vakbondstop zich bij voorkeur zonder gevecht gewonnen geeft sowieso niet erg direct relevant – maar af en toe is het voor een koppige socialist interessant om eens te kijken naar een land waar termen als revolutie, socialisme en ja, zelfs communisme meer dan herinneringen aan een vervlogen verleden zijn. Het land in kwestie is Nepal – bijna 30 miljoen inwoners, ingeklemd tussen India en China, veel bergen, dat Nepal.  Daar is al jarenlang een proces aan de gang dat opvallend anachronistisch aandoet. Na jarenlange guerrillastrijd is daar door een maoistische (!) partij een vredesakkoord gesloten met de regering en de communisten kwamen na een klinkende verkiezingsoverwinning in de nieuwe regering. De koning, eerst nog de grote baas, kon vertrekken en het land werd officieel een seculiere republiek, niet langer een hindoeïstisch koninkrijk. Goed nieuws voor democratie in het algemeen en voor de positie van de niet-hindoeïstische bevolkingsgroepen in het land in het bijzonder. Die maoisten stapten alweer enige tijd geleden uit de regering omdat de staat niet mee wilde werken aan het implementeren van het vredesakkoord. Een van de voorwaarden van het vredesakkoord was namelijk dat de voormalige maoistische guerrilla’s opgenomen zouden worden in het regeringsleger. De maoisten lijken er op te gokken dat dit hen de kans zou geven invloed te verwerven binnen het leger dat altijd buiten de strijd tegen de opstandelingen was gehouden (dat was altijd een politie-taak gebleven) De legertop lijkt eenzelfde inschatting gemaakt te hebben en weigerde mee te werken. Aanleiding dus voor het opstappen van de maoisten die sinds enkele maanden weer oproepen tot het ten val brengen van de regering en hiertoe steeds meer demonstraties en stakingen organiseren.

De Nepalese oppositie is misschien van de oude school, de Nepalese heersende klasse lijkt ook in een veertig jaar oud tijdperk gevangen te zijn als een carriere-diplomaat typisch is voor het denken in die kringen. Enige dagen geleden schreef de voormalige ambassadeur van Nepal in de VS – tot mei dit jaar – een bizar artikel met enkele overpeinzingen over de politieke instabiliteit in zijn land. Na enige gemijmer over de kracht van de maoisten en het falen van het oude systeem om daarmee om te gaan komt de man tot de conclusie dat wat Nepal nodig heeft een ouderwetse militaire coup is, de vraag is of  “[...] if Nepal has the good fortune of some strongmen rising to the occasion—the likes of Korea’s Park Chung-He, Chile’s Pinochet, Indonesia’s Suharto—to take up the challenge of suppressing dissent and mobilizing the machinery of the State to focus on only one mission: Building a strong and prosperous nation.”

In ieder geval is de schrijver niet bang voor zijn mening uit te komen, zullen we maar zeggen. Dat zo iemand een dictator als Soeharto – volgens voorzichtige schattingen verantwoordelijk voor een half tot een miljoen doden tijdens zijn coup en bewind – als goed voorbeeld naar voren kan schuiven is op een bepaalde manier niet  verbazingwekkend. Indonesie had ooit de grootste communistiche partij buiten de staten waar dergelijke partijen aan de macht waren en Soeharto heeft die partij en al het andere wat naar socialistische opvattingen neigde radicaal de kop ingedrukt – als communistenvreter was hij dus een groot succes. Dat de Nepalese ambassadeur dit soort dingen zo in het openbaar zegt is pas echt verrassend; zou hij dan nooit van PR gehoord hebben? Een coup voorstellen is een ding, maar het daar openlijk over hebben? Normaal hebben heersende elites daar toch een wat maar discrete aanpak in, ”pas devant les enfants”’ zeg maar. Als er nog eens gecoupt wordt, zoals in Honduras, kleed je dat tegenwoordig aan met allemaal halve en hele leugens over de grondwet om het gebeuren wettig te laten lijken. Op die manier kan bijvoorbeeld ook de Amerikaanse regering na enige gesputter instemmen met de nieuwe regering zonder dat Obama teveel schade aan zijn ”good guy’ imago oploopt en kunnen er  ‘democratische’ verkiezingen komen om het hele gebeuren te legitimieren (in een context van moorden op oppositie-activisten om zeker te zijn dat de ‘goede kandidaat’ wint) Na enige vrome beloftes van ‘nationale verzoening’ kan dan weer overgegaan worden tot de orde van de dag – zoals indien nodig nog wat meer van die oppositieleden het zwijgen opleggen.

Saillant detail is dat deze bewonderaar van crisis-management-door-middel-van-doodseskaders ook twee decennia lang voor het Internationaal Monetair Fonds heeft gewerkt. Zou ‘ie daar zijn opvattingen over hoe je het beste met protesten om kunt gaan hebben opgedaan?

Ondertussen heeft iedereen wel al gehoord dat als het aan voorzitter Agnes Jongerius ligt een verhoging tegen van de AOW leeftijd niet op verzet zal stuiten. Het beruchte interview is ondertussen aangekleed met allerlei disclaimers als ‘FNV staakt AOW-verzet NIET’, in hoofdletters dus. Maar dat is de enige conclusie die je kunt trekken uit een uitspraak als “Als een meerderheid van het parlement kiest voor een verhoging van de AOW-leeftijd, heb je je daar bij neer te leggen.” Zolang Jongerius dat niet intrekt betekent dit dat ze vind dat FNV zich niet moet verzetten tegen verhoging als een meerderheid van het parlement voor verhoging kiest, ook al is dergelijk verzet perfect legitiem. En dan de uitsmijter: ‘Een politieke meerderheid is voor het verhogen van de AOW-leeftijd, ook al is de meerderheid van de Nederlandse bevolking en van onze leden tegen. Het is onze taak om hun belangen te verdedigen. De AOW-leeftijd gaat omhoog. We blijven daar tegen, maar wij moeten er nu vooral voor zorgen dat de pijn zo eerlijk mogelijk verdeeld wordt en dat mensen met zware beroepen en de lagere inkomens worden ontzien. Dat kun je niet aan Donner overlaten.’’ Dat kun je niet aan Donner overlaten, nee. Ook niet aan Agnes Jongerius die zich al voorbaat gewonnen geeft. De laffe disclaimer dat de FNV ‘liefst de wet nog helemaal van de tafel krijgt’ (niet een uitspraak van Jongerius zelf die het alleen over het aanpassen van de wet heeft en zoals uit bovenstaand citaat blijkt verhoging al heeft geaccepteerd maar een deel van het intro) verandert daar niks aan.

Naast die introductie is er ook een brief naar de leden gegaan om zoveel mogelijk aan schade-controle te doen. Daar heet het dat ‘we alles op alles zetten om de verhoging van tafel te halen’. Even later is het ‘iets extra’s doen’ om de kabinetsplannen te wijzigen. Blijkbaar blijft er toch van alles op tafel liggen – behalve het tegenhouden van die hele wet dan zoals het in de introductie nog zo stoer heet. Na de toenadering naar de PVV – ook zoiets dat we ‘heus, echt waar’, allemaal gewoon verkeerd hadden opgevat is dit binnen korte tijd nieuw gepruts van de FNV leiding in de media.

Opvallend is de rechtvaardiging die Jongerius geeft voor het gedraai; ‘We leven in een democratie. Als een meerderheid van het parlement kiest voor een verhoging van de AOW-leeftijd, heb je je daar bij neer te leggen.’ Als die definitie van democratie in de toekomst consequent opgevat wordt wil Jongerius blijkbaar alleen dat het FNV nog in verzet komt tegen plannen die geen meerderheid in het parlement hebben…nee, daar maak  je de vakbond relevant mee. Vooral voor alle jongeren die op zullen moeten draaien voor een verhoging van de FNV leeftijd. Jongerius’ opvatting van democratie is ongelooflijk arm; het enige wat telt is het parlement, wat zich daarbuiten afspeelt en wat voor invloed bewegingen daar kunnen hebben op het vormen van meerderheid en meningen – ook in het parlement – verklaart ze voor irrelevant. Jongerius’ democratie geld sowieso niet voor iedereen in dezelfde mate. De bondsraden van FNV Bondgenoten en Abvakabo FNV – het hoogste orgaan van de vakbonden – hebben het bestuur opgeroepen acties te organiseren. Die oproep wil Jongerius dus gewoon naast zich neer leggen. Democratische procedures zijn allemaal goed en wel maar uiteindelijk besluiten de baasjes wat er wel en niet gebeurt blijkbaar. Nou ja, veel anders kun je ook niet verwachten van iemand die er geen tegenstrijdigheid in ziet om het welbekende feit dat de meerderheid van de bevolking tegen de verhoging is te herhalen en tegelijkertijd de invoering van een dergelijke verhoging als ‘democratie’ te accepteren. Wat betekent democratie dan nog?

Zelfs rechtse liberalen verklaren een ‘maatschappelijk middenveld’ dat zich uitspreekt tegen voornemens van de regering en daar via wettelijke kanalen tegen protesteert als een voorwaarde voor een levende democratie. Dat soort liberalen erkennen op papier nog wel het recht van arbeiders om hun economische positie te gebruiken en om te staken, net zoals bijvoorbeeld een fabriekseigenaar zijn economische positie – en geld dus – mag gebruiken om zijn mening kracht bij te zetten en zijn belangen te verdedigen. Jongerius staat nog rechts van dit soort liberalen en ziet liever een eenzijdig gevecht. Het is absurd om democratie terug te brengen tot een eens in de zoveel tijd stemmen en vervolgens je bek houden – ook als dit vaak de praktijk natuurlijk.

Het is bizar dat een elementair democratisch recht als staken door zelfs de voorzitter van een vakbond gezien wordt als onkies. Als ze nou eens echt consequent was zou ze ontslag nemen als voorzitter van een volgens haar overbodige club als een vakbond, maar dat is waarschijnlijk teveel gevraagd.

Er heeft al zolang niks nieuws gestaan hier dat het wel weer kan iets te schrijven naar aanleiding van een week oud krantenbericht. Op de voorpagina van de Volkskrant van 1 december staat onder de onheilspellende kop ‘Jongeren vormen een sociale tijdbom’ een bericht over een rapport van onderzoekers van Motivaction. Die zijn tot de conclusie gekomen dat jongeren geboren na 1986 buitengewoon egoistisch en oppervlakkig zijn; het ontbreekt ze aan collectieve waarden en ze hechten teveel waarde aan zaken als ‘uiterlijk, internetten en geld uitgeven’. Volgens de onderzoekers is hier meer aan de gang dan een normale generatiekloof, verschil is dit keer veel groter.

Hoe te reageren op zo’n bericht als linkse libertair? Mijn eerste reactie was om het hele rapport juist wel als voorbeeld van een generatiekloof af te schrijven. Natuurlijk is er volgens de onderzoekers meer dan slechts zo’n kloof aan de hand en daarom gebruiken ze overtrokken beeldtaal als een ‘een tikkende tijdbom’. Maar is de kern van elke generatiekloof niet juist de overtuiging van een oudere generatie dat het nu écht mis aan het gaan is met jeugd van tegenwoordig?

Kun je al voorstellen dat iemand zo’n rapport schrijft om dan relativerend te eindigen met een mededeling als ‘Sinds aan het begin van de vorige eeuw ideeën als een jongeren-identiteit en jongerenculturen opkwamen waren er elke generatie mensen die het helemaal verkeerd zagen gaan met hun nakomelingen en misschien is deze keer ook wel weer gewoon sprake van een communicatie-kloof, een generatiekloof dus.’? Om het voorbeeld van ‘uiterlijk, internetten en geld uitgeven’ aan te halen; volgens mij is het verwijt dat jongeren te geobsedeerd zijn door hun uiterlijk net zo oud als het schoonheidsideaal van jeugdigheid en de frustratie dit dit bij een aantal ouderen losmaakt. ‘Internetten’ is niks anders dan contact hebben met bekenden en rondsurfen naar – vaak onbenullige maar toch – informatie, lijkt me niks mee. En geld uitgeven? Ik dacht juist dat geld uitgeven in tijden van crisis zo’n beetje onze patriottische plicht is om de economie draaiende te houden. En alles we willen doen kost zo’n beetje geld. Zo gek zijn die prioriteiten dan toch niet?

Maar goed, zo’n reactie is wel erg makkelijk, misschien is er wel meer aan de hand. Dat 37 procent van na 1986 geboren mensen in dit rapport bijvoorbeeld de stelling onderschrijft dat vrouwen de rol moeten hebben van goede moeder en echtgenote – 5 procent meer dan de voor 1970 geboren generatie – stemt somber. Hetzelfde geld voor de afnemende politieke betrokkenheid. Juist in tijden waarin besluiten genomen worden over de crisis waar deze generatie volledig voor gaat opdraaien is dat slecht nieuws.

Voor een verklaring zouden we bij dit soort uitkomsten toch wat meer naar de context en de oudere generatie moeten kijken. Dat doen de onderzoekers ze nu ook wel maar louter in individuele en culturele zin; het ‘ontbreekt jongeren aan rolmodellen, het is een kwestie van opvoeding’ opperen ze. Dat is toch ook weer wat te makkelijk. Mensen groeien niet alleen in hun gezin op maar ook op school, samen met vrienden, in contact met ouderen, kortom de hele maatschappij. En de cultuur die ze binnen het gezin meekrijgen is geen bubbel, geisoleerd van de rest van de samenleving.

Als je de resultaten van het Motivaction rapport in historische context bekijkt komen er mogelijke andere verklaringen bij me op dan falende opvoeding. Zo’n uitspraak over de rol van vrouwen getuigt in de eerste plaats van de erosie van de invloed van feminisme. En dat heeft toch alles met politiek te maken. CDA en ChristenUnie zijn opdezelfde conservatieve golf die dit soort seksistische denkbeelden propageert de regering binnengesurfd, er is hier toch echt meer aan de hand dan falende opvoeding.  Een van de onderzoekers in het artikel zegt nog dat je dit probleem ‘met nog geen 10 Rouvoeten oplost’  of dat Balkenende roept dat ‘de jeugd misschien op drift is maar wij een anker kunnen uitgooien’ (die beeldspraak klopt trouwens voor geen meter, Balkenende behoort zelf niet tot die op drift geraakte jeugd dus als hij voor anker gaat hebben ze daar niks aan. Waarschijnlijk wilde hij zeggen dat ‘ie de in nood verkerende jongens en meisjes een reddingsboei toe gaat werpen – dat hoop ik toch want als je een anker naar een drenkeling gooit maak je het probleem alleen maar groter).

En daar zit het probleem; de Rouvoeten en Balkendes zijn zelf deel van het probleem. Misschien vinden ze vervelend dat 24 procent het ok dat mensen af en toe geweld gebruiken maar het is natuurlijk je reinste hypocrisie dat voorstanders van oorlog en bezetting dergelijke opvattingen afkeuren; ‘met een straaljager fragmentatiebommen gooien is verstandig beleid maar een tik uitdelen is vre-se-lijk’? Goed voorbeeld doet goed volgen. Hetzelfde geld voor de afnemende belangstelling voor politiek. Dat lijkt me een begrijpelijke reactie op een politiek bestel dat de pensioensleeftijd op wil schroeven en jongeren daar het voornaamste slachtoffer van wil maken. Het rapport gaat over mensen die opgegroeid zijn in het tijdperk dat de PvdA zijn ideologische veren (lees: het idee dat solidariteit verdedigd moet worden) heeft afgeschud en samen met het CDA in de Paarse kabinetten deed alsof politiek een kwestie van boekhouden is; BV Nederland. Dat is nu ook eenmaal weinig inspirerend.

In het jaar nadat deze generatie geboren werd – 1987 – verklaarde Margaret Thatcher ‘there’s no such thing as society’ en daarmee somde ze ieder-voor-zich mentaliteit van de neoliberale ideologie, die ook in Nederland sinds de jaren negentig onafgebroken aan de macht is gbleven, mooi op. Als deze jongeren egoistisch zijn is dat toch niks anders dan volgen van het voorbeeld dat hun gegeven is?

Het zal best zo zijn dat dit soort overwegingen bij de meeste mensen niet bewust een rol spelen als ze antwoord geven op de vragen van een organisatie als Motivaction. Maar het is voor iedereen duidelijk wie in onze maatschappij de rolmodellen zijn; de snelle jongens, de grootverdieners, de mensen die fortuinen maakten met bubbels als de ‘new economy’ of financiele speculaties en die de rest van de maatschappij achterlaten om hun brokken op te ruimen. Zo’n besluit als het kraakverbod, dat is toch niks anders dan het in de wet vastleggen van het principe ‘ikke, ikke en de rest kan stikken’ (of toch minsten in de kou buiten staan)? En de mensen die een dergelijk maatschappijbeeld hebben zouden dan de oplossing moeten zijn als dit egoisme niet langer schuilgaat achter gepraat over eigendomsrecht en law-and-order?

Voor neoliberalen is egoisme geen karakterfout of iets dat zoveel mogelijk in bedwang moet worden gehouden maar juist iets dat zoveel mogelijk gemobiliseerd moet worden; competitie en winsstreven zijn dertig jaar op religieuze als oplossing voor alles aangedragen. Nogal logisch dat jongeren die in zo’n wereld opgroeien daar een tik van meekrijgen.

Is er gefraudeerd met de verkiezingsuitslag in Iran of niet? De officiële bekendmaking dat Ahmahdinejad gewonnen zou hebben kwam voor veel mensen als een verrassing – maar dat hoefde nog niet zoveel te zeggen. Ahmahdinejad’s verkiezingsoverwinning vier jaar geleden kwam immers ook als een verrassing. De uitzonderlijk hoge opkomst bij de verkiezingen hoefde ook niet per se in het voordeel van Moussavi te werken. Ahmahdinejad heeft zijn aanhang niet alleen te danken aan zijn nationalistische retoriek maar ook aan de subsidies van zijn regering op levensmiddelen voor de armen. Dat een aanzienlijk deel van deze mensen Ahmahdinejad steunt komt dus in ieder geval gedeeltelijk voort uit heel logische overwegingen. De oppositie noemde het ‘stemmen kopen’. Ahmahdinejad’s populisme weerhield hem er overigens niet van door te gaan met het liberaliseren van de Iraanse economie, in ruil kregen Iraniërs retoriek en liefdadigheid. En repressie natuurlijk als ze zo moedig waren hun onvrede te uiten.

Het doet er eigenlijk niet zoveel toe of de verkiezingsuitslag vervalst is; Iraniërs hebben meer dan genoeg goede redenen om tegen hun regering te demonstreren. De dood van verschillende demonstranten heeft dat opnieuw bewezen. Het is op het moment niet goed in te schatten wat het karakter van de massale protestbeweging is – maar mensen gaan de straat op en trotseren de politie van een bloedig, autoritair regime. Dat alleen al is een positieve ontwikkeling, een stap naar democratie.

Uit de belangrijke rol die netwerksites als Facebook en Twitter spelen voor de oppositiebeweging kun je conclusie trekken dat het hier om de meer welvarende delen van de Iraanse samenleving gaat: vooral op het platteland of onder de armen is toegang tot internet of kennis van Engels niet echt normaal. Maar als in stad als Teheran, met een inwonertal van 12 miljoen – demonstraties van honderduizenden, misschien wel een miljoen mensen, plaatsvinden, is er iets groters aan de hand dan een beweging van een verwesterde studenten. Trouwens, ook verwesterde studenten hebben goede redenen om in opstand te komen tegen een reactionair, theocratisch bewind zoals dat van Iran.

Het is tragisch dat juist iemand als Moussavi uitgroeit tot voorman van zo’n heroïsche protestbeweging. Moussavi is bepaald geen Iraanse Nelson Mandela; in de jaren tachtig, toen het Iraanse regime nog veel erger was dan nu, was hij al een leidend politicus. En de hervormingen die hij beloofd zijn erg beperkt. Niet voor niets roept de man op tot een terugkeer naar, en niet een afwijzing van, de ideeën van Khomeini.

Iran

Leden van de veiligheidsdienst slaan in op een demonstrant - andere demonstranten snellen toe om hem te helpen

Maar je kunt een massabeweging niet beoordelen op misschien tijdelijke kopstukken of de meest gehoorde leuzen. Die zijn aan verandering onderhevig. Hoe belangrijk de eis om een hertelling ook is, deze beweging gaat om meer dan alleen fraude. Het betekent een massale afwijzing van het rechtse, conservatieve bewind van Ahmahdinejad. Wat voor alternatieven de beweging op den duur zelf naar voren schuiven zal schuiven is onduidelijk. Wat wel duidelijk is dat de protesten sympathie verdienen. Het gebeuren van de afgelopen dagen laat trouwens ook zien hoe idioot het idee is dat ‘de islamitische wereld’ westerse oorlogen nodig heeft om te democratiseren. In 1979 joegen de Iraniërs al eens een dictator weg, misschien lukt het ze weer

Volgende pagina »